27 157
Vuurwerkramp Enschede

nr. 15
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 11 januari 2001

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1 heeft op 12 december 2000 overleg gevoerd met minister De Vries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, minister Borst-Eilers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, minister Van Boxtel voor het Grote Steden- en Integratiebeleid, staatssecretaris G.M. de Vries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en staatssecretaris Ybema van Economische Zaken over:

de brief van de minister van BZK d.d. 14 juli 2000 over het voortgangsbericht inzake de afwikkeling van de vuurwerkramp te Enschede (00–679);

de brief van de minister voor GSI d.d. 25 augustus 2000 over de voortgang van de convenantvorming wederopbouw Enschede-Noord (27 157, nr. 8);

de brief van de minister van BZK d.d. 11 september 2000 over het voortgangsbericht inzake de afwikkeling van de vuurwerkramp te Enschede (27 157, nr. 9);

de brief van de minister van BZK d.d. 16 oktober 2000 over het voortgangsbericht inzake de afwikkeling van de vuurwerkramp te Enschede (27 157, nr. 10);

de brief van de staatssecretaris van EZ d.d. 15 november 2000 over de financiële afwikkeling voor ondernemers (27 157, nr. 12);

de brief van de minister van BZK d.d. 22 november 2000 met voortgangsbericht afwikkeling vuurwerkramp (27 157, nr. 13);

de brief van de minister van VWS d.d. 11 december 2000 over vermeende tekorten aan hulpverleners (VWS-00–1902/BZK-00–1068).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

De voorzitter deelde mede dat de minister van VWS pas later ter vergadering kan komen en dat daarom de brief d.d. 11 december 2000 na de bespreking van de andere brieven aan de orde wordt gesteld.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Wagenaar (PvdA) maakt het kabinet en de gemeente Enschede een compliment voor het zeer vele werk dat is verzet om de verschillende oplossingen en regelingen tot stand te brengen.

Zij is bezorgd over de slechte organisatie van de vuurwerkbranche. Is er voor de overheid eigenlijk wel een gesprekspartner? Uit controles is gebleken dat de labeling niet altijd deugt. Het kabinet dient er dan ook in te voorzien dat er de komende weken intensieve controles plaatsvinden bij opslagplaatsen en verkooppunten. De PvdA-fractie hoopt dat velen zich zullen realiseren dat het gebruik van vuurwerk rondom de jaarwisseling voor slachtoffers en nabestaanden van de ramp in Enschede uiterst pijnlijk is.

Het is zeer te waarderen dat het kabinet met op maat gesneden financiële regelingen is gekomen. Hoe wordt er omgegaan met het verschil tussen slachtoffers uit de binnenste ring en de buitenste ring? Gebleken is dat het verschil in schade niet altijd langs deze geografische grens loopt. Hoe staat het met het tempo van de uitvoering van de regelingen?

Mevrouw Wagenaar is ten aanzien van de bedrijfsschaderegeling van oordeel dat alle meerjarige omzetschade moet worden vergoed. Het moet op dit terrein mogelijk zijn regelingen bij te stellen, als in de praktijk blijkt dat zij voor een specifieke groep, zoals kunstenaars, niet voldoen.

Sommige eigenaars-bewoners die hun huis zijn kwijtgeraakt, hebben een zeer nijpend financieel probleem, doordat zij de huur van vervangende woning niet bovenop hun hypotheek kunnen betalen. Bij een enkeling dreigt zelfs uitzetting uit het huurhuis. Is het kabinet bereid dit probleem voor te leggen aan de commissie financiële afwikkeling vuurwerkramp, opdat er op korte termijn een passende oplossing wordt gevonden? Verhoging van de hypotheek lost het probleem natuurlijk niet op, terwijl ook een tegemoetkoming van f.10 000 bij een verhuizing over zeven jaar niet toereikend is.

Het is goed dat het bedrag van 270 mln. dat het kabinet beschikbaar heeft gesteld voor de kwaliteitsimpuls voor de wederopbouw, geen maximumbedrag is, maar in een later stadium eventueel wordt aangevuld. De wijze waarop de gemeente aan de gang is gegaan met de wederopbouwplannen valt zeer te prijzen. Er moet financiële ruimte zijn voor de beoogde kwaliteitsimpuls in de wijk. Er zal snel een financieel commitment van de provincie moeten komen. Complicerend voor de wederopbouw is de verplaatsing van Grolsch. Hoe kan het rijk bijdragen aan de oplossing van dit probleem?

Mevrouw Wagenaar heeft begrip voor het ongeduld dat de verhalen van de verschillende inspecties oproepen. Toch moet men in de reacties terughoudendheid betrachten, totdat het rapport van de onafhankelijke commissie-Oosting er ligt.

De verzekeraars blijken zich een halfjaar na de ramp alweer uiterst bureaucratisch op te stellen. De afhandeling van claims verschilt per verzekeraar. Wil het kabinet hierover zo snel mogelijk in overleg treden met het Verbond van verzekeraars?

Over de aannemer die door verzekeraar Achmea is aangesteld, is bij het Bureau voor rechtshulp een reeks klachten binnengekomen, bijvoorbeeld over prutswerk en exorbitante rekeningen. Kunnen mensen van gedwongen winkelnering af? Kan er met het Nederlands verbond van ondernemingen in de bouw (NVOB) een modelovereenkomst worden opgesteld voor de specifieke Enschedese situatie, zodat niet ieder slachtoffer opnieuw het wiel hoeft uit te vinden?

De heer Van den Doel (VVD) constateert dat het samenspel tussen regering en Kamer in de voortgang van het dossier heel goed is geweest. Uit de rapportages blijkt dat het kabinet zich ten volle medeverantwoordelijk blijft voelen voor de afwikkeling van de ramp. Dat is van belang, omdat de ramp het vertrouwen van de burger in de overheid heeft geschaad.

De indruk bestaat dat na de ramp naar beste vermogen prioriteit is gegeven aan de nazorg en de afwikkeling. Dat is niet alleen gebeurd door de gemeente, maar ook door de provincie en het rijk. Hoewel de heer Van den Doel niet vooruit wilde lopen op de rapportage van de commissie-Oosting, kunnen uit de stukken van de regering aan de Kamer toch al enkele voorlopige conclusies worden getrokken.

De gemeente Enschede heeft een evaluatieonderzoek laten uitvoeren naar de schaal en de capaciteit van de gemeente bij grootschalige rampenbestrijding. Een van de aanbevelingen uit het onderzoek is dat je moet streven naar landelijke bijstandsteams die de gemeentes kunnen ondersteunen bij rampen. Voor brandweer, politie en geneeskundige hulpverlening is daarin voorzien door de methodiek van opschaling; voor de gemeentelijke organisatie is hier echter niet in voorzien. Deelt het kabinet de conclusies van het onderzoek? Wat zijn de consequenties hiervan voor het beleid ten aanzien van rampenbestrijding?

Geconcludeerd is dat men de kennis en ervaring die men opdoet bij rampen op het gebied van nazorg, moet bundelen in zogenaamde kenniscentra. Een dergelijke conclusie ontbreekt echter op het terrein van de rampenbestrijding. Is het kabinet het ermee eens dat kennis en expertise over veiligheidspreventie en rampenbestrijding moet worden gebundeld in één instituut?

Naar aanleiding van de vuurwerkramp in Culemborg is er een brief van het ministerie van Binnenlandse Zaken gestuurd naar de interdepartementale commissie preventie van rampen. Nu, negen jaar later, is men aan het uitzoeken wat er met die brief gebeurd is. Kan de minister hier nader opheldering over geven?

De onafhankelijke commissie-Oosting is afhankelijk van het product dat de verschillende inspecties leveren. Dit onderstreept nog eens de noodzaak om tot een onafhankelijk onderzoeksinstituut te komen. In hoeverre hebben de inspecties en de ministeries een signalerende functie? In hoeverre voeren zij de controle- en handhavingsplicht uit?

In eerdere overleggen is gezegd dat er een inventarisatie zou plaatsvinden van alle risicovolle bedrijven in Nederland. In het kader van de Seveso-richtlijn is al het een en ander in kaart gebracht. Er heeft ook onderzoek plaatsgevonden naar locaties van vuurwerkbedrijven en -handelaren. Komt de totale inventarisatie tot stand, met het oog op het voeren van een integraal beleid?

