27 157
Vuurwerkramp Enschede

nr. 13
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 november 2000

In vervolg op mijn eerdere brieven (kamerstukken II 1999/2000, 27 157, nrs. 1 tot en met 3, 5 en 8 tot en met 10 en de brief van 14 juli jl.) doe ik u hierbij als coördinerend minister een voortgangsbericht toekomen over de afwikkeling van de vuurwerkramp te Enschede. In de navolgende paragrafen wordt de stand van zaken weergegeven van de volgende onderwerpen:

1. Nazorg 2

1.1 Informatie- en Adviescentrum 2

1.2 Gezondheidsmonitoring 2

1.3 Integrale psychosociale zorg 3

1.4 Kenniscentra 4

2. Financiën 4

2.1 Commissie Financiële Afwikkeling Vuurwerkramp 4

2.2 Regeling voor getroffen ondernemers 4

2.3 Bijzondere vraagstukken 5

2.4 Tussenrapportage Commissie Financiële Afwikkeling 5

3. Wederopbouw 5

4. Onderzoek 5

4.1 Inspectie-onderzoeken 5

4.2 Commissie Onderzoek Vuurwerkramp 6

4.3 Strafrechtelijk onderzoek 6

5. Evaluatie staand beleid 8

6. Juridische zaken 8

1. Nazorg

1.1 Informatie- en Adviescentrum

Door het Informatie- en Adviescentrum (IAC) wordt voorlichtingsmateriaal ontwikkeld. Thans is de folder «De helpende hand na de ramp» uitgebracht, waarin doelstellingen, werkwijze en bereikbaarheid zijn toegelicht. Tevens is een computerpresentatie ontwikkeld, met de mogelijkheid tot variatie, afhankelijk van de doelgroep. In de wekelijkse radiorubriek wordt specifieke aandacht aan allochtone groepen geschonken, evenals in de wekelijkse Nieuwsbrief. Deze Nieuwsbrief wordt ook integraal geplaatst in het huis-aan-huis-blad van Enschede.

Het bureau Berenschot heeft namens de Commissie Oosting een schriftelijk onderzoek onder de getroffenen uitgevoerd. Op de vraag of men alsnog contact met het IAC op prijs stelde, reageerden ongeveer 300 mensen positief. Het IAC gaat deze mensen bezoeken en zal deze bezoeken schriftelijk aankondigen alvorens een afspraak te maken. In deze groep bevinden zich vele allochtonen.

Het belteam achter 0800–1100 wordt geïntegreerd in het IAC, opdat éénduidig naar buiten kan worden getreden. Naast het IAC zijn ook mantelzorgorganisaties, bijvoorbeeld kerken, actief in het benaderen van getroffenen. Het IAC tracht deze organisaties in beeld te krijgen en afstemming te realiseren. Het IAC heeft zeer frequent contact met de Bewonersbelangenvereniging. Hoewel het IAC via de Bewonersbelangenvereniging redelijk is geïnformeerd over het oordeel van de Enschedese bevolking, wordt toch een tevredenheidsonderzoek voorbereid.

1.2 Gezondheidsmonitoring

De gezondheidsmonitoring omvat het gezondheidsonderzoek en de specifieke gezondheidsmonitoring. Voor het gezondheidsonderzoek dat eind mei en begin juni 2000 op de vliegbasis Twente plaats vond, zijn getroffenen uitgenodigd op grond van het adressenbestand dat van de gemeente is verkregen, gebaseerd op wat als rampgebied werd aangemerkt. Daarnaast hebben de hulpverleners die zijn ingezet een uitnodiging ontvangen. Voor passanten is via de media een aantal keren een oproep gedaan om deel te nemen. De opkomst van deze laatste groep was gering.

