27 157
Vuurwerkramp Enschede

nr. 17
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 januari 2001

In vervolg op mijn eerdere brieven (kamerstukken II 1999/2000, 27 157, nrs. 1 tot en met 3, 5 en 8 en 9 en 2000/2001, 27 157 nrs. 10 en 13 en de brief van 14 juli 2000) doe ik u hierbij als coördinerend minister een voortgangsbericht toekomen over de afwikkeling van de vuurwerkramp te Enschede. In de navolgende paragrafen wordt de stand van zaken weergegeven van de volgende onderwerpen:

1. Nazorg

1.1 Informatie- en Adviescentrum

1.2 Gezondheidsmonitoring

1.3 Integrale psychosociale zorg

1.4 Kenniscentra

2. Financiën

3. Wederopbouw

4. Onderzoek

4.1 Inspectie-onderzoeken

4.2 Inspectierapportage inzake vervolg Culemborg incident

4.3 Commissie Onderzoek Vuurwerkramp

4.4 Classificatie-onderzoek

4.5 Onderzoek naar munitie-opslag

4.6 Strafrechtelijk onderzoek

5. Evaluatie staand beleid

5.1 Onderzoeken Bureau Adviseur Milieuvergunningen

5.2 Vuurwerkregelgeving

6. Juridische zaken

1. Nazorg

1.1 Informatie- en Adviescentrum

In het nieuwe jaar gaan de bewoners-nieuwsbrieven eens per veertien dagen verschijnen. Belangrijke onderdelen uit de brief blijven in het Turks en Arabisch weergegeven.

Een onderzoek heeft aangetoond dat er in Enschede 105 vrijwilligersorganisaties aan de getroffenen van de vuurwerkramp aandacht geven. Het IAC biedt, desgewenst, deze instanties een uniform informatiepakket aan.Tevens beraadt het IAC zich over de wijze waarop overige ondersteuning aan deze organisaties vorm moet krijgen en de afstemming met de inzet van professionele hulpverlenende instanties moet worden gerealiseerd. Het Crisis Onderzoeksteam, dat de gemeente Enschede vanaf kort na de ramp ondersteunt, zal zich de komende maanden meer gaan inzetten ten behoeve van het IAC.

1.2 Gezondheidsmonitoring

De deelnemers aan het gezondheidsonderzoek hebben vóór de feestdagen van de minister van VWS een brief ontvangen inzake de voortgang van dit onderzoek. Deze brief, in het Nederlands, Turks, Arabisch, Engels en Duits uitgebracht, is, in de Nederlandse, Turkse en Arabische versie, ook opgenomen in de Nieuwsbrief van het IAC en in het huis-aan-huis-blad.

Nauw met de gezondheidsmonitoring samenhangend, is de publicatie van het onderzoek dat onder auspiciën van de Nederlandse Vereniging van Traumatologie is uitgevoerd onder de getroffenen die voor behandeling in het Medisch Spectrum Twente en andere ziekenhuizen in de omgeving van Enschede na de vuurwerkramp zijn aangeboden. De rapportage «De gevolgen van de vuurwerkramp, bijdrage vanuit het Medisch Spectrum Twente met bijdrages van andere ziekenhuizen en overige hulpverleners» vormt de basis van een nadere studie naar de logistiek en in gang te zetten beleid, als ziekenhuizen met een groot aanbod van slachtoffers worden geconfronteerd, alsmede naar de gevolgen van drukgolven op de slachtoffers. Het onderzoek zal tevens model staan voor een vergelijkbaar onderzoek dat onder auspiciën van het Traumacentrum Amsterdam zal worden uitgevoerd ten aanzien van de gehospitaliseerde getroffenen van de brand in Volendam.

Net vóór de jaarwisseling is door de werkgroep Gezondheidsmonitoring Enschede het Raamwerk Gezondheidsmonitoring Getroffenen Vuurwerkramp Enschede geaccordeerd. Na instemming van de Minister van VWS zal de GGD Twente de uitvoering ter hand nemen. De voorbereidingen daarvoor zijn reeds in gang zijn gezet.