Wat de coördinatie van het veiligheidsbeleid betreft is het aanspreekpunt het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Mede naar aanleiding van recente voorbeelden, zoals chloortransporten en de aanleg van tunnels, vroeg de heer Van den Doel of de bewindslieden van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bereid zijn een inventarisatie te maken van de beleidsonderwerpen bij de verschillende ministeries waar een veiligheidsaspect aan vastzit en van de manier waarop de coördinatie en de beleidsafstemming is geregeld.

De heer Van den Doel wijst erop dat hij vanuit Enschede geen klachten heeft ontvangen over regelingen voor de financiële afwikkeling. Dat duidt erop dat de regelingen zodanig zijn dat de mensen er goed mee uit de voeten kunnen. De heer Van den Doel heeft naar aanleiding van de wateroverlast zorgen over de adequate financiële afwikkeling door LASER. Kan het kabinet toezeggen dat de uitvoeringsorganisatie LASER wordt gehouden aan afwikkeling uiterlijk februari 2001?

In de brief van 22 november 2000 van het kabinet wordt gemeld dat 95% tot 98% van de ondernemers het bedrijf kan voortzetten. In een brief van 29 november 2000 is nog maar sprake van 90%. Hoe zit het met de resterende 10%? Waarom krijgen bedrijven die een eigen vermogen van 225 000 euro hebben, in het geheel geen schadevergoeding?

De heer Van den Doel uit veel waardering voor het convenant over de wederopbouw en voor de inzet van het rijk daarbij.

De heer Mosterd (CDA) complimenteert de gemeente Enschede, de hulpverleners en de regering voor de manier waarop tot nu toe gewerkt is. Toch zijn er nog enkele punten van zorg.

De kwaliteit van de inzet wordt niet alleen bepaald door de zorgvuldigheid, maar ook door de snelheid waarmee men tot resultaten komt. De heer Oosting heeft al opgemerkt dat de deelrapporten van de inspecties lang op zich lieten wachten. De heer Mosterd vraagt daarom aandacht voor de snelheid van werken als kwaliteitsfactor bij de inzet.

Voor een evenwichtig oordeel over de oorzaak van de ramp is het nodig dat de situatie in Enschede wordt vergeleken met soortgelijke situaties elders in Nederland, wat rampenpreventie, rampenbestrijding, vergunningverlening, controle en dergelijke betreft. Men moet de zaak in de volle breedte bezien, in het belang van de veiligheid in Nederland. Er zullen fouten gemaakt zijn, niet alleen in Enschede, maar ook elders in het land en daar moet men lering uit trekken.

Het is een goede zaak als deelrapporten, zoals over de vuurwerkclassificatie, naar buiten worden gebracht zodra er duidelijkheid over is. De mensen kunnen dan zien dat er voortgang in het proces zit. Regelmatig overleg tussen Kamer en kabinet is een van de manieren om te laten zien dat het de politiek ernst is om de zaken snel en goed af te handelen.

Uit de voorlopige rapporten die zijn verschenen is nog geen duidelijke oorzaak van de ramp te destilleren. Ook in Culemborg en Muiden was de oorzaak niet duidelijk te herleiden. Blijkbaar is er sprake van een grote mate van onvoorspelbaarheid. Dat moet zeer zwaar meewegen bij een adequate vergunningverlening. Uit een brief van de minister van VROM blijkt dat slechts 17% van de vergunninghouders een goede classificatie blijkt te bezitten. Is dat uit onkunde, onwetendheid of opzet? Is het verkeerd geclassificeerde vuurwerk inmiddels weg? Moet het zogenaamde evenementenvuurwerk niet op de kortst mogelijke termijn, zonder overgangsmaatregelen, worden verplaatst naar plekken die op een zodanige afstand van de bebouwing liggen dat er redelijkerwijze niets meer kan gebeuren? Als het nodig is, moet dat de overheid dan maar geld kosten.

De financiële regelingen die getroffen zijn, zijn ruimhartig. Ziet het kabinet erop toe dat de regelingen snel en zonder bureaucratische rompslomp worden uitgevoerd?

De regeling voor bedrijfsschade lijkt heel mooi, als inderdaad 98% van de bedrijven ermee vooruit kan. Wordt dit percentage in de praktijk gehaald? Is het helaas juist dat de EU de regeling heeft ingeperkt?

In het kader van het wederopbouwconvenant is 270 mln. beschikbaar. Als in de praktijk blijkt dat men in redelijkheid niet met dit bedrag uit de voeten kan, moet het bedrag bijgesteld kunnen worden. Is dit ook de bedoeling van het kabinet, ondanks de opmerking dat majeure afwijkingen op basis van exogene factoren aanleiding kunnen geven tot bijstelling?

Naar verluidt krijgen eigenaars-bewoners die grote schade hebben geleden een voucher, die zij kunnen verzilveren als wordt overgegaan tot herbouw. Worden de problemen van de eigenaars-bewoners in alle redelijkheid bekeken?

Verplaatsing van de Grolschfabriek is zo essentieel in het gebied dat Enschede mag verwachten dat het rijk probeert de procedures zo goed mogelijk te stroomlijnen.

De rol van Defensie blijft tot nu toe wat onderbelicht. Hoe zit het met het Bureau advisering milieuvergunningen? Neemt VROM de activiteiten van het bureau over?

De heer Mosterd zei teleurgesteld te zijn over de houding van de EU, ondanks de opmerking van de heer Prodi dat de EU wilde meewerken aan oplossingen. Het lijkt erop dat er eerder een remmend effect uitgaat van de EU. Het lijkt nu meer op het Europa van de bureaucratie dan op het Europa van de burger.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66) sluit zich aan bij de complimenten aan de gemeente Enschede, de hulpverleners en het kabinet. Het is zaak dat men niet versaagt.

Vanwege het werk van de commissie-Oosting gaat zij niet in op afzonderlijke aspecten, zoals de classificatie en de labeling.

De klachtencommissie onder leiding van de oud-burgemeester van Hengelo moet oordelen over klachten over het Informatie- en adviescentrum (IAC), maar mag niet oordelen over de uitvoering van financiële regeling, want dat doet de dienst maatschappelijke ontwikkelingen. Waarom is het zo ingewikkeld geregeld? Is er sprake van afstemming tussen beide instanties?

De acht inspecties hebben alle een indrukwekkend rapport afgescheiden. Wat is de precieze taak van het Logistiek centrum inspecties?

Voor de schaderegelingen is 328 mln. beschikbaar gesteld door het rijk, namelijk 270 mln. voor de wederopbouw en 58 mln. in verband met directe schade. Daarnaast is er 6,2 mln. uit het Nationaal rampenfonds beschikbaar. Komt de 90 mln. voor bedrijfsschade hier nog bovenop? Het is inderdaad jammer dat de EU achterblijft in dezen.

De schadevergoedingen aan particulieren lijken goed geregeld, zeker voor huurders. Loopt het voor eigenaars-bewoners echter wel goed, ondanks het schadeloket voor huiseigenaren? Waarom waren er ongeveer een maand geleden pas tien huizen aangekocht?

De regeling voor ondernemers ziet er redelijk uit. Het blijft echter een tegemoetkoming voor niet verzekerde of onverzekerde materiële schade en bedrijfsschade. Blijft er nog veel voor eigen rekening? Valt de meerjarige omzetschade inderdaad onder de regeling? Hoe wordt de 90 mln. aan de ondernemers beschikbaar gesteld? In het verleden zijn hogere bedragen genoemd voor de ondernemers. Valt de schade voor de ondernemers achteraf mee? Er wordt een voorschot van 25 mln. uitgekeerd. Hoe hebben de ondernemers zich tot nu toe moeten bedruipen? Bedrijfjes met een marginale bedrijvigheid, zoals een bloemist en een pianostemmer, hebben al een halfjaar omzetverlies geleden. Zijn dit soort bedrijfjes al failliet? Wordt er dan alsnog een «herlevingsoperatie» in gang gezet?

Snelheid bij de wederopbouw is uiterst belangrijk. Is het mogelijk het plan van aanpak eerder te laten verschijnen dan 2003, dus nog onder dit zeer betrokken en bewogen kabinet? Mevrouw Scheltema dringt aan op het behoud van karakteristieke panden, zoals het Amsterdamse Schoolpand aan de Lasondersingel.

