27 157
Vuurwerkramp Enschede

nr. 10
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 oktober 2000

Bijgaand ontvangt u, conform uw verzoek, het maandelijkse voortgangsbericht met betrekking tot de afwikkeling van de vuurwerkramp van 13 mei jl. te Enschede.

Met betrekking tot uw verzoek van 29 september jl. om voor het Algemeen Overleg informatie te verstrekken over de financiële regelingen voor particulieren en bedrijven verwijs ik u naar de betreffende passage in paragraaf 2.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries

In vervolg op mijn eerdere brieven (kamerstukken II 1999/2000, 27 157, nrs. 1 tot en met 3 en 5, 8 en 9 en de brief van 14 juli jl.) doe ik u hierbij als coördinerend minister een voortgangsbericht toekomen over de afwikkeling van de vuurwerkramp te Enschede. In de navolgende paragrafen wordt de stand van zaken weergegeven van de volgende onderwerpen:

1. Nazorg

1.1 Informatie- en Adviescentrum

1.2 Gezondheidsmonitoring

1.3 Integrale psychosociale zorg

1.4 Kenniscentra

2. Financiën

2.1 Commissie Financiële Afwikkeling Vuurwerkramp

2.2 Regeling opruimingskosten

2.3 Regeling autoschade

2.4 Regeling Tegemoetkoming Onkosten Buitengewone Omstandigheden

2.5 Regeling voor getroffen ondernemers

3. Wederopbouw

4. Onderzoek

4.1 Inspectie-onderzoeken

4.2 Logistiek centrum inspecties

4.3 Commissie Onderzoek Vuurwerkramp

4.4 Strafrechtelijk onderzoek

4.5 Onderzoek naar de vergunningverlening aan SE Fireworks

4.6 Klassifikatie-onderzoek

4.7 Onderzoek naar de veiligheid van munitie-opslag in Nederland

5. Evaluatie staand beleid

6. Juridische zaken

1. Nazorg

1.1 Informatie- en Adviescentrum

In mijn vorige brief bent u uitgebreid geïnformeerd over de doelstellingen en de uitgangspunten van het Informatie- en Adviescentrum (IAC). Conform verwachting kent het IAC inmiddels een volledige personeelsbezetting. Momenteel vinden aanvullende scholing en op teambuilding gerichte activiteiten plaats. De bestuursstructuur voor de komende jaren wordt op korte termijn geëffectueerd. Het Plan van Aanpak Tweede Fase is nader uitgewerkt in een aantal subnota's, die binnenkort door het college van B&W zullen worden vastgesteld. Deze maken het mogelijk om daadwerkelijk uitvoering te geven aan hetgeen bij de installatie is beoogd. Het gaat om de volgende subnota's:

– Missie, doelen en werkwijze;

– Functiebeschrijvingen IAC & Organigram;

– Voorstel inrichting overlegstructuur IAC-externe partijen;

– Communicatienota van het informatie- en adviescentrum.

Vanaf 13 mei tot en met september zijn aan het IAC een kleine 6000 vragen gesteld. Daarvan hadden er ruim 4900 betrekking op materiële zaken. Het ging hier met name om vragen over inboedel, opstallen, herhuisvesting, autoschade, verzekering, vervoer en onbewoonbaarverklaring. In mindere mate over de (elders in deze brief toegelichte) Regeling Onkosten Buitengewone Omstandigheden, rechtshulp, dubbele lasten, huurgewenning en belasting. De overige bijna 1000 vragen richtten zich op de psychosociale problematiek. Dit aanbod blijft (met uitzondering van een verheviging tussen week 28 en 32) ruim onder de vijftig vragen per week. Doorverwijzing naar zorginstellingen vond plaats als uit het gesprek en de overige contacten met het IAC een behoefte bleek. Dit gebeurde met ongeveer 600 personen.

Inzake het klantvolgsysteem bestaat overeenstemming met het Cluster Zorg. Met IT deskundigen vindt overleg plaats over de opbouw van het systeem. Op dit moment wordt er ten dele al via een computerregistratiesysteem gewerkt en houden de zorginstellingen handmatig gegevens bij die men later alsnog in het nieuw te ontwikkelen systeem wil integreren.