De «niet bereikte getroffenen» die alsnog te kennen geven in de voortgang van het gezondheidsonderzoek betrokken te willen worden, worden hierover binnenkort door middel van een algemene oproep nader geïnformeerd. Zij kunnen alleen nog aan het psychosociale deel deelnemen.

1.3 Integrale psychosociale nazorg

Op 11 december is in een bijeenkomst van het Cluster Zorg, de gemeente, de Ziektekostenverzekeraars en VWS overeenstemming bereikt over de wijze waarop de bestuurlijke structuur gestalte gaat krijgen. In grote lijnen is geschetst op welke wijze deze structuur daadwerkelijk vorm gaat geven aan een integrale benadering van de problematiek. Bij- en nascholing en ook de onderlinge afstemming tussen de diverse hulpverleners maken daar deel van uit. Eind januari zal door middel van een tweemaandelijkse consultatieronde langs participerende instellingen de stand van zaken van de behandeling worden opgenomen. Zonodig zal op basis daarvan een advies over behandelbeleid en bij- en nascholing worden gegeven.

Het Cluster Zorg ontwikkelt in nauwe samenwerking met het IAC een beleid ten aanzien van specifiek kwetsbare groepen zoals kinderen van 0–4 jaar, ouderen en allochtonen. In het periodieke overleg van het IAC en de Bewonersbelangen-vereniging, krijgen deze groepen ook extra aandacht. Ten aanzien van de allochtonen geldt dat het cluster extra aandacht schenkt aan de consulentfunctie van de kerkelijke leiders.

De Regionale Huisartsenvereniging Enschede heeft de werkdruk en ondersteuningsbehoefte van de huisartsen zoals die zich na de vuurwerkramp openbaart, in kaart gebracht en hierover eind november gerapporteerd. Op grond van de conclusies en aanbevelingen uit de rapportage heeft men inmiddels voorstellen gedaan die, dankzij de financiële bijdrage uit de fondsen van het Cluster Zorg, de huisartsen in staat stellen de getroffenen die dat nodig hebben voldoende aandacht te geven. De mogelijkheid tot inzet van net afgestudeerde artsen, zoals op 12 december jl. besproken in het Algemeen Overleg met de vaste commissie van BZK, wordt op dit moment nog bezien. De huisartsen hebben in eerste instantie niet voor deze oplossing geopteerd, maar zoeken het veeleer in een betere ondersteuning van het primaire proces door inzet van een extra huisarts en het overdragen van administratie en specifieke taken aan andere disciplines. Over de uitkomsten van dit overleg wordt u nader geïnformeerd.

1.4 Kenniscentra

De kennis die in Enschede na de ramp is opgebouwd, wordt ten dienste gesteld aan het Advies- en Informatie Centrum te Volendam. Dit gebeurt enerzijds door persoonlijke overdracht en anderzijds door het overdragen van informatiemateriaal.

Op 25 januari zal de officiële installatie plaats vinden van de Landelijke Commissie Psychosociale Nazorg bij Rampen. De Commissie zal onder voorzitterschap van mevrouw J. Lanphen, huisarts, binnen enkele maanden rapporteren over de structuur en taken van een kenniscentrum ten behoeve van de psychosociale nazorg bij rampen, voorzien van aanbevelingen voor een doelmatige en efficiënte effectuering. Ook zal de commissie, na het uitbrengen van haar rapportage, de eerste fase van de implementatie begeleiden.

2. Financiën

De Commissie Financiële Afwikkeling vuurwerkramp (CFA), ingesteld op 26 juni 2000, heeft haar werkzaamheden afgerond. De heer J. Van Lidth de Jeude, onder wiens voorzitterschap de commissie heeft gefunctioneerd, bood op 20 december 2000 het eindrapport («Nederland steunt Enschede, zoeken naar balans») aan zijn opdrachtgever, het college van burgemeester en wethouders van Enschede, aan. Op basis van de adviezen van de commissie zijn de navolgende regelingen voor particuliere gedupeerden tot stand gekomen. Het betreft tegemoetkomingen in onverzekerde en onderverzekerde schades.