Zij vindt het onbegrijpelijk en onbestaanbaar dat door vier inspecties opnieuw onderzoek moet worden ingesteld naar datgene wat er is gebeurd met de aanbevelingen die het ministerie van BZK naar aanleiding van de vuurwerkramp in Culemborg heeft gedaan aan de interdepartementale commissie preventie van rampen. Kan de minister van BZK hierover helderheid geven? Te vrezen valt dat de commissie-Oosting nog heel wat heeft te onthullen.

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks) sluit zich aan bij de waarderende woorden over de manier waarop de gemeente Enschede en het kabinet omgaan met de afwikkeling van de ramp. De wijze waarop gewerkt wordt is van belang om het vertrouwen van de burgers terug te winnen.

De heer Van der Steenhoven wil graag een keer een discussie voeren over de verdeling van de risico's in de maatschappij. Het lijkt erop dat bepaalde groepen mensen die minder kansen en geringere sociale mogelijkheden hebben, grotere risico's lopen dan andere groepen. Dit verschil ziet men ook in de oost-westverhouding. Op de overheid rust in toenemende mate de plicht om ervoor te zorgen dat rampen, zoals de vuurwerkramp, niet kunnen plaatsvinden. Dan gaat het niet alleen om bescherming, maar ook om het maken van de keuze om geen extra activiteiten te tolereren, omdat de risico's anders te groot worden.

Omdat er de komende tijd waarschijnlijk weer veel vuurwerk wordt gekocht en afgestoken, is het van belang om te weten hoe het zit met de classificatie. Gebleken is dat de classificatie zeer te wensen overlaat. De toezegging die in een brief van 7 december jl. is gedaan om de mogelijkheden te onderzoeken van meer structurele maatregelen ter voorkoming van onjuiste vuurwerkclassificatie, is zeer mager. De interim-maatregel over de opslag van vuurwerk heeft al consequenties gehad, maar er zijn gewoon meer maatregelen nodig. Doet zich op veel plaatsen de situatie voor dat het consumentenvuurwerk niet opgeslagen en misschien ook niet verhandeld kan worden? Wanneer komen de definitieve wettelijke maatregelen voor de opslag van vuurwerk er?

Wat de financiële regelingen betreft moet het leidmotief zijn dat niemand van de getroffenen er slechter op mag worden. Worden de 300 aanvragen voor onkostenvergoedingen wegens buitengewone omstandigheden op een goede manier afgehandeld? Wordt er ook ruimhartig omgegaan met de continuïteitsregeling-op-maat voor de circa 90% van de getroffen ondernemers? De heer Van der Steenhoven houdt een pleidooi om ook in heel specifieke omstandigheden tot een ruimhartige en niet bureaucratische beoordeling van de steunverlening te komen. Trekt het kabinet er conclusies uit dat 65% van de ondernemers onderverzekerd was?

Het is een goede zaak dat de betrokkenheid en participatie van de bewoners vooropstaat bij de wederopbouw. Het komt er nu op aan de participatie van de bewoners ook in het vervolg van het proces vast te houden en te bewaken. De periode tot 2007 lijkt wat lang. Kan het proces niet eerder afgerond worden? Zit er voldoende flexibiliteit in het wederopbouwplan om gaandeweg in te spelen op veranderende wensen van bewoners?

De heer De Wit (SP) wijst erop dat uit het voorlopig getuigenverhoor dat heeft plaatsgevonden, een bepaald beeld naar voren is gekomen van de rol van de gemeente en het ministerie van Defensie. In 1991 zijn na de ramp in Culemborg door verschillende instanties waarschuwingen geuit. Hoe staat het kabinet nu tegenover de aansprakelijkheid van de overheid? Gelet op de uitlatingen die de letselschadeadvocaten hebben gedaan mag verondersteld worden dat er civiele procedures zullen komen, niet alleen over de materiële schade, maar ook over de immateriële schade. Wacht de overheid af of er procedures komen, waardoor de getroffen burgers uit Enschede die hun immateriële schade willen verhalen, worden gedwongen tot het volgen van een juridische lijdensweg? Is het niet raadzaam nu te zoeken naar een oplossing, bijvoorbeeld in de vorm van een schadefonds? In het geval van een schadefonds is er de mogelijkheid dat er verhaal wordt gezocht bij degenen die moeten betalen, zoals de veroorzakers van de ramp of verzekeraars.

Ten aanzien van de ondernemers vraagt de heer De Wit of er betrokken bedrijven failliet zijn gegaan. Is er eventueel nog iets te herstellen voor die bedrijven?

In de ondernemersregeling wordt geen onderscheid gemaakt tussen de binnenring en de buitenring, hoewel de ondernemers uit de buitenste ring schade vergoed krijgen voorzover die te maken heeft met activiteiten die men in de binnenring heeft ontplooid. Is dat geen extra drempel voor de ondernemers uit de buitenring? Vallen ook instellingen als de EHBO onder de ondernemersregeling?

Hoe staat het kabinet tegenover het probleem van de afwikkeling van schade van eigenaars-bewoners, bij wie de grond onder de woning niet in eigendom is, maar in erfpacht is uitgegeven.

Er zijn mensen in Enschede die op basis van de akte van cessie in het kader van de regeling I en II het verzekeringsgeld dat zij hebben gekregen, al hebben terugbetaald. Afgesproken is dat het verzekeringsgeld weer terug zou gaan naar de mensen. De mensen zitten echter nog steeds te wachten op het geld. Is op dit punt enige spoed te bereiken?

Ten slotte het door de gemeente opkopen van de gronden op het rampterrein. Is het juist dat mensen kunnen kiezen voor herbouw in het gebied, maar dat zij dan een bijdrage moeten leveren aan de saneringskosten?

Antwoord van de regering

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zegt zeer getroffen te zijn door de waardering van de Kamer voor al datgene wat na de ramp is gedaan, met name in Enschede. Er zijn immers vele rampen na een ramp, wat een enorme last legt op alle betrokkenen. Ook het kabinet heeft zijn uiterste best gedaan om waar te maken wat beloofd is, waaronder een regelmatige rapportage van alles wat gedaan is. Het gemeentebestuur van Enschede neemt het voortouw in alle acties en het rijk poogt daarbij alle mogelijke bijstand te verlenen.

Alle betrokken commissies, instellingen en inspecties hebben de afgelopen periode enorm hard gewerkt. De inspecties hebben continu doorgewerkt en zijn nu bezig met de laatste verificatie van gegevens. Een hoge snelheid is onderdeel van kwaliteit, maar kan ook echte kwaliteit tegengaan. Zorgvuldigheid is van groot belang. De minister ging ervan uit dat begin januari de inspectierapporten worden gepubliceerd. Het kabinet verbindt aan die rapporten nog geen conclusies, omdat het wacht op het rapport van de commissie-Oosting, dat waarschijnlijk medio februari verschijnt. Het kabinet geeft nog geen commentaar op deze of gene opinie naar aanleiding van de inspectierapporten, want dat zou de verwarring alleen maar groter maken. Het kabinet trekt pas conclusies na het rapport van de commissie-Oosting, waarbij ook de inspectierapporten worden betrokken. Het kabinet treedt over zijn reactie uiteraard in discussie met de Kamer. Het ligt overigens voor de hand dat het rapport van de commissie-Oosting, dat wordt gemaakt mede in opdracht van de gemeente Enschede en de provincie Overijssel, ook wordt behandeld door het gemeentebestuur en het provinciebestuur.

Men moet er rekening mee houden dat er door de verschillende rapportages van de inspecties af en toe andere accenten worden gelegd of verschillende beelden ontstaan. Het kabinet heeft er toch toe besloten de rapporten naar buiten te brengen op het moment waarop zij beschikbaar zijn. De minister hoopt dat de mensen daarmee op een goede manier kunnen omgaan. Hij is er niet ongelukkig mee dat de reconstructiegegevens zonder commentaar naar buiten zijn gegaan, omdat hieruit blijkt dat sommige gegevens als feit naar buiten komen. Dat zal met de inspectierapporten anders liggen, omdat de inspecties conclusies trekken en aanbevelingen doen voor nieuw beleid.