De bewoners van een aantal straten die niet tot het rampgebied zijn gerekend, maar die zich wel getroffenen voelen, voelen zich niet als zodanig herkend en erkend. Het niet direct uitgenodigd zijn voor het gezondheidsonderzoek speelt daarbij een belangrijke rol. Alsnog deelnemen aan het gezondheidsonderzoek zoals dat op de vliegbasis Twente heeft plaats gevonden, is wegens het specifieke vervolgprogramma niet mogelijk. Het ministerie van VWS en de GGD Twente beraden zich over een adequate oplossing voor dit probleem. De GGD Twente heeft hetgeen zij in het kader van de gezondheidsmonitoring denkt te realiseren, weergegeven in de nota «Projectplan Gezondheidsmonitoring Getroffenen Vuurwerkramp Enschede».

1.2.1 Gezondheidsonderzoek

Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu(RIVM) en het Instituut voor Psychotrauma (IVP) hebben de in mijn vorige voortgangsbericht genoemde vragenlijsten uitgewerkt. Deze uitwerking geeft allereerst informatie over de groep getroffenen die aan het onderzoek hebben deelgenomen, maar geeft tevens aan de gemeentelijke en landelijke autoriteiten aanbevelingen in het kader van het ontwikkelen van beleid. Om een juist beeld te krijgen van de deelnemers in relatie tot de gehele doelgroep direct en indirect getroffenen zal een non-response onderzoek plaats vinden. Dit is een onderzoek bij getroffenen die zich in eerste instantie niet hebben aangemeld en personen die zich tijdelijk op het rampterrein hebben bevonden. In de loop van 2001 zal ook een controleonderzoek worden uitgevoerd waarvoor de GGD Utrecht zich heeft aangeboden.

Het voorstel van RIVM en IVP voor vervolgonderzoeken is inmiddels in uitvoering genomen. Het RIVM blijft de komende jaren de instantie die aanvullende vragen kan beantwoorden op grond van het langdurig bewaren van bloed- en urinemonsters.

Nog dit jaar zal het IVP rapporteren aan de betrokken overheidsinstanties, maar vooral de getroffenen, over de uitslag van de in de eerdergenoemde vragenlijst gestelde vraag wat de meeste indruk heeft gemaakt na de explosie. In het kader van de vervolgonderzoeken zal specifiek aandacht worden geschonken aan de allochtonen en de jeugdigen beneden de 16 jaar. Het IVP zal zich daarbij laten adviseren door een panel van deskundigen.

1.2.2 Specifieke monitoring

De onderzoeken in het kader van specifieke monitoring zijn, vergeleken met het gezondheidsonderzoek, meer individu- dan collectief gericht.

Het Nederlands Instituut voor de Eerstelijnszorg (NIVEL) beziet op dit moment of het zorg kan dragen voor de monitoring door apothekers, jeugdartsen (zowel consultatiebureau als GGD), geestelijke gezondheidszorg en maatschappelijk werk. Dit gebeurt naast hetgeen is vastgelegd in het onderzoeksvoorstel, zoals vermeld in mijn vorige voortgangsbericht. Alle monitoringonderzoeken zijn bedoeld om aan de individuele hulpverleners aanbevelingen te geven ten behoeve van het behandelbeleid. Voor de individuele getroffenen kan dit bijdragen aan het herstel, zonder voortdurend gekweld te worden door de impact van de vuurwerkramp. Uit het vooronderzoek van het NIVEL bleek dat koppeling aan het klantvolgsysteem van het IAC, ook gezien de relatie naar de uitvoerende instanties in het kader van het cluster Zorg, wenselijk en mogelijk is. Een en ander vraagt om strikte voorwaarden voor de toegankelijkheid van de gegevens. Over dit onderwerp zal tevens het advies van de Medische Ethische Toetsingscommissie van TNO worden gevraagd.

1.3 Integrale psychosociale zorg

Het «Plan van aanpak zorg cluster nazorg vuurwerkramp» is begin oktober door het College van Burgemeester & Wethouders geaccordeerd. Op 2 november is hierover desgevraagd schriftelijk gereageerd door het ministerie van VWS. Zowel de gemeente als VWS zijn van mening dat de integrale aanpak nader zal moeten worden uitgewerkt, maar om de voortgang van het proces niet te belemmeren is voorlopig de voortgang gegarandeerd. Ten behoeve van de uitwerking van het plan wordt een nieuwe interim-manager aangezocht. Het Cluster heeft de intentie om de psychosociale noden integraal te bezien en is van plan in preventie en behandeling als cluster-participanten doelmatig om te gaan met mensen en middelen. De materie is echter weerbarstig. Elders ontwikkelde kennis zal worden overgedragen en de ervaringen in het verleden opgedaan met de behandeling van getroffenen na de ramp in de Bijlmermeer zal worden benut voor nascholing ten behoeve van specifieke doelgroepen in het cluster.

1.4 Kenniscentra

Het IAC en zorginstellingen verzamelen informatie en stellen deze informatie ten dienste van getroffenen, instellingen en overheden. Zij fungeren als een kenniscentrum voor Enschede. De werkgroep, onder auspiciën van VWS, die voorwaarden ontwikkelt voor de psychosociale inbrengin een landelijk kenniscentrum nazorg, maakt onder meer gebruik van de ervaringen van het IAC en de zorginstellingen. Aan bedoeld kenniscentrum zal, conform het gestelde in de inleiding van het kabinet bij de beantwoording van de vragen van de parlementaire werkgroep Herculesramp (TK, vergaderjaar 1999–2000, 24 814, nrs 13–14, p.27), in samenwerking met andere kenniscentra op het terrein van medische hulpverlening en zorg invulling worden gegeven.

2. Financiën

2.1 Commissie Financiële Afwikkeling Vuurwerkramp

In het vorige voortgangsbericht meldde ik dat de Commissie financiële afwikkeling vuurwerkramp (CFA) geadviseerd heeft over een aantal regelingen voor particulieren, te weten de Regeling opruimingskosten, de Regeling autoschade en de Regeling tegemoetkoming Onkosten Buitengewone Omstandigheden (OBO-regeling). Inmiddels is met de uitvoering van deze regelingen een aanvang gemaakt. Er zijn tot op heden 400 aanvragen ingediend voor toepassing van de autoschaderegeling en 300 aanvragen voor de OBO-regeling. Deze aanvragen zijn thans, evenals de aanvragen voor toepassing van de Regeling opruimingskosten, in behandeling bij de in mijn vorige brief genoemde uitvoeringsorganisatie LASER.

2.2 Regeling voor getroffen ondernemers

De CFA en de gemeente Enschede zijn akkoord gegaan met de hoofdlijnen van een continuïteitsregeling voor gedupeerde ondernemers, die het ministerie van Economische Zaken zal opstellen. De Ministerraad heeft hiermee eveneens ingestemd.

De hoofdlijnen van deze continuïteitsregeling zijn:

• het waarborgen van de continuïteit door:

1. eerst: tegemoetkoming in on/onderverzekerde materiële schade;

2. dan, indien nodig: tegemoetkoming in de omzetschade;

3. voorts: indien de bedrijfsvoering niet op aanvaardbare wijze kan worden voortgezet, een bedrijfsbeëindigingsregeling.

ad 1: De tegemoetkoming in de materiële schade is grosso modo 60% van het verschil tussen het schadebedrag (voor de meeste zaken gebaseerd op nieuwwaarde) en de uitkering van de verzekeraar. Tevens wordt een eigen risico toegepast van 10%;

ad 2: Van een tegemoetkoming in de omzetschade is sprake als de onderneming een eigen vermogen heeft dat kleiner is dan 225 000 Euro én als er ten opzichte van 1999 sprake is van een omzetderving van 30% of meer;

ad 3: Hiervan is sprake als de onder 1 en 2 genoemde vergoedingen de continuïteit niet kunnen waarborgen.