– Auto en motoren cascoschaderegeling. Deze regeling geldt voor iedereen die schade heeft geleden aan een auto of motor ten gevolge van de vuurwerkramp. De uitvoering van deze regeling is gestart op 26 september 2000. Voor deze regeling is f 2,0 miljoen uitgetrokken. Er zijn 583 aanvragen ingediend. Er is inmiddels op 368 aanvragen ruim f 887 000,= uitgekeerd.

– Daarnaast is er een regeling voor schade aan kampeerwagens, aanhangwagens en pleziervaartuigen overeenkomstig de auto- en motorencascoschaderegeling. Er is voor deze regeling f 0,5 mln beschikbaar.

– Onkosten buitengewone omstandigheden (OBO). Deze regeling geldt voor hen van wie als direct en onmiddellijk gevolg van de vuurwerkramp de woning volledig is verwoest of blijvend onbewoonbaar is verklaard of die gedurende tenminste 6 weken geen gebruik hebben kunnen maken van de door hun bewoonde woning. Onder onkosten buitengewone omstandigheden worden verstaan alle kosten die samenhangen met het specifieke karakter van de vuurwerkramp zoals onkosten in verband met meerdere verhuizingen, meerdere malen aan te schaffen (onderdelen van de) inboedel en schade in verband met verloren gegane persoonlijke onvervangbare bezittingen. Voor deze regeling is f 20,5 mln. beschikbaar. De OBO-regeling is ontworpen om in de plaats te treden van de zogeheten Regelingen I en II van de gemeente Enschede. De gemeente heeft op grond van deze regelingen f 18,7 mln. respectievelijk f 1,2 mln. uitbetaald. Voorts zijn op basis van de OBO-regeling 534 aanvragen ingediend. Op 257 aanvragen is inmiddels een bevoorschotting van 50% uitgekeerd tot een totaalbedrag van bijna f 2,4 mln.

– Voor de bewoners van het rampgebied die niet in aanmerking komen voor de OBO-regeling zijn de Regelingen III en IV getroffen. Deze voorzien in een tegemoetkoming in de kosten, die gemaakt moesten worden omdat men minimaal één nacht en maximaal zes weken niet in de woning kon verblijven. Dit zijn bijvoorbeeld reis- en verblijfskosten en kosten van kleding. Voor deze regelingen is f 4,5 mln. respectievelijk f 3,5 mln. beschikbaar. De uitvoering van Regeling III werd verricht door de gemeente Enschede en is inmiddels afgerond. De start van de eveneens door Enschede uitgevoerde Regeling IV is voorzien in week 4.

– Opruimingskosten inboedels. Deze regeling voorziet in een tegemoetkoming in de kosten die in rekening worden gebracht door een opruimingsbedrijf wegens het treffen van maatregelen ter voorkoming of beperking van schade, het verwijderen van restantinboedels uit beschadigde woningen in het rampgebied en de vernietiging van die restantinboedels. Voor deze regeling is f 0,5 mln. beschikbaar. De formulieren voor een aanvraag tegemoetkoming in de kosten zijn verzonden.

– Tot slot is er voor particulieren een regeling inboedelschade. Deze regeling geldt voor iedereen die ten tijde van de ramp bewoner was van een woning in Enschede en als onmiddellijk gevolg van de ramp schade heeft geleden aan zijn inboedel. Er is voor deze regeling f 5,0 mln. beschikbaar. Er zijn 366 aanvragen in behandeling.