De getroffenen, bevolking en media worden als volgt geïnformeerd:

– met de Bewonersbelangenvereniging wordt direct- en indirect periodiek contact onderhouden;

– wekelijks verschijnt er een Nieuwsbrief die aan de getroffenen wordt gezonden en breed wordt verspreid, onder andere via internet en huis-aan-huis-bladen;

– de lokale media worden maandelijks over de voortgang in de activiteiten geïnformeerd;

– op Radio FM Enschede wordt wekelijks een radiointerview gehouden, gericht op de zorg voor de getroffenen. De burgemeester van Enschede heeft in deze interviewcyclus het spits mogen afbijten;

– belangstellenden worden geïnformeerd in de receptie van het IAC, aan de balie, per telefoon of anderszins als daar behoefte aan bestaat. Aan de integratie van het Call Center in het IAC wordt gewerkt.

De oud-burgemeester van Hengelo is aangezocht om als Ombudsman te fungeren voor klachten over het IAC. Hij is, in deze voornamelijk bemiddelende rol, actief vanaf 12 september jl. De Ombudsman houdt op dinsdag zitting in het stadhuis van Enschede. In de Nieuwsbrief is zijn komst aangekondigd. Het animo om van deze extra voorziening gebruik te maken is tot op heden laag. Ten dele vindt dat zijn oorzaak in het feit dat klachten veelal financiële regelingen betreffen, waarvoor een procedure geldt via de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling.

1.2 Gezondheidsmonitoring

In oktober liggen bij het ministerie van VWS rond de gezondheidsmonitoring een aantal voor de voortgang essentiële nota's ter besluitvorming voor. Het betreffen:

– de Nota Bestuurlijke Structuur waardoor waarborgen worden geschapen om de GGD Twente de rol van uitvoerende verantwoordelijke te laten vervullen;

– het voorstel van het Rijks Instituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en Instituut voor Psychotrauma (IVP) voor het uitwerken van de vragenlijsten van het gezondheidsonderzoek dat in mei en juni op de vliegbasis Twente heeft plaatsgevonden;

– het voorstel van RIVM en IVP tot het laten plaatsvinden van de vervolgonderzoeken;

– het voorstel van de GGD Twente betreffende het non-response onderzoek onder de getroffenen. Duidelijk is dat een non-response onderzoek ten aanzien van de bewoners van het rampgebied en hulpverleners haalbaar blijkt, maar, zoals te begrijpen, moeilijk te realiseren zal zijn ten aanzien van passanten;

– het voorstel van de GGD Twente betreffende een controleonderzoek waarvoor de GGD Utrecht zich heeft aangeboden;

– het voorstel van het IVP voor het uitwerken van de in het vorige voortgangsbericht toegelichte open vraag uit de vragenlijst betreffende de ervaringen bij de ramp. Het voorstel is om de uitwerking van deze vraag in boekvorm, voorzien van kindertekeningen betreffende de ramp aan de getroffenen te doen toekomen;

– het voorstel van het Nederlands Instituut voor de Eerstelijnszorg (NIVEL) betreffende de monitoring door huisartsen en bedrijfsartsen. Het is de bedoeling het NIVEL ook ten behoeve van de overige monitoring-onderzoeken in te schakelen (ten aanzien van de apothekers, jeugdgezondheidszorg en geestelijk- en maatschappelijke gezondheidszorg). Na goedkeuring zal evenwel begonnen worden met monitoring door huisartsen en bedrijfsartsen. Bij de huisartsen heeft ter voorbereiding een haalbaarheidsstudie door het NIVEL plaatsgevonden en voor de bedrijfsartsen wordt op dit moment eenzelfde onderzoek verricht door de Katholieke Universiteit Nijmegen.

Een deel van de hierboven genoemde onderzoeksvoorstellen zal, alvorens ten uitvoer te kunnen worden gebracht, ook nog aan de Medisch Ethische Toetsingscommissie van TNO worden voorgelegd. De vraag of de vervolgonderzoeken van het gezondheidsonderzoek vergunningplichtig zijn in het kader van de Wet op het Bevolkingsonderzoek zal aan de Gezondheidsraad worden voorgelegd.

Een landelijk epidemiologisch centrum, een van de aanbevelingen uit de Parlementaire Enquête Vliegramp Bijlmermeer, zal worden gerealiseerd. Vanuit dit centrum zal in samenwerking met het Nederlands Instituut voor Urgentiegeneeskunde (NIVU) ook een Modelplan Gezondheidsonderzoek worden voorbereid.