De financiële regelingen voor particulieren zijn gemaakt door de commissie-Van Lidth de Jeude. Het kabinet heeft daarover meegediscussieerd om ervoor te zorgen dat de regeling ten volle de beoogde uitvoering zou kunnen krijgen, overigens met grote waardering voor de inspanningen van het Nationaal rampenfonds. Zeer recentelijk heeft de commissie-Van Lidth de Jeude zich nog gebogen over de problematiek van mensen met huurlasten en een hypotheek. De commissie bestudeert de problemen en geeft vervolgens een advies. Het kabinet heeft tot nu alle aanbevelingen voor de regelingen gesteund en financieel gefacilieerd.

De minister begrijpt dat uit de reeds beschikbare informatie wellicht al enkele beelden naar voren komen, maar hij verzoekt leden van de commissie de gerezen beelden nog even vast te houden en te vergelijken met datgene wat uit de rapportage van de commissie-Oosting naar voren komt.

Het is zeer betreurenswaardig dat de overheid kennelijk niet altijd in staat is om op een adequate manier lessen te trekken uit gebeurtenissen. Uitgezocht moet nog worden wat er na de ramp in Culemborg is gebeurd en wat er met de genoemde brief van het ministerie van Binnenlandse Zaken is gedaan. Dat wordt uitgezocht nadat de inspecties hun werk in het kader van de ramp in Enschede hebben afgerond. De Kamer krijgt hier nog bericht over. De minister zegt wel getroffen te zijn door de lessen die zijn getrokken uit de Bijlmerramp. Er is goed gewerkt aan de hand van de opgestelde crisishandboeken.

Het vuurwerkbeleid zal in andere bijdragen van bewindslieden nog aandacht krijgen. Mochten er vragen resteren die niet goed kunnen worden beantwoord, dan zal daarover nog worden gesproken met de experts van VROM. De Kamer krijgt die antwoorden dan in een later stadium.

De minister van Defensie heeft na een doorlichting van het bureau dat zich bezighoudt met de vuurwerkvergunningen, maatregelen genomen om het bureau te versterken. Hierover zullen kabinet en Kamer in de komende tijd nog nader overleg moeten voeren.

De minister gaat niet in op het vervolg op het bezoek van de heer Prodi. Collega-ministers die met de heer Prodi en andere vertegenwoordigers van de EU naar Enschede zijn geweest, hebben zich wel eens afgevraagd of het wel een goede zaak is dat men het slechts laat bij het tonen van medeleven door fysieke aanwezigheid.

Het leek de minister een goed idee als de vaste commissie informeel overleg voert met de acht inspecties, teneinde direct te spreken met de mensen die het moeilijke inspectiewerk moeten doen. Het Logistiek centrum inspecties zorgt ervoor dat de inspecties op een goede manier samenwerken, bijvoorbeeld in het vergaren van gegevens bij mensen die tijdens de ramp aan het werk waren, of bij mensen die betrokken zijn bij aspecten die aan de ramp voorafgingen. Zowel door de inspecties als door de commissie-Oosting zijn afspraken met Justitie gemaakt over uitwisseling van gegevens. Ook Justitie wil immers mensen spreken voor het opstellen van een proces-verbaal. Het Logistiek centrum inspecties zorg ervoor dat er geen werk dubbel gedaan wordt en dat er geen onnodige belasting plaatsvindt van mensen die per definitie al onder een grote druk staan. Het is winst dat voor het eerst gecoördineerd wordt opgetreden door inspecties. Op enig moment moet worden bekeken of die winst kan worden vertaald in de reguliere werkzaamheden van de inspecties.

De minister hecht er sterk aan dat alle betrokkenen hun participatie bij de afwikkeling van de ramp volhouden. Het kabinet zal daarvoor zo lang als het nodig is aandacht blijven houden. De getroffenen moeten merken dat het niet een vluchtige belangstelling was, maar dat er consistent aan gewerkt wordt. In het werk van de leden van het kabinet hebben zaken die betrekking hebben op de ramp in Enschede, altijd prioriteit.

De minister gaat niet in op de vraag wat er wellicht gebeurt als er juridische procedures komen. Voorzover nu bekend, zijn er nog geen juridische procedures gestart. In het kader van de schaderegelingen heeft het kabinet niet willen nadenken over aansprakelijkheid; het vind gewoon, samen met de gemeente Enschede, dat er een goede schaderegeling moest komen voor alle getroffenen. Mocht de staat op een of andere manier procespartij worden, dan worden discussies daarover niet in de Kamer gevoerd, maar elders. De minister geeft dan ook geen antwoord op de vraag of het kabinet een oordeel heeft over het voorlopig getuigenverhoor. Hij denkt niet na over een regeling voor de aansprakelijkheid en, voorzover hij erover zou nadenken, zou hij dat niet vertellen.

Er zijn twee klachtentrajecten: een voor het functioneren van het IAC en een voor de schaderegelingen. In elke schaderegeling is een klachtenprocedure opgenomen. Over het functioneren van het IAC zijn tot nu toe elf klachten binnengekomen bij de klachtencommissie. De minister gaat ervan uit dat wordt getracht, de klachten op een redelijke wijze af te handelen, conform de wijze waarop de regelingen tot stand zijn gekomen.

De uitvoering van de regelingen is in volle gang. Er zijn inmiddels 450 aanvragen ingediend in het kader van de regeling onkosten buitengewone omstandigheden (OBO-regeling). Deze week zijn aan 250 van deze gedupeerden voorschotten verstrekt. Van de 200 aanvragers die geen voorschot ontvangen, is gebleken dat zij al via de oude regelingen I en II de tegemoetkoming hebben gekregen waarop zij aanspraak kunnen maken. Van de ruim 500 gedupeerden die een aanvraag voor tegemoetkoming in autoschade hebben ingediend, hebben er inmiddels 200 bericht gekregen dat zij hun uitkering vóór de kerst ontvangen. De overigen krijgen ook vóór de kerst nog een bericht. Voor de inboedelschade zijn 300 aanvragen binnen, die in behandeling zijn. De conclusie is dat er volop wordt gewerkt aan de uitvoering van de regelingen.

De minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid vindt het zeer opmerkelijk dat de gemeente Enschede erin geslaagd is binnen enkele maanden een convenant wederopbouw te sluiten, waaronder alle betrokken partijen con amore hun handtekening hebben gezet. In onderling overleg is men tot de conclusie gekomen dat het werkkapitaal dat het rijk beschikbaar heeft gesteld, Enschede goed in de gelegenheid stelt de wederopbouw ter hand te nemen. In Enschede is de commissie Wederopbouw, onder voorzitterschap van de heer Meijer, van start gegaan. Deze commissie waarschuwt betrokkenen voor te hooggespannen verwachtingen wat het tempo van de wederopbouw betreft, aangezien het proces erg ingewikkeld is: er moet nog asbest verwijderd worden, het vuil moet nog opgeruimd worden, er moeten nog huizen aangekocht worden en het terrein moet nog bouwrijp gemaakt worden. Pi de Bruijn is aangetrokken als projectleider om tot een definitief ontwerp te komen. Het is de inzet van de gemeente Enschede, daarbij de burgers tot het einde toe te betrekken, zoals ook in het plan van aanpak staat. De commissie-Meijer zal daar zeker op toezien. Wel zal er een trechtering in het participatieproces moeten plaatsvinden.

Het kabinet is van oordeel dat Enschede met de 270 mln. een goede mogelijkheid heeft om aan de wederopbouw te werken. Er gaat in Den Haag echter geen deur dicht. Over de kwaliteitsimpulsen kan pas goed worden gepraat als er een uitgewerkt planontwerp ligt. Als het planontwerp er ligt, zal de minister overleg voeren met zijn collega's over het verwerken van de kwaliteitsimpulsen in de begrotingen.

In de prestatiebijlage bij het convenant wederopbouw is een passage over Grolsch opgenomen. De uitwerking van het plan Groot Roombeek hangt sterk af van de vraag of Grolsch in het gebied blijft of verhuist. In januari vindt er een zitting bij de Raad van State plaats, waarbij wordt bekeken of de indertijd afgewezen verhuizing alsnog in beeld kan komen. Bekeken moet worden wat de consequenties van de uitspraak van de Raad van State zijn.

De vouchers van f 10 000 die door staatssecretaris Remkes bekend zijn gemaakt, zijn bedoeld voor herinrichting of voor huurlasten. De vouchers zijn vrij te besteden, hetgeen in dank is aanvaard.

