27 157
Vuurwerkramp Enschede

27 575
Café-brand in Volendam

nr. 57
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 september 2003

Hierbij bied ik u het antwoord aan op een vraag die is gesteld tijdens het Algemeen Overleg van de vaste commissie voor BZK met de minister van BZK op 26 juni jl. over de voortgang Vuurwerkramp Enschede en Café-brand Volendam. Deze vraag is destijds gesteld door het lid Van Heteren (PvdA) over de circulaire vervoer gevaarlijke stoffen. Deze vraag is opgenomen in het verslag van het Algemeen Overleg dat is vastgesteld op 22 juli 2003 (TK 2002–2003, 27 157 en 27 575, nr. 56).

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

BIJLAGE

Vraag en antwoord op Kamervraag van het lid van Heteren (PvdA) over de circulaire vervoer van gevaarlijke stoffen gesteld tijdens het AO van 26 juni 2003 (TK 2002–2003, 27 157 en 27 575, nr. 56).

Vraag:

Wat is de stand van zaken van de door BZK samen met V&W en VROM voor te bereiden circulaire vervoer van gevaarlijke stoffen en wat is de rol van de minister van BZK hierin?

Antwoord:

In de recent aan uw Kamer aangeboden derde voortgangsrapportage Externe Veiligheid van de minister van VROM wordt onder meer ingegaan op de huidige stand van zaken rond de in voorbereiding zijnde circulaire risicobenadering vervoer gevaarlijke stoffen. Het ministerie van BZK is nauw betrokken bij de totstandkoming van deze circulaire, onder meer vanwege het voornemen om in de toekomst ook aspecten als de zelfredzaamheid van burgers en de mogelijkheden voor de hulpverlening om op te treden onderdeel te laten zijn van de afwegingen die gemaakt worden rond het vervoer van gevaarlijke stoffen. Dit voornemen is in meer algemene zin reeds in het NMP 4 verwoord.

Naar boven