1.3 Integrale Psychosociale Zorg

Het College van B&W Enschede heeft inmiddels over het Integrale Plan van Aanpak van het Cluster Zorg besloten en deze aan het Ministerie van VWS voorgelegd. Het daadwerkelijk realiseren van een integrale aanpak waarbij door de gekozen methodiek met mensen en middelen zo doelmatig en doeltreffend mogelijk wordt ingegaan op de problemen waarvoor getroffenen hulp zoeken, blijkt weerbarstiger dan aanvankelijk werd gedacht. De intentie ten aanzien van een dergelijke aanpak is positief. Het is de bedoeling dat de werkzaamheden ten behoeve van de getroffenen, worden gelicht uit de normale organisatie van de instellingen die integrale zorg aanbieden. Men werkt daartoe zoveel mogelijk vanuit één onderkomen aan het Stationsplein in Enschede, niet zo ver van het IAC gelegen. Het Plan van Aanpak behelst ook het aanstellen van een interimmanager die dit integratieproces vorm moet geven en begeleiden.

1.4 Kenniscentra

Het IAC verzamelt informatie en draagt deze uit richting getroffenen, instellingen en overheden. Het fungeert dus als kenniscentrum op lokaal niveau met een specifieke functie. Men wil ook faciliërend zijn aan een nog te ontwikkelen landelijk kenniscentrum. Voor het verzamelen van informatie is het hiervoor besproken klantvolgsysteem van essentieel belang.

Ook Mediant fungeert vanaf het eerste uur als kenniscentrum, door het beschikbaar stellen van voorlichtingsmateriaal, het scholen van 0de en 1e lijn en het geven van consultatie.

Een landelijke commissie bereidt op initiatief van VWS een landelijk kenniscentrum voor psychosociale nazorg voor. Er is een relatie met de werkgroep die vanuit BZK ten behoeve van de Europese Commissie met voorstellen komt richting een internationaal kenniscentrum.

De VWS-coördinator zal deel uitmaken van de Stuurgroep IAC en wordt voorzitter van de Stuurgroep Gezondheidsonderzoek. Tevens blijft zij betrokken bij de verschillende kenniscentra die worden ontwikkeld.

2. Financiën

2.1 Commissie financiële afwikkeling vuurwerkramp

Met betrekking tot uw verzoek van 29 september jl. om voor het Algemeen Overleg informatie te verstrekken over financiële regelingen voor particulieren en bedrijven kan ik u het volgende melden. De Commissie financiële afwikkeling vuurwerkramp (CFA) heeft met betrekking tot de particuliere gedupeerden van de vuurwerkramp een aantal regelingen geadviseerd, die zijn overgenomen door het College van B&W. Deze regelingen zijn, evenals de uitvoeringsprocedure, gepresenteerd tijdens een persconferentie in Enschede op 25 september jl.

Een regeling voor getroffen ondernemers kan, naar het zich thans laat aanzien, ultimo oktober 2000 bekend worden gemaakt. U zie voorts paragraaf 2.5.

De behandeling van aanvragen en de toekenning van tegemoetkomingen op grond van de geadviseerde regelingen gebeurt door de nieuwe en onafhankelijke stichting Financiële Hulpverlening Vuurwerkramp. Zij sluit voor de uitvoering van elke regeling contracten met de uitvoeringsorganisatie LASER (Dienst LAndelijke SERvice) en met de financierder, in casu. het Nationaal Rampen Fonds (NRF). LASER is een agentschap van het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en is een erkend Europees betaalorgaan. Dit betekent dat LASER voldoet aan de eisen die de Europese Unie stelt aan diensten die betalingen met gemeenschapsgelden verrichten. LASER is als uitvoeringsorganisatie ook betrokken geweest bij de afwikkeling van de schades als gevolg van de wateroverlast 1998. Alle regelingen voor particulieren worden gefinancierd door het NRF. Deze financiering is mede mogelijk gemaakt door een donatie van het Kabinet aan het NRF ten bedrage van f 6,2 mln., hetgeen de totale inzameling van het NRF ten behoeve van particuliere gedupeerden op f 45 mln. bracht. Hierdoor beschikt het NRF ook nog over reserve middelen, bestemd voor overige financiële hulpverlening aan particuliere getroffenen door de ramp.

De betreffende regelingen worden hieronder nader toegelicht.