In antwoord op de vraag of het plan van aanpak versneld kan worden, antwoordt de minister dat hij niet de suggestie wil wekken dat het sneller kan, aangezien hij al degenen die begrijpelijk al zeer veel haast hebben, geen zeepbel wil voorhouden. Het plan van aanpak van de gemeente Enschede gaat al uit van een zeer optimistisch scenario. Het is het beste realistisch te zijn tegenover alle betrokken.

Het is niet juist dat mensen die ervoor kiezen om terug te gaan naar het gebied, moeten bijdragen aan de saneringkosten. In artikel 4.2 van het convenant wederopbouw staat precies aangegeven hoe het ministerie van VROM in het kader van het GSB/ISV-beleid omgaat met dit soort zaken.

De afweging van het wel of niet behouden van karakteristieke panden moet primair door de gemeenteraad van Enschede worden gemaakt. De minister gaat ervan uit dat Enschede er alles aan doet om dergelijke panden te behouden.

Tijdens het bezoek van EU-commissaris Barnier moest geconstateerd worden dat de suggestie die de heer Prodi wekte, namelijk dat er van alles mogelijk was binnen de bestaande kaders, niet gehonoreerd kon worden. Nederland heeft zogenaamde D2-gelden gekregen voor negen steden, waaronder Enschede. Intern is afgesproken dat Enschede binnen het toegewezen budget ex post, dus achteraf, het resterende geld krijgt, als de overige acht steden de hen toegewezen middelen niet kunnen opmaken in hun planvorming.

De provincie Overijssel heeft het convenant wederopbouw ondertekend. Bronnen geven aan dat de provincie binnenkort een besluit neemt over een bedrag van 6 à 8 mln., dat gekoppeld wordt aan de EU-gelden. Dat zou een mooi resultaat zijn.

De staatssecretaris van Economische Zaken deelt mee dat er in de bedrijfsschaderegeling een mogelijkheid zit voor tegemoetkoming in de winstderving als gevolg van omzetverlies, over een periode van maximaal drie jaar. In samenwerking met de kamer van koophandel en de commissie-Van Lidth de Jeude, die de contouren van de regeling heeft ontworpen, is het uiteindelijk volledig gelukt om de kunstenaars als ondernemers te beschouwen in de regeling. De regeling is niet alleen bedoeld om een adequate tegemoetkoming te geven die het alle ondernemers, inclusief de kunstenaars, mogelijk maakt om hun bedrijf voort te zetten, maar ook om bij de uitvoering door de stichting de ruimte te bieden om maatwerk te leveren. Er is dus de mogelijkheid om de oplossingen op het geval zelf toe te snijden.

De staatssecretaris zegt dat er alles aan wordt gedaan om tempo te houden in het proces. Er moet echter nog veel gebeuren, aangezien het gaat om een ingewikkelde problematiek, met een complexe regeling, die helder moet zijn in de uitvoering. Men is erin geslaagd de regeling binnen een redelijke tijd rond te krijgen. Nu kan worden gestart met de uitvoering.

De materiële bedrijfsschade zal zo snel mogelijk worden afgewikkeld. Het streven is erop gericht dat in 2001 af te ronden. De afwikkeling van de winstdervingsschade vergt uiteraard enkele jaren.

De staatssecretaris wijst erop dat in een van de brieven sprake is van meer dan 90%. Bedoeld is te zeggen dat de regeling 95% tot 98% van de gevallen op een adequate manier kan dekken. Bij de resterende 2% tot 5% gaat het om ondernemers die, gelet op hun activiteiten, niet onder de regeling te vatten zijn, veelal in verband met Brusselse voorwaarden. Voor deze ondernemers zijn er met name mogelijkheden via beschikbare fondsen. Deze ondernemers vallen dus niet tussen wal en schip.

De grens van 225 000 euro, die aan het eigen vermogen is gesteld bij de winstdervingsregeling, is gehanteerd om aan te geven dat bedrijven die de schade zelf kunnen dragen, de financiële gevolgen voor een groot deel voor eigen rekening nemen. Het overgrote deel van de ondernemingen, namelijk zo'n 500 kleine ondernemingen met twee of drie werknemers, hebben niet met deze grens te maken, omdat zij niet beschikken over een vermogen van 225 000 euro. In de praktijk gaat het om grote bedrijven die over het algemeen goed verzekerd waren en die niet in de problemen komen door de financiële grens. Bij het verlenen van een tegemoetkoming aan de bedrijven geldt ook de Europese regelgeving. Een regering mag, kort geformuleerd, niet zomaar geld geven aan een bedrijf, omdat er dan sprake is van steun. Als de tegemoetkoming in het kader van de bedrijfsschaderegeling over een periode van drie jaar onder de 100 000 euro blijft, hoeft daarvoor geen toestemming van Brussel te worden gevraagd. Het is de verwachting dat de ongeveer 500 kleine ondernemingen allemaal onder dit bedrag blijven. Daardoor kunnen deze bedrijven snel worden geholpen.

De commissie-Van Lidth de Jeude heeft gekozen voor een eigen risico van 30%, omdat dit aansluit bij Brusselse regelgeving, maar ook om te voorkomen dat bedrijven die verzekerd zijn en een eigen risico hebben van bijvoorbeeld 30%, slechter af zijn dan bedrijven die niet verzekerd zijn.

Het bedrag van 90 mln. dat in de stukken wordt genoemd, is uitdrukkelijk bedoeld voor de ondernemersregeling. Dit bedrag is dus een extra bedrag in de hulpverlening. De stichting Financiële hulpverlening vuurwerkramp, onder voorzitterschap van de voorzitter van de kamer van koophandel in Twente, zal de aanvragen van alle 530 bedrijven stuk voor stuk bekijken en beoordelen. De stichting is reeds bezig met het opzetten van haar organisatie en het aantrekken van expertise.

In het verleden circuleerden er verschillende bedragen voor de bedrijfsschaderegeling, tot 260 mln. Op verzoek van de commissie-Van Lidth de Jeude zijn er verschillende onderzoeken gedaan, waaruit eveneens verschillende bedragen naar voren kwamen, met heel ruime marges. De deskundigen zijn uiteindelijk bij elkaar gebracht. De conclusie was dat de schade zeer waarschijnlijk rond 65 mln. zal bedragen, met een marge van 15 mln. naar beneden en naar boven. De schade kan dus 80 mln. bedragen, waarbij nog de uitvoeringskosten van zo'n 10 mln. komen. Het totaal is het bedrag van 90 mln., dat in de stukken is opgenomen. Het kabinet heeft dit geld vrijgemaakt voor de uitvoering van de regeling. Ex post zal blijken hoeveel de uitvoering van de regeling daadwerkelijk heeft gekost. Relevant is namelijk dat de regeling op een adequate manier wordt uitgevoerd en dat er per bedrijf maatwerk wordt geleverd.

De staatssecretaris wijst erop dat er nog geen bedrijven failliet zijn gegaan, dus ook geen heel kleine bedrijven. Er zijn aan 120 bedrijven al bedragen uitgekeerd bij wijze van voorschot, teneinde deze bedrijven door een moeilijke periode heen te helpen. Op grond van de bedrijfsschaderegeling heeft de stichting Financiële hulpverlening vuurwerkramp in bijzondere situaties het mandaat om oplossingen te vinden voor gerezen problemen. De stichting heeft de mogelijkheid en de verantwoordelijkheid om passende oplossingen te vinden voor zeer specifieke situaties.

Bedrijven in de binnenring komen in aanmerking voor vergoeding van de materiële schade en voor vergoeding van winstderving. Bedrijven in de buitenring hebben minder materiële bedrijfsschade, maar hebben wel te maken met winstderving. Ongeacht de vraag of de winstderving zich in de binnenring dan wel de buitenring voordoet, zal de winstderving altijd worden vergoed. Er is wel een beperking aangebracht, in die zin dat bedrijven in de buitenring moeten kunnen aantonen dat de winstderving een relatie heeft met het gebied.

Instellingen, niet zijnde ondernemingen, vallen niet onder ondernemersregeling, maar onder een regeling van de gemeente Enschede.

De staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verklaart dat aan de inspecties en de commissie-Oosting niet alleen is gevraagd om te kijken naar de mogelijke oorzaken van de ramp in Enschede, maar ook naar het verloop van de bestrijding van de ramp en om eventuele lessen te trekken uit de ervaringen in Enschede. Het doel is in het kabinetsstandpunt die lessen een prominente rol te geven, en wel voor alle trappen in de keten van de rampenbestrijding, te beginnen met proactie en preventie. Bij het beperken van de kans op calamiteiten is bijvoorbeeld het vergunningsproces, inclusief de advisering en de controle op de naleving van een vergunning, in het geding. Er wordt ook gekeken naar de trap van de repressie, dat wil zeggen de voorbereiding van de rampenbestrijding en het verloop ervan in de praktijk. Hierbij gaat het onder andere om planvorming, de rol van het rampenplan en het rampbestrijdingsplan, het eventueel bijwerken van het handboek crisisbesluitvorming, de deskundigheid van het personeel, de rol van de burgemeester en de verbindingen. Ten slotte is er de trap van nazorg en evaluatie.

De staatssecretaris wil niet vooruitlopen op het verwerken van het rapport-Berghuis in de rapportage van de commissie-Oosting, maar hij besteedde wel aandacht aan de vraag hoe de overheid bij rampen landelijk moet omgaan met de informatievoorziening aan burgers en aan de media. Gebleken is dat er bij een ramp als in Enschede een gigantische mediabelangstelling is, waarop geen enkele gemeente is toegerust. Onderzocht wordt daarom of er niet een vorm van landelijke ondersteuning kan komen bij dit soort problemen.

Er wordt inmiddels nagedacht over een mogelijke bundeling van expertise, niet alleen op geneeskundig gebied. Bijvoorbeeld het NIBRA kan in een keten van centra zeker een centrale rol vervullen. Een landelijk expertisecentrum voor nazorg wordt door de ministeries van VWS en BZK voorbereid als een van de uitvloeisels van de evaluatie van de ramp met de Hercules. De Kamer zal in de eerste maanden van 2001 nadere informatie krijgen over het landelijk expertisecentrum voor nazorg.

Op het terrein van de interdepartementale coördinatie van de rampenbestrijding komen er steeds intensievere contacten en wordt er steeds meer ervaring opgedaan. Men moet wel steeds opboksen tegen de natuurlijke neiging van organisaties tot verkokering. Het ministerieel beleidsteam naar aanleiding van de ramp in Enschede komt regelmatig bijeen. Dit overleg wordt ambtelijk zeer zorgvuldig voorbereid. De maandelijkse rapportages aan de Kamer hebben een sterke processtimulerende functie. Ook de samenwerking tussen de inspecties levert een belangrijk leereffect op. In de evaluatie moet dan ook tot uiting komen hoe de samenwerking tussen de inspecties kan worden georganiseerd in vergelijkbare gevallen. Wel moet er meer synergie komen tussen de beleidsdirecties en de inspecties, waardoor de terugkoppeling beter kan leiden tot beleidsaanbevelingen.

De regio's testen nu een eerste versie van een leidraad risico-inventarisatie. Naar verwachting wordt begin 2001 een tweede versie uitgebracht, die door de regio's wordt gebruikt om te inventariseren welke risico-objecten en -situaties er binnen het regiogebied zijn. Het idee is dat de regionale besturen die met de coördinatie van de rampenbestrijding zijn belast, aan de hand van de risico-inventarisatie bepalen wat het ambitieniveau is. Het is belangrijk dat de overheid er geen misverstand over laat bestaan dat absolute veiligheid niet bestaat. Wel is het mogelijk, de organisatie van de voorbereiding van de rampenbestrijding zodanig in te richten dat de kans op grote ongevallen zoveel mogelijk wordt beperkt. Dat gebeurt aan de hand van de concrete risico's in het betrokken gebied. Daarin moeten keuzen worden gemaakt door de lokale politiek. Die keuzen moeten expliciet worden gemaakt, ook in de communicatie met de bevolking.

De inspectie van VROM doet onderzoek naar de classificatie van vuurwerk. Treft men verkeerd materiaal aan, dan wordt dat in beslag genomen. Door BZK is in 2000 een brief gestuurd aan de hulpverleningsdiensten, lokale overheden en de provincies, omdat uit onderzoek van het OM bleek dat vuurwerk verkeerd was gelabeld. In de brief werd de instanties verzocht in hun planning rekening te houden met hogere risico's dan uit een vergunning valt af te leiden en dus ook om de rampenscenario's aan te passen. De staatssecretaris gaat ervan uit dat de vingerwijzingen van het ministerie door de lokale bestuurders waren opgepakt wat een intensievere controle op het vuurwerk betreft.

Over de maatregelen die zijn getroffen om een betere classificatie van vuurwerk te bewerkstelligen, zal de Kamer nader worden ingelicht door het ministerie van VROM. De staatssecretaris kan niet zeggen of in elk deel van het land het verkeerd geclassificeerde vuurwerk al was verwijderd. Ook hierover kan het ministerie van VROM laten weten wat de stand van zaken is.

Vorige week heeft de Kamer een nota gekregen over de internationale aspecten van de rampenbestrijding. Daarin staat het een en ander over de groeiende samenwerking in het verband van de EU, vooral op het terrein van proactie en preventie. Overigens hebben de bewindslieden van BZK onlangs nog met de overheid van Noordrijnland-Westfalen van gedachten gewisseld over de communicatiemiddelen, teneinde te bevorderen dat Duitsland hetzelfde digitale communicatiesysteem kiest als Nederland. De staatssecretaris hoopt hierover binnenkort ook in overleg te kunnen treden met de Belgische overheid.

De brief van de minister van VWS d.d. 11 december 2000 over vermeende tekorten aan hulpverleners (VWS-00–1902/ BZK-00–1068)

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Wagenaar (PvdA) complimenteert het ministerie van VWS voor het snel opzetten van het bevolkingsonderzoek. Het is echter schokkend, een paar weken geleden te moeten constateren dat er een tekort aan hulpverleners is. De brief van het kabinet is teleurstellend. De minister schrijft dat het tekort alleen blijkt bij de huisartsen, maar dat dit een algemeen probleem is. Vervolgens blijkt echter ook dat het aanstellen van maatschappelijk werkers heel moeilijk is, omdat zij liever geen tijdelijk contract willen. Kan daar geen oplossing voor gevonden worden? Wat het tekort aan maatschappelijk werk voor allochtone groeperingen betreft, wordt voor de Arabisch sprekende populatie wellicht een beroep gedaan op een landelijk bemiddelingsbureau. Dat is toch wel erg vaag. Voor de basale hulpverlening, met name door vrijwilligersorganisaties, is geen of onvoldoende budget beschikbaar. Toch constateert de minister dat deze hulpverlening juist voor allochtone groeperingen heel laagdrempelig is. In de brief van de minister wordt voor al deze groepen op korte termijn geen oplossing aangedragen. De brief is sussend van toon en bureaucratisch van aard. Intussen wachten de mensen in Enschede op hulp, wat een onaanvaardbare situatie is. Er dienen direct concrete en desnoods onorthodoxe maatregelen te worden genomen. Wordt gedacht aan een arbeidsmarkttoeslag en een verblijfskostenregeling voor hulpverleners die (al dan niet tijdelijk) uit andere delen van het land in Enschede willen werken? Is het kabinet bereid op korte termijn wensen en mogelijkheden op dit terrein te onderzoeken?

De heer Van den Doel (VVD) constateert dat er de afgelopen maanden al veel is gebeurd op het terrein van de nazorg. De mensen die aan het werk zijn, verrichten uitstekend werk. Nu dreigt de nazorg echter min of meer vast te lopen in de bureaucratie, met organisaties die elkaars competentie bevechten. Tientallen organisaties zijn bezig met allerlei deelaspecten van de nazorg. Hoe liggen de verantwoordelijkheden precies? Wie stuurt het allemaal aan?

De heer Van den Doel wijst erop dat hij vanaf het begin aandacht heeft gevraagd voor PTSS. Het is algemeen bekend dat bij huisartsen specialistische kennis over PTSS niet aanwezig is. Hoewel vanaf het begin is gezegd dat de kennis van het AMC hierbij betrokken zou worden, schrijft het kabinet nu dat bekeken wordt hoe de speciale kennis over PTSS overgedragen kan worden op de huisartsen. Wat is er in het afgelopen halfjaar gebeurd? Is er vlak na de ramp op basis van statistieken over rampen en op basis van eerste ervaringsgegeven uit Enschede wel een inventarisatie gemaakt van de benodigde capaciteit? Is vervolgens bekeken of de benodigde capaciteit wel beschikbaar was?