• Per ondernemer wordt in maatwerk uitkering bepaald;

• Deze regeling geldt voor gedupeerde ondernemingen in de zogenaamde binnenring van het rampgebied en de buitenring, voorzover de onderneming volledig afhankelijk was van de binnenring;

• De maximale overheidssteun per ondernemer beloopt over een periode van maximaal drie jaar 100 000 Euro. De verleende overheidssteun aan ondernemers moet aan de vereisten van de Europese regelgeving voldoen. De desbetreffende ondernemer moet eventuele vragen van de Europese commissie adequaat beantwoorden. De regeling zal voorzien in de mogelijkheid om eventueel onrechtmatig uitgekeerde steun terug te vorderen (conform de Europese «de-minimis regeling»);

• Verwacht wordt dat meer dan 90% van de getroffen ondernemers in het rampgebied door toepassing van deze regeling hun bedrijf op aanvaardbare wijze kunnen voortzetten. Als gevolg van de «de-minimis regeling» vallen de sectoren landbouw, visserij, scheepvaart en transport buiten deze regeling. Dit is in Enschede alleen een probleem voor de sector transport. Voor deze sector en een beperkt aantal probleemgevallen is niet-overheidsgeld beschikbaar;

• Uitvoering geschiedt door de Stichting financiële hulpverlening vuurwerkramp. Deze stichting is door de gemeente Enschede opgericht en zal functioneren als zelfstandig bestuursorgaan. De benodigde gelden zullen door het ministerie van Economische Zaken aan de stichting ter beschikking worden gesteld onder bestedingsvoorwaarden. De Stichting legt door middel van een accountantsverklaring verantwoording af over de besteding van de gelden aan het ministerie van Economische Zaken. Eventuele overblijvende gelden zullen moeten worden teruggestort in 's Rijks kas.

Dit jaar nog zal met de uitvoering van deze regeling gestart kunnen worden.

2.3. Bijzondere vraagstukken

De CFA onderzoekt thans nog enkele bijzondere vraagstukken, zoals een mogelijke regeling voor bewoners buiten het directe (op 16 mei gedefinieerde) rampgebied. Deze eventuele nieuwe regeling zou te vergelijken zijn met de oorspronkelijke zogeheten Regeling III van de gemeente Enschede.

2.4 Tussenrapportage Commissie financiële afwikkeling

Het lag in de bedoeling dat de commissie op of omstreeks 1 oktober haar tussenrapportage aan het college van B&W Enschede zou uitbrengen. Deze termijn is niet gehaald. Deze rapportage wordt nu verwacht op 1 december aanstaande.

3. Wederopbouw

De voorbereidingen voor de wederopbouw liggen op schema. Thans vinden de laatste besprekingen plaats over de formuleringen in het wederopbouwconvenant. Deze besprekingen verlopen in een constructieve sfeer. Naar verwachting zal de besluitvorming over het wederopbouwconvenant begin december tot afronding komen, waarna het wederopbouwconvenant door partijen kan worden ondertekend en de middelen ad f 270 mln aan Enschede kunnen worden overgemaakt.

4. Onderzoek

4.1 Inspectieonderzoeken

Het onderzoek naar het verloop en de omstandigheden van de vuurwerkramp is, conform het Plan van Aanpak afstemming Rijksinspectieonderzoeken, gestart met het maken van een gemeenschappelijke reconstructie van de relevante activiteiten en gebeurtenissen door acht inspecties. Elke inspectie heeft voor zijn taakveld één of meerdere deelreconstructie(s) opgesteld. Deze in totaal 14 deelreconstructies vormen tezamen de reconstructie en daarmee tevens de basis voor de verdere analyse van de ramp. De reconstructie bestaat uit een opsomming van feiten en gebeurtenissen. Er is niet naar gestreefd deze feiten en gebeurtenissen nader te plaatsen in de context van de hectiek, met name in de eerste uren na de ramp. De reconstructie heb ik op 10 november, in mijn brief met het kenmerk IBR2000/94 413, aan de Tweede Kamer aangeboden.

De reconstructie bevat geen analyse of conclusies; dit komt in de rapportages over de vuurwerkramp aan de orde. In deze (concept-)rapportages worden door de inspecties analyses van de gebeurtenissen gemaakt, activiteiten aan de regelgeving getoetst, conclusies getrokken en uiteindelijk aanbevelingen gedaan.