2.2 Regeling opruimingskosten

De meeste getroffenen zijn geconfronteerd met kosten die verband hielden met de opruiming van (de restanten van) hun inboedel. Veel particuliere gedupeerden waren daar niet of onvoldoende tegen verzekerd. Vanuit het oogpunt van maatschappelijke zorg is er voor gekozen om hen deze kosten niet zelf te laten dragen. Het NRF zal deze kosten vergoeden tot een totaal bedrag van f 0,5 mln. De getroffenen hoeven zelf voor de uitvoering van deze regeling geen actie te ondernemen. Uitbetaling van de tegemoetkomingen vindt rechtstreeks plaats aan de opruimingsbedrijven. Deze moeten hiervoor een specificatie per inboedel kunnen overleggen. Wie (gedeeltelijk) verzekerd was, dient zijn rechten op verzekeringsgeld over te hebben gedragen aan het opruimingsbedrijf. Deze regeling is alleen bedoeld voor de kosten van het opruimen en beredderen van inboedels en geldt niet voor de reinigingskosten van gevels, stoffering en bekleding. De uitvoering van deze regeling is gestart op 9 oktober.

2.3 Regeling autoschade

Deze regeling geldt voor iedere particulier die eigenaar is van een verloren gegane of beschadigde auto of motor ten gevolge van de vuurwerkramp. De regeling Autoschade is niet gebiedsgebonden en geldt dus ook voor eigenaren die buiten het rampgebied wonen. Alle gedupeerden moeten wel aannemelijk kunnen maken dat hun voertuig is beschadigd of vernietigd als gevolg van de ramp. Gedupeerden die casco-verzekerd zijn, krijgen de schade vergoed van de verzekeraar. Als het motorvoertuig total loss is verklaard en de schadevergoeding van de verzekeraar is lager dan f 1 500,– dan krijgen de verzekerden op basis van deze regeling het verschil vergoed tussen f 1 500,– en de vastgestelde schadevergoeding. Gedupeerden die casco-verzekerd zijn en van wie het motorvoertuig herstelbare schade heeft opgelopen als gevolg van de vuurwerkramp, krijgen ook het eigen risico vergoed (tot de hoogte van het schadebedrag). Gedupeerden die niet casco-verzekerd zijn en van wie het motorvoertuig total loss is verklaard krijgen de dagwaarde vergoed met een minimum van f 1 500,–. Als er sprake was van herstelbare schade, krijgen zij de herstelkosten vergoed. De kosten van deze regeling zijn begroot op f 2 mln. Omdat voor veel mensen het gemis van hun auto of motor een groot probleem is, is er voor gekozen om deze regeling reeds vanaf 26 september jl. in uitvoering te nemen. Daarmee is niet gewacht totdat alle regelingen klaar zijn.

2.4 Regeling Tegemoetkoming Onkosten Buitengewone Omstandigheden (OBO)

Direct na de vuurwerkramp hebben de bewoners van wie de woning door de ramp volledig was verwoest of blijvend onbewoonbaar was geworden en bewoners die niet binnen zes weken naar hun woning hebben kunnen terugkeren, gebruik kunnen maken van de zogenaamde Regelingen I en II. Deze regelingen hadden tot doel om de zwaarst getroffenen direct te helpen met de aanschaf van kleding, de eerste onkosten voor buitengewone omstandigheden en met de buitengewone verhuis- en inrichtingskosten. De uitkeringen van de Regelingen I en II hoefden niet te worden terugbetaald, tenzij aanspraak kon worden gemaakt op een schadevergoeding van een verzekeraar. Daartoe hebben verzekerde gedupeerden akten van cessie ondertekend, die in een aantal gevallen ook zijn uitgevoerd. In de CFA is intensief overleg gevoerd tussen het NRF, de verzekeraars en de gemeente Enschede, in aanwezigheid van waarnemers van het Rijk. Dit heeft geresulteerd in de zogeheten OBO-regeling, de Regeling voor Buitengewone Omstandigheden. Deze regeling staat los van eventuele verzekeringsuitkeringen en kent exact dezelfde voorwaarden en bedragen als de Regelingen I en II. Dit betekent dat niemand de uitkeringen van de Regelingen I en II hoeft terug te betalen. Indien dat al is gebeurd, ontvangen de gedupeerden het verzekeringsgeld terug van de Stichting Financiële Hulpverlening Vuurwerkramp. Gedupeerden die direct na de ramp geen gebruik hebben gemaakt van de Regelingen I en II, kunnen tot en met 31 december 2000 alsnog een beroep doen op de OBO-regeling.