Het NRF treedt op als financier van deze regelingen. Het kabinet heeft het NRF een donatie verstrekt van f 6,2 mln., om mede te voorzien in de financiering van deze regelingen. De regelingen worden in opdracht van het college van Burgemeester en Wethouders van Enschede formeel uitgevoerd door de Stichting financiële hulpverlening vuurwerkramp. Feitelijk is de uitvoering in handen gegeven van het agentschap LASER van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij.

Ook ten aanzien van de onverzekerde en onderverzekerde ondernemers heeft de CFA een advies uitgebracht op basis waarvan een regeling is getroffen. Uitgangspunt van de ontworpen regeling is het waarborgen van de continuïteit van de getroffen ondernemingen, in de zin dat de bedrijfsvoering op aanvaardbare wijze kan worden voortgezet. De regeling voorziet in een tegemoetkoming voor niet en onderverzekerde materiële schade en bedrijfsschade, alsmede voor kosten van advisering en begeleiding. Tevens is voorzien in een tegemoetkoming indien de bedrijfsvoering niet op een aanvaardbare wijze kan worden voortgezet.

De regeling is overeenkomstig de Europese de-minimis regeling. De totale maximale tegemoetkoming per ondernemer van overheidswege over een periode van drie jaar beloopt Euro 100 000.

In afwachting van de vaststelling van de definitieve omvang van de schadeclaims is eind 2000 een eerste voorschot verstrekt aan de Stichting financiële hulpverlening vuurwerkramp van f 25 mln ter uitkering aan «noodgevallen». Met het verstrijken van de tijd zal worden bezien of en zo ja hoeveel extra middelen ter beschikking zullen (moeten) worden gesteld. Tevens is een bedrag van maximaal f 10 mln vrijgemaakt ter dekking van de uitvoeringskosten door de Stichting.

De regeling wordt binnen de kaders van de beschikking van EZ opgesteld en uitgevoerd door de Stichting financiële hulpverlening vuurwerkramp. De feitelijke werkzaamheden zijn, evenals bij de regelingen voor particulieren, in handen gegeven van het agentschap LASER. Met de uitvoering is eind december 2000 gestart. Tot op heden zijn 80 aanvragen ingediend. Op de regeling kan tot 13 mei 2003 een beroep worden gedaan.

3. Wederopbouw

Bij brief nummer GSB2000/101165 is Uw Kamer het Wederopbouwconvenant Roombeek-West ter kennisneming toegezonden. Met dit convenant heeft Enschede de mogelijkheid gekregen om de wederopbouw van het rampgebied voor te bereiden. Daartoe is een bedrag van f 270 mln. beschikbaar gesteld in de vorm van een werkkapitaal. Zoals tijdens het Algemeen Overleg met de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is aangegeven, heeft het convenant een looptijd van zeven jaar. Binnen die periode moeten de werkzaamheden die door de ramp in het plangebied extra verricht moeten worden, zijn afgerond. Naast de afspraken die in het convenant zijn vastgelegd, blijft het Rijk ten volle betrokken bij de wederopbouw. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de vervulling van de waarnemersfunctie in de Commissie Wederopbouw.

Met het afgesloten convenant is de rampgerelateerde aandacht voor de wederopbouw afgerond en wordt in de komende jaren op basis van het wederopbouwconvenant verslag gedaan via de algemene voortgangsberichten in het kader van het grotestedenbeleid en niet meer via de voortgangsberichten inzake de afwikkeling van de vuurwerkramp.

4. Onderzoek

4.1 Inspectie-onderzoeken

Medio december 2000 hebben de inspecties hun rapportages, bestaande uit een analyse, conclusies en aanbevelingen afgerond. Voordat de rapportages aan de Tweede Kamer werden aangeboden en gepubliceerd, is ten aanzien van de gemeente Enschede en anderen een procedure van hoor en wederhoor vastgesteld en uitgevoerd. Deze procedure hield onder meer in dat de gemeente Enschede de mogelijkheid kreeg om de in de rapporten vermelde feiten en analyses te vergelijken met de beschikbare gegevens. De rapportages, die voor deze procedure in aanmerking kwamen zijn die van de Inspectie Milieuhygiëne, de Inspectie Ruimtelijke Ordening, de Inspectie Volkshuisvesting, de Arbeidsinspectie, de Inspectie Brandweerzorg en Rampenbestrijding en de Inspectie voor de Politie. De procedure van hoor en wederhoor is inmiddels afgerond en de rapporten zijn op maandag 15 januari 2001 aan de voorzitter van de Tweede Kamer aangeboden.