Het grootste deel van de conceptrapportages is inmiddels aangeboden aan de Commissie Onderzoek Vuurwerkramp. De resterende conceptrapportages zullen, naar de huidige inzichten, eind november gereed zijn en naar de Commissie Onderzoek Vuurwerkramp worden gezonden. In de eerste week van december hoop ik te kunnen vaststellen wanneer de definitieve inspectierapporten aan de Tweede Kamer kunnen worden aangeboden. Dat is onder meer afhankelijk van het inmiddels in gang gezette proces van hoor en wederhoor.

4.2 Commissie Onderzoek Vuurwerkramp

De Commissie Onderzoek Vuurwerkramp (COV) heeft begin november de laatste concept-deelreconstructies ontvangen. Het betreft hier de concept-deelreconstructies van de clusters «Evacuatie en Registratie» en «Algemene Coördinatie». Net als de inspecties hanteert de COV deze reconstructies als vertrekpunt voor haar verdere analyse en conclusies.

Door de Rijksinspecties is met de staf van de COV verder afgesproken, dat zodra onderzoeksinformatie met betrekking tot de analyse beschikbaar komt, deze onverwijld aan de commissie beschikbaar wordt gesteld. Tevens is afgesproken, dat de onderzoekers van de inspecties de leden en staf van de COV mondeling nader op de hoogte stellen van de voorliggende resultaten van het onderzoek. Dit geschiedt in de vorm van een informatiebijeenkomst, die door de Inspectie Brandweerzorg en Rampenbestrijding voor de COV wordt georganiseerd. Op deze wijze wordt zo veel mogelijk rekening gehouden met de voortgang van het onderzoek van de COV. De COV verwacht in februari te kunnen rapporteren.

4.3 Strafrechtelijk onderzoek

Zoals in eerdere voortgangsberichten aangegeven, bestaat het strafrechtelijk onderzoek uit vier delen. Een technisch onderzoek waarbij de gebeurtenissen op het bedrijfsterrein en in de naaste omgeving worden gereconstrueerd, een tactisch onderzoek, gericht op de directe oorzaak van de ramp, een bestuurlijk/milieu onderzoek, dat zich richt op de vergunningverlening en het toezicht op de naleving van de vergunningsvoorwaarden en tot slot een financieel-economisch onderzoek, gericht op het reconstrueren van de goederenstroom binnen SE Fireworks vanaf 1 januari 1998 tot het moment van de ramp. Hierover zijn de volgende bijzonderheden te vermelden.

4.3.1 Technisch onderzoek

Naar verwachting zal de eindrapportage betreffende de sporen die zijn veiliggesteld op het terrein van SE Fireworks op 1 december a.s. gereed zijn. Duidelijk is geworden dat geen sporen van springstoffen in de grondmonsters zijn aangetroffen. Het aanvankelijk andersluidende resultaat van een op verzoek van de verzekeringsmaatschapij van SE Fireworks verricht onderzoek is na overleg over de onderzoeksmethodiek met TNO/NFI niet valide gebleken.

Nog deze maand vinden tests plaats naar de classificatie van het door SE Fireworks aan derden geleverde en aldaar inbeslaggenomen vuurwerk. Deze tests waren aanvankelijk gepland in de maand september op een terrein van Defensie. Voorafgaand aan deze tests bleek in het kader van de milieuvergunningverlening een onderzoek vereist naar mogelijke geluidsbelasting en bodemverontreiniging. Omdat hiermee veel tijd verloren leek te gaan, is uitgeweken naar Duitsland. Voorts bleek het tijdrovend een geschikt terrein voor de opslag van het inbeslaggenomen vuurwerk te vinden. Inmiddels is begonnen met het overbrengen van het vuurwerk dat tot dan toe noodgedwongen werd bewaard door dezelfde bedrijven waar het in beslag is genomen, naar een andere locatie. De voorlopige resultaten van de classificatietests worden begin januari 2001 verwacht.