De heer Mosterd (CDA) zegt dat zijn fractie vanaf het begin waardering heeft gehad voor de aanpak, die VWS heeft gekozen rond de directe zorg en de nazorg. Het gaat nu om de vraag of de nazorg goed vorm en inhoud krijgt via het plan van aanpak. Uit gesprekken met het IAC is de heer Mosterd nog niet zo lang geleden gebleken dat de allergrootste problemen met het aantrekken van deskundigen en hulpverleners achter de rug waren. Uit de brief komt echter een wat minder positieve indruk naar voren. Wat is de exacte stand van zaken? Leidt het plan van aanpak wel tot directe en werkzame oplossingen, dus zonder allerlei bureaucratie?

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66) merkt op dat soms pas op een later moment blijkt dat er bij mensen behoefte aan nazorg is. Er komen nu mensen uit de buitenring naar voren die psychische problemen hebben en die willen deelnemen aan een gezondheidsonderzoek. Er wordt gezegd dat dit niet kan, omdat het vervolgtraject al aan de gang is. Er moet echter voldoende flexibiliteit in de programma's zitten. Is het mogelijk dat er een voorziening wordt getroffen voor mensen die in een later stadium problemen krijgen?

De belangenverenigingen van bewoners signaleren tekorten aan middelen voor de basale hulpverlening. Er is onvoldoende budget voor, omdat er geen koppeling mogelijk is aan het cluster zorg. Hoe zit dat precies? Mocht er geen koppeling mogelijk zijn, hoe kan de basale hulp dan voldoende verleend worden?

Uit de formulering die in de brief is gekozen krijgt mevrouw Scheltema-de Nie de indruk dat er wachtlijsten en wachttijden zijn in de hulp, ofschoon die niet zo lang zijn als de vaste commissie aanvankelijk dacht. Wat wordt er precies aan gedaan om de wachtlijsten en wachttijden te bekorten?

Het is niet acceptabel als de hulpverlening en de nazorg in de knel komen door een tekort aan huisartsen en andere hulpverleners. Om het tekort op te vullen geldt desnoods het adagium «Tom Poes, verzin een list».

Positief is dat de problematiek van het maatschappelijk werk voor allochtone groeperingen minder is geworden. Kan de effectiviteit op dit terrein nog verder worden verhoogd?

Onder de 940 gewonden als gevolg van de ramp zijn er ongetwijfeld die hun beroep niet meer kunnen uitoefenen. Hoeveel mensen zijn geheel of ten dele in de WAO terechtgekomen? Hoeveel mensen zijn gehandicapt geraakt? Krijgen deze mensen nog een afzonderlijke schadevergoeding, zodat zij niet in de problemen komen?

De heer Van der Steenhoven (GroenLinks) wijst op een recent artikel in het Maandblad voor de geestelijke volksgezondheid, waarin sprake is van een secundaire ramp na een ramp, met een herhaalde collectieve victimisering, gepaard gaande met fantasieën, controleverlies en onverklaarbare lichamelijke klachten. Deze psychosociale klachten ontstaan als gevolg van het niet onderkennen van een trauma na een ramp. Het is daarom zaak dat er voldoende psychosociale zorg gewaarborgd is. Uit de voortgangsberichten en de brief van 11 december jl. krijgt men echter de indruk dat niet adequaat genoeg wordt ingespeeld op de problematiek, gelet op de geluiden over wachtlijsten en een tekort aan hulpverleners. Is het juist dat er hulpverleners via uitzendbureaus worden ingehuurd, met een kort dienstverband? Psychosociale hulp moet juist gedurende langere tijd door dezelfde persoon geleverd worden. Kan de minister verklaren dat er voldoende adequate psychosociale hulp beschikbaar is? Is zij bereid desnoods onorthodoxe maatregelen te overwegen?

De heer De Wit (SP) zegt dat hij tijdens een recent bezoek aan Enschede veel mensen heeft ontmoet die psychische schade hebben opgelopen door de ramp. Hun grootste klacht, die van diverse zijden wordt bevestigd, is dat zij weliswaar zijn geregistreerd, maar dat de dringend nodige hulp niet geboden wordt. De minister bevestigt in de laatste alinea van blz. 2 van de brief min of meer dat er een groot probleem is ten aanzien van de huisartsen, het maatschappelijk werk en de basale hulpverlening. Welke maatregelen treft de minister om ervoor te zorgen dat de mensen de hulp krijgen die zij dringend nodig hebben?

Antwoord van de regering

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wijst erop dat de gemeente Enschede vanaf het begin de regie heeft bij de hulpverlening en de nazorg, maar dat de gemeente daar graag hulp bij wil van het ministerie van VWS. Het ministerie heeft het niet bij passieve medewerking gelaten, aangezien diverse zeer ervaren en deskundige medewerkers in Enschede aan het werk zijn of zijn geweest. Mevrouw Huijsman-Rubingh, coördinator nazorg van het ministerie van VWS, was in eerste instantie elke dag in Enschede aanwezig en nu nog minstens één dag per week. Aanvankelijk was men ter plaatse nog niet zo erg overtuigd van de noodzaak van specifieke deskundigheid, van bijscholing enz. Zo zijn pas zeer onlangs de huisartsen ervan overtuigd geraakt dat de psychosociale nazorg toch een speciale deskundigheid vereist, die men zich eigen moet maken. Die bijscholing is nu opgezet.

Er is aan het begin van de hulpverlening een schatting gemaakt van de benodigde capaciteit, zo goed en zo kwaad als dat ging. Het waren echter wel ruwe schattingen.

Gisteren heeft mevrouw Huijsman-Rubingh bij haar wekelijkse gesprekken in Enschede nog een overleg gehad met het cluster zorg en wethouder Goudt. Tijdens dat overleg is gezegd dat er op dit moment geen tekort aan hulpverleners is. Alle hulpverleners kunnen de nazorgwerkzaamheden er nog wel bij doen, hoewel zij soms hun toevlucht moeten nemen tot creatieve oplossingen. Zo zijn door de huisartsen de griepvaccinaties helemaal aan verpleegkundigen overgelaten. De brief van 11 december jl. is wat somberder van toon dan de feitelijke situatie, omdat men er op het ministerie van uitgaat dat de hulpvraag haar hoogtepunt nog niet heeft bereikt. In overleg met alle partijen in Enschede wordt gezocht naar oplossingen voor de toenemende hulpvraag. Bij huisartsen gaat het om deskundigheidsbevordering en meer ondersteuning door praktijkverpleegkundigen en om het zoveel mogelijk tijd vrijmaken voor de eigenlijke werkzaamheden. Er wordt met de huisartsen actief gezocht naar ondersteunend personeel. Als die ondersteuning niet op de gewone manier kan worden gevonden, is het wellicht een goed idee om het te zoeken in meer financiën of betere secundaire arbeidsvoorwaarden. Men moet er echter rekening mee houden dat er in de gehele gezondheidszorg een grote krapte aan adequaat personeel bestaat. De minister zegt toe dat zij zou laten nagaan of basisartsen ondersteunende diensten kunnen verrichten in de huisartsenpraktijken, zodat de huisartsen zich meer op het zwaardere werk kunnen richten. Mocht dit mogelijk zijn, dan zullen de extra kosten worden gedragen door het ministerie.

Mevrouw Huijsman-Rubingh heeft samen met onder anderen een medewerker van minister Van Boxtel een ronde gemaakt langs alle organisaties voor allochtonen in Enschede. Daarbij is geconstateerd dat er nog veel onbekendheid heerst, bijvoorbeeld over het bestaan van het IAC en van extra hulpverleningsmogelijkheden. Gebleken is dat er adequate hulpverlening is voor de Turkse bewoners, maar niet voor de Marokkaanse populatie. De gemeente Enschede probeert nu samen met het ministerie om extra hulpverleners naar Enschede te krijgen. Als de maatschappelijk werkers niet willen komen omdat zij geen vast contract krijgen, is het zaak dat wordt gezocht naar creatieve oplossingen. Aangezien de hulp nog wel enkele jaren nodig is, hoeven de contracten niet zo heel tijdelijk te zijn. Als men in vaste dienst komt, kost de wachtgeldregeling waarschijnlijk wel geld. Het is niet de bedoeling met geld te smijten, maar het ministerie is absoluut niet krenterig. Het is de gemeente Enschede en het cluster zorg bekend dat zij voor de hulpverlening geld krijgen als dat nodig is, voor onbeperkte tijd. De bedragen zijn daarbij niet gefixeerd. Voor 2001 is op voorhand al 5 mln. beschikbaar gesteld, maar het kan meer worden op basis van de bevindingen en confrontatie met de problematiek.