4.2 Inspectierapportage inzake vervolg Culemborg incident

Tijdens de inspectie-onderzoeken werd onder meer kennis genomen van een rapport, dat in 1991 in opdracht van het Openbaar Ministerie te Utrecht is opgesteld naar de oorzaken en gevolgen van een explosie in een vuurwerkfabriek te Culemborg. Naar aanleiding van dat onderzoek zijn conclusies en aanbevelingen geformuleerd, die van belang zijn in het kader van het onderzoek naar de vuurwerkramp Enschede.

De rijksinspecties van de hierbij betrokken departementen (SZW, V&W, BZK en VROM) verrichten thans onderzoek naar de vraag wat met deze conclusies en aanbevelingen is gebeurd. Zij zullen naar verwachting op 9 februari 2001 gezamenlijk rapporteren.

4.3 Commissie Onderzoek Vuurwerkramp

De Commissie Onderzoek Vuurwerkramp (COV) heeft inmiddels de beschikking gekregen over alle rapportages van de inspecties. Daarmee beschikt de commissie over alle bij de inspecties beschikbare relevante onderzoeksinformatie en kan zij deze aanwenden voor de totstandkoming van haar rapport. Daarnaast is er regelmatig overleg geweest tussen de staf van de COV en de inspectie Brandweerzorg en Rampenbestrijding; tijdens dit overleg heeft er ook een maximale informatieoverdracht tussen de betreffende deelnemers plaatsgevonden. De COV heeft bekend gemaakt op 28 februari a.s. haar rapportage aan te bieden.

4.4 Classificatie-onderzoek

Bij brief van 12 december 2000 heeft de minister van VROM de voorzitter van uw Kamer geïnformeerd over de toenmalige stand van zaken met betrekking tot het classificatie-onderzoek van de Inspectie Milieuhygiëne naar evenementenvuurwerk. In het onderzoek zijn 46 bedrijven onderzocht, bij 15 bleek sprake van de opslag van evenementenvuurwerk dat is beoordeeld in een zogeheten bureau-classificatie. Hieruit bleek dat bij alle 15 bedrijven onjuist geclassificeerd vuurwerk aanwezig was. In totaal bleek dat ca. 63% van het evenementenvuurwerk (zeker dan wel zeer waarschijnlijk) onjuist is geclassificeerd. Bij 11 bedrijven werd evenementenvuurwerk van de klasse 1.1. aangetroffen. Bij 12 van de 15 bedrijven leidde het in voorraad hebben van onjuist geclassificeerd vuurwerk tot overtreding van de Wm-vergunning, bij de overige 3 bedrijven is weliswaar onjuist geclassificeerd vuurwerk aangetroffen maar leidde dit niet tot overtreding van de milieuvergunningen, bij deze bedrijven is derhalve niet ingegrepen.

Inmiddels is daar waar nodig actie ondernomen door het bevoegd gezag danwel het openbaar ministerie. Bij alle betrokken bedrijven is inmiddels de situatie in overeenstemming met de Wm-vergunning gebracht. Daarbij is niet al het foutief geclassificeerde vuurwerk afgevoerd, maar uitsluitend die hoeveelheden die in strijd met de vergunning werden opgeslagen.

– Bij 3 bedrijven is op initiatief van het OM vuurwerk van de klasse 1.1 in beslag genomen, bij 2 van deze 3 bedrijven is aanvullend door de gemeente actie ondernomen om het teveel aan 1.3. vuurwerk weg te (laten) halen.

– Bij 6 bedrijven is onder dwang van de gemeente vuurwerk afgevoerd. Bij 3 bedrijven is daadwerkelijk een handhavingsbeschikking genomen, in de andere 3 gevallen is na overleg cq. waarschuwing door het bedrijf actie ondernomen.

– Bij één bedrijf had het bedrijf zelf al het teveel aan 1.3. vuurwerk elders (in het buitenland) opgeslagen en was geen actie meer nodig om vuurwerk af te voeren.

– Bij 2 bedrijven bleek de kleine hoeveelheid aanwezig 1.1. vuurwerk (ca. 40 kg) inmiddels zodanig te zijn opgebruikt dat de resterende hoeveelheid binnen de verleende vergunning viel.

4.5 Onderzoek naar munitie-opslag

Het afgelopen najaar zijn door de Inspectie Milieuhygiëne en de Inspectie Ruimtelijke Ordening alle 53 in ons land aanwezige munitie-opslagplaatsen gecontroleerd op veiligheid. De resultaten van dat onderzoek worden binnen enkele weken aan Uw Kamer aangeboden.

4.6 Strafrechtelijk onderzoek

Zoals in eerdere voortgangsberichten aangegeven, bestaat het strafrechtelijk onderzoek uit vier delen. Een technisch onderzoek waarbij de gebeurtenissen op het bedrijfsterrein en in de naaste omgeving worden gereconstrueerd, een tactisch onderzoek, gericht op de directe oorzaak van de ramp, een bestuurlijk/milieu onderzoek, dat zich richt op de verlening en het toezicht op de naleving van de vergunningsvoorwaarden en tot slot een financieel-economisch onderzoek, gericht op het reconstrueren van de goederenstroom binnen SE Fireworks vanaf 1 januari 1998 tot het moment van de ramp.

Hierover zijn de volgende bijzonderheden te vermelden.

4.6.1 Technisch onderzoek

NFI/TNO heeft in december een concept-rapportage uitgebracht met de voorlopige bevindingen van het technisch onderzoek. Hierin hebben de onderzoekers aangegeven welke onderzoeksdeelvragen nog niet geheel kunnen worden beantwoord en welk nader onderzoek hiertoe nog dient te worden verricht. Dit heeft met name betrekking op de wijze waarop vuurwerk zich onder opslagcondities gedraagt.

De rapportage bevat een reconstructie van de verspreiding van de brand over het terrein en het ontstaan van de explosies. Een antwoord op de vraag naar het ontstaan van de brand heeft het technisch onderzoek tot op heden niet gegeven.

De technische bevindingen van de classificatietests van het inbeslaggenomen vuurwerk komen in grote lijnen overeen met die in het classificatie-onderzoek, als hiervoor onder 4.4. beschreven.

4.6.2 Tactisch onderzoek

De getuigenverhoren en andere onderdelen van dit onderzoek zijn afgerond. Voorzover er nog informatie binnenkomt, bijvoorbeeld in de vorm van tips naar aanleiding van televisieprogramma's, wordt deze onderzocht. Ook langs deze weg zijn tot op heden geen concrete aanwijzingen verkregen over het ontstaan van de brand.

4.6.3 Bestuurlijk/milieu onderzoek

Het merendeel van de onderdelen van dit onderzoek is voltooid. Nog niet afgerond is een Rijksrecherche-onderzoek dat is ingesteld naar aanleiding van de verklaringen van één van de betrokken ambtenaren.

Op basis van de resultaten van bestuurlijk/milieu onderzoek zal een beoordeling plaats vinden van de strafrechtelijke verwijtbaarheid van geconstateerd handelen en de vervolgbaarheid, in het licht van de jurisprudentie terzake. Daarbij zal tevens worden betrokken in hoeverre eventuele (strafrechtelijke) verwijtbaarheid van een of meer betrokken overheden raakt aan de strafrechtelijke verwijtbaarheid van de eigenaren van SE Fireworks voor overtreding van vergunningsvoorschriften.