Tenslotte is er een voorlopige reconstructie gemaakt van de wijze waarop de brand zich heeft verspreid over het terrein en over het ontstaan van de explosies. Uit deze reconstructie vloeien vragen voort, waarvoor ter beantwoording nadere proefnemingen noodzakelijk zijn. Voor deze proefnemingen dient het benodigde vuurwerk beschikbaar te zijn alsmede een geschikte locatie. Voor dit laatste zal waarschijnlijk opnieuw moeten worden uitgeweken naar het buitenland. Tenslotte zijn de resultaten van de classificatietests bij deze proefnemingen van belang. Het vorenstaande brengt mee dat een exacte planning thans nog niet valt te geven. Naar voorlopige inschatting zal het technisch onderzoek niet voor 1 maart 2001 gereed zijn.

4.3.2 Tactisch onderzoek

De verhoren van alle personen die op enigerlei wijze bij de ramp betrokken zijn geweest (bewoners, gewonden etc), komen in een stadium van afronding. Concrete aanwijzingen over het ontstaan van de brand zijn tot nu toe, ondanks deelname aan een landelijk en een regionaal televisieprogramma, niet verkregen.

4.3.3 Bestuurlijk/milieu onderzoek

Dit onderzoek nadert zijn voltooiing. Op basis van de resultaten van het onderzoek zal een beoordeling plaats vinden van de strafrechtelijke verwijtbaarheid van geconstateerd handelen en de vervolgbaarheid, zoals aangegeven in het voortgangsbericht van 16 oktober 2000.

4.3.4 Financieel/economisch onderzoek

Gewacht wordt op de uitvoering van de laatste rechtshulpverzoeken. Daartoe behoort het voor het onderzoek zeer belangrijke rechtshulpverzoek aan China, waaraan medewerking van Chinese zijde is toegezegd.

De omvang en noodzakelijke grondigheid en zorgvuldigheid van het strafrechtelijk onderzoek maken het onderzoek tijdrovend. Daarnaast is het openbaar ministerie op een aantal onderdelen afhankelijk van de (bereidheid tot) medewerking van derden en het tempo waarmee deze medewerking wordt verleend. Het openbaar ministerie is zich daarbij steeds bewust van de bij de samenleving maar in het bijzonder bij de slachtoffers levende wens dat zo snel mogelijk een zo groot mogelijke duidelijkheid ontstaat over de toedracht van de ramp. Het openbaar ministerie realiseert zich daarbij eveneens terdege dat andere onderzoeken, zoals met name het onderzoek van de COV, op technische onderdelen mede afhankelijk zijn van de resultaten daarvan. Met deze belangen wordt zo veel mogelijk rekening gehouden.

5. Evaluatie staand beleid

Op 9 november jl. heeft de Minister van VROM aan de voorzitter van de Tweede Kamer een afschrift gezonden van zijn brief (kenmerk LMV 2000 134522) aan onder andere de besturen van gemeenten, provincies en intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, waarin aan hen wordt geadviseerd hoe zij in afwachting van nieuwe vuurwerkregelgeving, bij wijze van interim-beleid, invulling kunnen geven aan hun wettelijke taken krachtens de Wet milieubeheer en de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Kortheidshalve wordt voor de inhoud van dit interim-beleid naar genoemde brief verwezen.

Met betrekking tot het in eerdere voortgangsberichten toegelichte onderzoek naar de classificatie-aanduidingen op vuurwerkverpakkingen, kan ik u thans mededelen dat de Minister van VROM u binnenkort over de resultaten daarvan in een separate brief zal informeren.

6. Juridische zaken

Op 20 november hebben de eerste twee voorlopige getuigenverhoren bij de arrondissementsrechtbank te Den Haag plaatsgevonden. De overige zijn gepland op 4, 5 en 6 december a.s. In totaal zullen tien getuigen worden gehoord. Van de zijde van de Staat zullen naast de minister van VROM ook twee medewerkers van het ministerie van Defensie en een medewerker van de Rijksverkeersinspectie van het ministerie van V&W als getuige worden gehoord.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries

Naar boven