De OBO-regeling komt tegemoet in een aantal, soms moeilijk objectief vast te stellen, schadeomstandigheden, zoals:

– het bijzondere karakter van de ramp (acuut en zeer ingrijpend);

– de noodzaak tot directe vervanging van de meest noodzakelijke levensbehoeften;

– materiële schade die niet of moeilijk op objectieve gronden valt vast te stellen (zoals foto's, collecties en dergelijke);

– de noodzaak om soms verscheidene keren te verhuizen (daarmee komt er geen aparte regeling meer voor verhuiskosten).

De uitkeringen op grond van de OBO-regeling worden voor uitkeringsgerechtigden buiten de eventuele vermogenstoets op grond van de Algemene bijstandswet gehouden. De OBO-regeling staat los van de regeling voor tegemoetkoming in de inboedelschade, die momenteel wordt voorbereid. Het CFA verwacht dat deze eind oktober of begin november aanstaande voor uitvoering gereed zal zijn. Voor onder- en niet-verzekerden geldt dat zij dan ook in aanmerking kunnen komen voor een tegemoetkoming in de inboedelschade.

De totale kosten van de OBO-regeling worden geschat op ruim f 20 mln. De uitvoering is gestart op 9 oktober.

Tenslotte wordt vermeld dat de uitvoeringsorganisatie LASER er vanuit gaat dat, uitgaande van de uiterlijke indieningsdatum 31 december a.s., alle aanvragen met betrekking tot de particuliere regelingen, voor het eind van het eerste kwartaal 2001 zullen zijn behandeld.

2.5 Regeling voor getroffen ondernemers

De regeling voor getroffen ondernemers is onderwerp van overleg in de commissie Financiële Afwikkeling Vuurwerkramp. Bij de voorbereiding van deze regeling is, evenals bij de regeling voor particulieren, het Rijk betrokken. De verwachting van de Commissie is dat de regeling eind oktober bekend kan worden gemaakt. Na bekendmaking zal, in verband met een behoorlijke organisatie van de uitvoering, de regeling naar verwachting binnen vier weken in werking kunnen treden.

3. Wederopbouw

Met de gemeente Enschede, de provincie Overijssel en de betrokken departementen wordt inmiddels intensief overleg gevoerd over de laatste fase van de totstandkoming van een convenant voor de wederopbouw van Enschede Noord. De besprekingen liggen op schema. Naar verwachting zal het wederopbouwconvenant in de tweede helft van november gesloten kunnen worden. In dit kader spreekt Enschede het Rijk aan op de betrokkenheid bij de realisatie van de programmalijnen in de sociale en economische pijler van het grotestedenbeleid.

Wat betreft de mogelijk inzet van additionele Europese middelen kan voorts gemeld worden dat na overleg met de Europese Commissie is komen vast te staan dat geen additionele middelen van de zijde van de Europese Unie beschikbaar komen. Eveneens is onderzocht of en in hoeverre een reallocatie van reeds aan Nederland toegewezen middelen ten behoeve van Enschede kon worden ingezet. Dit bleek als alternatief geen begaanbare weg. Het is de verwachting dat Enschede met het door het Rijk beschikbaar gestelde werkkapitaal, eigen middelen en middelen van derden een goede start kan maken met de wederopbouw. Doorlopende zaken uit de wederopbouw kunnen bij de opvolger van het GSB/ISV-convenant worden betrokken.

De in de vorige rapportage beschreven Commissie Wederopbouw Roombeek West, wordt op 16 oktober a.s. geïnstalleerd. Deze commissie heeft tot taak het gemeentebestuur van Enschede te adviseren over de wederopbouw. Evenals het Rijk zijn ook de provincie Overijssel en de gemeente Enschede als waarnemer in deze commissie vertegenwoordigd.

4. Onderzoek

4.1 Inspectieonderzoeken

Het onderzoek naar de oorzaak en het verloop van de vuurwerkramp is gestart met het maken van een gemeenschappelijke reconstructie van de relevante activiteiten en gebeurtenissen. Het onderzoek heeft geleid tot een aantal concept-deelreconstructies, die inmiddels zijn aangeboden aan de Commissie Onderzoek Vuurwerkramp. Deze concept-deelreconstructies zullen na verificatie de basis vormen voor de analyse van de ramp. In het voortgangsbericht aan de Tweede Kamer van 11 september jongstleden is reeds aangegeven, dat de concept-rapportages eerst aan het OM en de Commissie Onderzoek Vuurwerkramp ter beschikking worden gesteld. Volgens de planning ontvangt de Commissie Onderzoek Vuurwerkramp deze genoemde onderzoeksgegevens uiterlijk 27 oktober a.s. Er is thans geen reden om van de afgesproken planning af te wijken.