Bij de beoordeling van de vergunningverlening zullen de uitkomsten van het onderzoek van de COV worden meegenomen.

4.6.4 Financieel/economisch onderzoek

Er wachten nog steeds rechtshulpverzoeken op uitvoering. Op de snelheid waarmee dit gebeurt kan geen invloed worden uitgeoefend. Er is geen zekerheid dat alle in het buitenland verzochte informatie zal worden verkregen.

4.6.5 Vervolgplanning.

Naar verwachting zal eind maart 2001 een eind proces-verbaal tegen de eigenaren van SE Fireworks kunnen worden aangeboden aan de rechtbank. Naar verwachting zal vervolgens eind april een zogenoemde regiezitting plaatsvinden, waarin de rechtbank de verdere behandeling bepaalt en de verdediging in de gelegenheid zal worden gesteld haar wensen kenbaar te maken ten aanzien van aspecten die naar haar mening nader onderzocht dienen te worden.

Daarnaast zullen verdere vervolgingsbeslissingen worden genomen (betrokken overheden, medewerkers van SE Fireworks die illegaal in vuurwerk hebben gehandeld, personen die tijdens het onderzoek meineed hebben gepleegd).

Het vorenstaande laat onverlet dat onderzoek naar het ontstaan van de brand wordt voortgezet. Zo dit nog tot een concrete verdenking van strafwaardig handelen leidt, dan kan dit alsnog tot vervolging leiden, ongeacht wie hiervan zal worden verdacht.

5. Evaluatie staand beleid

5.1 Onderzoeken Bureau Adviseur Milieuvergunningen

De minister van Defensie heeft onderzoek laten uitvoeren met betrekking tot organisatie, taken en het functioneren in algemene zin van het bureau Adviseur Milieuvergunningen. Hiervan is reeds melding gemaakt in het voortgangsbericht van 11 september 2000. Naar aanleiding van de bevindingen is vervolgens een onderzoek uitgevoerd naar de kwaliteit van de advisering. Op 15 januari 2001 heeft de minister van Defensie de onderzoeksrapporten met betrekking tot het bureau Adviseur Milieuvergunningen aan de Tweede Kamer aangeboden. Daarbij is tevens melding gemaakt van de maatregelen die inmiddels zijn genomen.

5.2 Vuurwerkregelgeving

Binnenkort wordt het concept-besluit Vuurwerk in de Ministerraad behandeld. Daarna zal het definitieve besluit zo snel mogelijk worden gepubliceerd. De wijze waarop de resultaten van het rapport Oosting hierin doorwerken zal worden betrokken bij het uiteindelijke kabinetsstandpunt.

6. Juridische zaken

De getuigenverhoren in het kader van het voorlopig getuigenverhoor die op verzoek van de advocaten van een drietal slachtoffers ten vervolge op de uitspraak van de Rechtbank 's-Gravenhage van 11 oktober 2000 hebben plaatsgevonden, zijn inmiddels afgerond. De laatste twee verhoren vonden plaats op 13 december jl. Verzoekers hebben de Rechtbank op 11 januari jl. verzocht om toestemming nog acht getuigen, waarvan er twee werkzaam zijn bij de rijksoverheid, te horen.

7. Tot slot

Ik heb mij op 29 januari jl. door middel van gesprekken met het college van B&W, medewerkers van het IAC, vertegenwoordigers van de belangenverenigingen voor bewoners en bedrijven en bewoners uit de getroffen wijk uitgebreid laten informeren over de stand van zaken ter plaatse. Deze gesprekken hebben nog eens bevestigd dat de nazorg voor de getroffenen een uiterst belangrijke en langdurige activiteit is. Voorts is het van belang te constateren dat door alle betrokkenen met grote inzet wordt gewerkt en dat er – ondanks de problemen die worden ervaren – wederzijds vertrouwen is.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries

Naar boven