De minister ging vervolgens in op een persbericht dat de PvdA-fractie in de Tweede Kamer heeft doen uitgaan. In het persbericht staat dat de minister op het matje geroepen wordt en dat veel bestuurders uit Enschede een muur van bureaucratie en onwil ervaren als zij het ministerie van VWS om hulp vragen. De minister wil deze stellingen graag onderbouwd zien. Bestuurders die bij het ministerie aankloppen, krijgen van het ministerie de toezegging dat er betaald wordt. Er worden ook voortdurend voorschotten verstrekt. Wel wordt er een plan gevraagd van de bestuurders. Uit zo'n plan moet blijken dat het geld goed besteed wordt, dus terechtkomt bij de hulpvragers. Er is bijvoorbeeld een plan ingediend over de psychosociale hulpverlening in 2001. Daarop is gezegd dat men alvast 5 mln. krijgt, maar dat er nog over het plan gepraat moet worden, omdat er te veel coördinatie, dus te veel bureaucratie in zit. Het geld moet immers vooral besteed worden aan hulpverlening. Overigens is er voor de psychosociale nazorg nu een nieuwe interim-manager aangesteld, die voor coördinatie kan zorgen. Daar is dus geen uitgebreid bureau voor nodig. Als het geld voor een activiteit eenmaal is verstrekt, is het aan Enschede om daar verstandig mee om te gaan. Er wordt een plan voor de besteding gevraagd, maar dat hoeft helemaal geen uitgebreide detaillering te kennen.

Onlangs bleek dat er nog een bedrag van f.300 000 beschikbaar was. Daarop heeft Enschede gevraagd dit bedrag in te zetten voor specifieke groeperingen, zoals ouderen en allochtonen. Vervolgens is er een plan ingediend, dat één A4'tje beslaat. Dat plan wordt door de minister goedgekeurd, waarna het geld naar Enschede gaat. Men hoeft dus geen complete boekwerken in te leveren om geld te krijgen. Uiteraard dient achteraf wel een goede verantwoording van de besteding te worden overlegd.

De minister wijst erop dat de nieuwsbrieven van het IAC, de huis-aan-huisbladen en de specifieke radio-uitzendingen, waarbij berichten in het Turks en Arabisch zijn uitgezonden, een groot deel van de allochtonen niet hebben bereikt. Het is zaak dat met de organisaties voor allochtonen wordt bekeken hoe de mensen bereikt kunnen worden, aangezien er ook onder de allochtonen mensen zijn die grote psychische problemen hebben. Door middel van het beschikbaar stellen van deskundigheid proberen ministeries van BZK en van VWS betrokkenen in Enschede zo goed mogelijk te helpen.

Door de gemeente Enschede is de kring van betrokkenen inmiddels wat wijder getrokken, wat gevolgen heeft voor de hulpverlening. Namens het ministerie voert mevrouw Huijsman-Rubingh overleg om te beoordelen wat dit aan extra hulp betekent.

Hoewel hierover vragen zijn gesteld aan de zorginstellingen en het Medisch spectrum Twente, zijn er over het aantal arbeidsongeschikten als gevolg van de ramp nog geen exacte gegevens bekend. Dit kan ook moeilijk aangezien pas na twee jaar rechtelijk wordt vastgesteld of iemand blijvend arbeidsongeschikt is. Het lijkt evenwel te gaan om een klein aantal mensen met een blijvende handicap die leidt tot beperking in hun werkmogelijkheden. De schatting blijft onder de tien.

De minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid verklaart dat er door de directie coördinatie minderheden en het ministerie van VWS een ronde is gemaakt langs de zelfzorgorganisaties. Daarbij zijn verschillende basale werkafspraken gemaakt, zoals over een laagdrempelige voorziening in een moskee, over feedback van hulpverleners van de GGD en het IAC aan de imam en de vrouwelijke geestelijke en over actieve werving voor voorlichting in eigen taal, ook voor de Marokkanen. Dit onderstreept dat men permanent een antennefunctie dient te hebben voor deze bijzondere groepen. Dit regardeert overigens eenieder, dus niet alleen de gemeente of het kabinet, maar ook alle professionals en instellingen.

Mevrouw Huijsman-Rubingh (coördinator nazorg van het ministerie van VWS) verklaart dat tijdens de ronde die zij langs de instellingen heeft gemaakt, duidelijk is geworden dat er vanuit het IAC veel meer outreachend opgetreden moet worden. De directeur van het IAC, die is meegegaan tijdens de ronde, is ervan overtuigd dat voor mensen die tot nu toe niet bereikt worden, andere wegen moeten worden bewandeld om hen te bereiken. Ook is duidelijk geworden dat de allochtonen het niet zoeken in reguliere hulpverleningskanalen, maar veeleer in eigen kring, bij de imams en bijvoorbeeld twee GVO-medewerkers van Turkse herkomst in het gezondheidscentrum Noord. Zowel de imams als de GVO-medewerkers geven aan dat zij van professionals consultatieve steun ontvangen. Hierover wordt nu gesproken met Mediant, het Medisch spectrum Twente en het maatschappelijk werk.

De huisartsen zijn in eerste instantie bijgeschoold, maar nog niet zo specifiek als eigenlijk zou moeten. De huisartsen wilden hun bijscholing laten passen binnen de normen van de werkgroep deskundigheidsbevordering huisartsen. Binnen die normen komt de rampgerelateerde bijscholing nauwelijks aan bod. Inmiddels hebben de huisartsen te kennen geven dat zij gaarne het bijscholingsprogramma willen volgen dat is ontwikkeld voor de huisartsen in de Bijlmermeer in het kader van het medisch onderzoek naar aanleiding van de vliegramp in de Bijlmermeer.

De huisartsen hebben intern een onderzoek gedaan naar de mate van belasting door rampgetroffenen in hun praktijk. Het varieert van zes getroffenen in een huisartsenpraktijk tot zo'n duizend getroffenen in een groepspraktijk van drie huisartsen. Via inventieve schema's, met ondersteuning van vervangende hulpkrachten, probeert men per huisarts een indeling te maken waardoor helder wordt hoeveel nodig is per huisarts, waardoor zij meer tijd kunnen besteden per getroffene. De getroffenen komen vaker en de gesprekken duren langer dan de normale tien minuten voor een spreekuurcontact. Er wordt uiterst intensief en inventief naar huisartsen gezocht, maar het heeft tot nu toe slechts voor één dag in de week één huisarts opgeleverd.

De voorzitter van de commissie,

De Cloe

De griffier van de commissie,

De Gier


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Schutte (RPF/GPV), Te Veldhuis (VVD), ondervoorzitter, De Cloe (PvdA), voorzitter, Van den Berg (SGP), Van de Camp (CDA), Scheltema-de Nie (D66), Van der Hoeven (CDA), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Dankers (CDA), Hoekema (D66), Rijpstra (VVD), O. P. G. Vos (VVD), Rehwinkel (PvdA), Wagenaar (PvdA), Luchtenveld (VVD), De Boer (PvdA), Duijkers (PvdA), Verburg (CDA), Rietkerk (CDA), Halsema (GroenLinks), Kant (SP), Balemans (VVD) en De Swart (VVD).

Plv. leden: Rouvoet (RPF/GPV), Van Beek (VVD), Zijlstra (PvdA), Ravestein (D66), Van Wijmen (CDA), Bakker (D66), Balkenende (CDA), Barth (PvdA), Gortzak (PvdA), Rabbae (GroenLinks), Wijn (CDA), Dittrich (D66), Cherribi (VVD), Van den Doel (VVD), Van Oven (PvdA), Apostolou (PvdA), Cornielje (VVD), Kuijper (PvdA), Belinfante (PvdA), Mosterd (CDA), Eurlings (CDA), Van Gent (GroenLinks), Poppe (SP), Essers (VVD) en Nicolaï (VVD).

Naar boven