27 157
Vuurwerkramp Enschede

nr. 11
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 november 2000

Op zaterdag 13 mei 2000 vond bij het vuurwerkbedrijf S.E. Fireworks aan de Tollensstraat in Enschede een zeer zware vuurwerkexplosie plaats. Over de gevolgen van deze ramp en de in verband daarmee getroffen maatregelen heb ik de Tweede Kamer regelmatig geïnformeerd.

Direct na deze ramp is door het rijk, de provincie Overijssel en de gemeente Enschede besloten tot het doen instellen van een integraal onderzoek, uit te voeren door een onafhankelijke commissie, de Commissie Onderzoek Vuurwerkramp (COV).

Daarnaast zijn verschillende rijksinspecties – elk op grond van zijn specifieke wettelijke taakopdracht – gestart met onderzoek naar deze ramp.

Het betreft acht inspecties, die onafhankelijk van elkaar, vanuit een eigen verantwoordelijkheid en met een eigen doel onderzoek hebben gedaan. Bij alle onderzoeken heeft de waarheidsvinding voorop gestaan.

In het Plan van Aanpak afstemming inspectieonderzoeken, aangeboden aan de Tweede Kamer op 9 juni 2000 (TK 1999/2000, 27 157, nr. 3) is beschreven op welke wijze de samenwerking en afstemming tussen de rijksinspecties vorm krijgt. Daarin is aangegeven, dat de onderzoeksresultaten in twee fasen worden gepubliceerd. Als eerste wordt een gezamenlijke reconstructie aan de Tweede Kamer aangeboden.

De volgende stap is het aanbieden van de rapportages van de diverse inspecties; deze rapportages bevatten een analyse en conclusies. Iedere betrokken minister is verantwoordelijk voor de rapportages van de onder zijn competentie werkende inspectie.

Het onderzoek naar het verloop en de omstandigheden van de vuurwerkramp is, conform het bovenstaande, gestart met het maken van een gemeenschappelijke reconstructie van de relevante activiteiten en gebeurtenissen door acht inspecties.

Elke inspectie heeft voor zijn taakveld een of meerdere deelreconstructie(s) opgesteld.

Deze in totaal 14 deelreconstructies vormen tezamen de reconstructie en zijn daarmee tevens de basis voor de verdere analyse van de ramp.

De reconstructie bestaat uit een opsomming van feiten en gebeurtenissen. Er is niet naar gestreefd deze feiten en gebeurtenissen nader te plaatsen in de context van de hectiek, met name in de eerste uren na de ramp. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan het feit, dat het telefoonnet in Enschede en omgeving zeer snel overbelast raakte en niet meer functioneerde. Voorts is de registratie van gebeurtenissen en handelingen direct na de ramp, vanwege onder de omstandigheden begrijpelijke redenen, vaak gebrekkig geweest.

Het belang van de gekozen werkwijze is, dat er een eenduidige verzameling van feiten en gebeurtenissen ontstaat, die voor alle onderzoekers het vertrekpunt is voor hun verdere rapportage.

Daarnaast wordt een grotere transparantie over het verloop van het onderzoek verkregen, doordat gereedgekomen onderzoeksinformatie voorzover mogelijk openbaar wordt gemaakt. Aldus levert het feitenrelaas een belangrijke basis voor het verdere onderzoek.

Omdat de reconstructie een inventarisatie is van de in dit stadium door de onderzoekers relevant geachte feitelijke gebeurtenissen van de ramp, en daarbij geen nadere verklaring en/of achtergrondinformatie wordt gegeven, bestaat de kans dat het feitenmateriaal op verschillende wijze zal worden geïnterpreteerd c.q. uitgelegd.

Het kabinet trekt daarom thans geen conclusies uit de voorliggende reconstructie, maar zal daarmee wachten tot de afzonderlijke rapportages van de inspecties en het eindrapport van de Commissie Onderzoek Vuurwerkramp bekend zijn.

Ik bied u hierbij, mede namens de overige betrokken bewindspersonen, de reconstructie aan.1 De voorliggende reconstructie moet worden beschouwd als de nu best mogelijke inventarisatie van het beschikbare schriftelijke bronnenmateriaal, interviews en verhoren met betrekking tot de feitelijke gebeurtenissen. Van bijzonder belang is daarin de vastgestelde (mate van) feitelijkheid van de opgenomen items.

Feitelijk zijn bijvoorbeeld uitgesproken teksten, zoals deze op de geluidsbanden van meldkamers zijn vastgelegd en in de transcriptie daarvan uitgewerkt.

Andere voorbeelden zijn video-opnamen, uitgegeven persberichten, TV-uitzendingen en dergelijke. Van minder directe bronnen zoals logboeken, interviewverslagen en dergelijke is de feitelijkheid onderbouwd door de inhoud hiervan op onderdelen te vergelijken met andere bronnen.

In de deelreconstructies wordt verwezen naar diverse onderliggende stukken.

Aangezien het hier onderzoeksmateriaal betreft, wordt dit – zoals in het eerdergenoemde Plan van aanpak afstemming rijksinspectieonderzoeken is vermeld – openbaar met het aanbieden van de definitieve rapporten van de inspecties aan het parlement.

De reconstructie is op onderzoekersniveau waar mogelijk geverifieerd.

De bestuurlijke autoriteiten van de gemeente Enschede, de provincie Overijssel, de regionale brandweer Twente, de regiopolitie Twente en het bestuur van de GHOR-regio Twente is inzicht gegeven in het verzamelde feitenmateriaal. Daar waar zij daartoe in staat waren, hebben betrokken autoriteiten – met inachtneming van de hun beschikbare bronnen en de beschikbare reactietijd – hun opmerkingen geplaatst. De opmerkingen zijn verwerkt in de voorliggende reconstructie.

Ook het Openbaar Ministerie heeft kennis genomen van de inhoud van de voorliggende documenten; zij heeft geen bezwaar tegen de openbaarmaking.

De voorliggende reconstructie betreft een inventarisatie per 1 november 2000.

De mogelijkheid bestaat dat tijdens het verdere verloop van het onderzoek informatie beschikbaar komt, die van belang is voor de rapportage van een inspectie. In de betreffende rapportages zal in voorkomend geval hiervan melding worden gemaakt.

Met het verschijnen van de rapportages van de inspecties wordt ook de reconstructie van de gebeurtenissen, voor zover noodzakelijk voor de onderzoeken, definitief. Tot die tijd kan de bijgaande reconstructie worden aangevuld of gecorrigeerd.

Tijdens het proces van totstandkoming van de reconstructie is de staf van de Commissie Onderzoek Vuurwerkramp inhoudelijk op de hoogte gehouden van het verloop van het onderzoek naar de feiten en gebeurtenissen van de vuurwerkramp.

De Commissie heeft in verband met de voortgang van haar onderzoek inmiddels een concept van deze reconstructie ontvangen.

Tussen de hoofdinspecteur Brandweerzorg en Rampenbestrijding en de staf van de COV vindt periodiek overleg over het verdere verloop van het onderzoek van de inspecties plaats.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven