nr. 14
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 januari 2000
Zoals bekend onderzoekt een onafhankelijke commissie in opdracht van het
rijk, de provincie Overijssel en de gemeente Enschede de vuurwerkramp, die
op zaterdag 13 mei in Enschede plaatsvond. De Commissie Onderzoek Vuurwerkramp
(COV) heeft onlangs bekend gemaakt dat zij op 28 februari 2001 haar rapport
zal aanbieden.
De regering zal daarna aan de Tweede Kamer berichten welke gevolgtrekkingen
zij aan de bevindingen van de commissie verbindt.
Daarnaast hebben acht rijksinspecties – elk op grond van zijn specifieke
taakopdracht – onderzoek verricht naar deze ramp.
In het Plan van Aanpak afstemming inspectieonderzoeken, aangeboden aan
de Tweede Kamer op 9 juni 2000 (TK 1999/2000, 27 157, nr. 3) is
beschreven op welke wijze de onderzoeken van de acht rijksinspecties naar
de vuurwerkramp in Enschede van 13 mei 2000 vorm zouden krijgen. Daarbij
werd ingegaan op de samenwerking en afstemming tussen de betrokken rijksinspecties.
In het plan van aanpak is aangegeven, dat de onderzoeksresultaten in twee
fasen zouden worden gepubliceerd.
Het onderzoek van de inspecties naar het verloop en de omstandigheden
van de vuurwerkramp is gestart met het maken van een gezamenlijke reconstructie
van de relevante activiteiten en gebeurtenissen. Deze reconstructie bestaat
uit een inventarisatie van de door de onderzoekers relevant geachte feitelijke
gebeurtenissen met betrekking tot de ramp, waarbij geen nadere verklaring
en/of achtergrondinformatie wordt gegeven. Elke inspectie heeft daartoe voor
zijn taakveld een of meerdere deelreconstructie(s) opgesteld.
Met mijn brief van 6 november 2000 (TK 1999/2000, 27 157, nr. 11)
heb ik de gezamenlijke reconstructie van de rijksinspecties inzake de vuurwerkramp
aangeboden.
De volgende fase in het plan van aanpak bestond uit de totstandkoming
en publicatie van de rapportages – inclusief analyse en conclusies –
van de diverse inspecties.
Ingevolge de procedure van hoor en wederhoor is een aantal van de concept-inspectierapporten
eerst voorgelegd aan de bestuurlijke autoriteiten van de gemeente Enschede,
de provincie Overijssel, de regionale brandweer Twente, de regiopolitie Twente
en het bestuur van de GHOR-regio Twente. Dit is geschied met de rapporten
van de Inspectie Milieuhygiëne, de Inspectie Ruimtelijke Ordening, de
Inspectie Volkshuisvesting, de Arbeidsinspectie, de Inspectie Politie, de
Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Inspectie Brandweerzorg en Rampenbestrijding.
Deze rapporten hebben betrekking op het functioneren van genoemde bestuurlijke
autoriteiten of de daaronder ressorterende diensten.
Bovengenoemde procedure had tot doel de genoemde instanties in staat te
stellen de door de rijksinspecties geconstateerde feiten te vergelijken met
de feitelijke informatie die hen ter beschikking staat. De conclusies en aanbevelingen
uit de rapporten zijn hierbij uiteraard niet aan de orde geweest.
De afgelopen dagen is de procedure hoor en wederhoor afgerond.
Thans bied ik u, mede namens de betrokken bewindspersonen, de definitieve
rapporten van de rijksinspecties aan.1 In het
Algemeen Overleg met de Vaste Commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
van 12 december jl. heb ik medegedeeld, dat het kabinet na het afronden van
de inspectierapportages meteen tot publicatie zal overgaan, in verband met
het grote publieke belang om van de rapportages zo snel mogelijk kennis te
kunnen nemen.
Het kabinet zal zijn eigen reactie op de bevindingen van de rijksinspecties
in het kabinetsstandpunt over het rapport van de Commissie Onderzoek Vuurwerkramp
verwerken. Dit houdt in, dat het kabinet tot dat moment geen reactie geeft
op de voorliggende inspectierapporten.
Indien echter in de tussentijd blijkt, dat er op grond van de voorliggende
onderzoeksinformatie van overheidswege onmiddellijk maatregelen getroffen
moeten worden, zullen deze worden genomen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K. G. de Vries