Na het ernstige incident bij de vuurwerkfabriek in Culemborg in 1991 is door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een op basis van nader onderzoek geschreven notitie aan de interdepartementale Commissie Preventie van Rampen gezonden. Teneinde te bezien wat met die bevindingen is gedaan, zal door de vier betrokken inspecties (Brandweerzorg en Rampenbestrijding, Milieuhygiëne, Arbeidsinspectie en Rijksverkeersinspectie) een gezamenlijke rapportage, aanvullend op de onderscheiden clusters, worden opgesteld.

4.2 Logistiek Centrum Inspecties

De informatie-uitwisseling tussen de betrokken inspecties onderling, de gemeente Enschede, de provincie Overijssel, het Openbaar Ministerie en de politie wordt geregeld via het Logistiek Centrum Inspecties (LCI).

Het LCI verzamelt de voor de verschillende onderzoeken benodigde informatie en stelt die beschikbaar aan de inspecties. Vele honderden relevante documenten zijn inmiddels door het LCI bijeengebracht.

Tevens stelt het LCI lijsten samen van het beschikbare informatiemateriaal; naast de eerder genoemde instanties maakt ook de Commissie Onderzoek Vuurwerkramp regelmatig gebruik van deze voorziening. Een tweede belangrijke taak van het LCI is de coördinatie van de vraaggesprekken met de bij de ramp betrokkenen. Hiermee wordt voorkomen dat direct betrokkenen bij de bestrijding van de vuurwerkramp meerdere keren door verschillende inspecties worden gehoord. Inmiddels zijn er bijna 300 interviews afgenomen; de interview-verslagen worden door het LCI beheerd en de andere inspecties gebruiken deze verslagen als informatiebron.

Eén keer per week stelt het LCI ten behoeve van de acht inspecties, het OM en de COV een Informatie-bulletin samen, waarin in ieder geval de volgende onderwerpen zijn opgenomen:

– overzicht van de onderzoeksdocumenten;

– planning van de interviews; inspecties kunnen zich bij deze planning aansluiten

– informatie met betrekking tot verdere coördinatie en afstemming tussen de inspecties (zoals data van geplande vergaderingen etc.)

Het LCI, dat functioneert onder verantwoordelijkheid van de Inspectie Brandweerzorg en Rampenbestrijding, is gevestigd in Enschede.

Het LCI heeft zich inmiddels ontwikkeld tot een ontmoetingspunt van de onderzoekers van de verschillende onderzoeksinstanties en vervult op deze wijze een facilitaire rol bij de verdere coördinatie van de inspectie-onderzoeken.

Tot slot organiseert het LCI het periodiek afstemmingsoverleg tussen de onderzoeksleiders van de acht betrokken inspecties. Dit overleg, dat wordt voorgezeten door de hoofdinspecteur Brandweerzorg en Rampenbestrijding vindt plaats in Enschede.

4.3 Commissie Onderzoek Vuurwerkramp

Conform het plan van aanpak in deze zijn in de maand september de concept-deelreconstructies aan de Commissie Onderzoek Vuurwerkramp (COV) aangeboden. Het betrof hier de reconstructies van de volgende clusters: pro-actie en preventie, preparatie, bestrijding initiële brand, redding, brandbestrijding en coördinatie op het rampterrein, voorkomen van besmetting, openbare orde en strafrechtelijk onderzoek, bereikbaarheid en afzetting rampterrein, evacuatie en registratie bewoners rampterrein, voorlichting aan de bevolking op alle niveaus, waarschuwen van bevolking, opvang en verzorging, de overledenzorg (identificatie, opbaren etc.), alsmede de reconstructies van de clusters inzake alarmering, coördinatie en informatievoorziening en de geneeskundige hulpverleningsketen (incl. de geestelijke gezondheidszorg).

In verband met de voortgang van het onderzoek en het afstemmen van de planning is er periodiek overleg tussen de hoofdinspecteur Brandweerzorg en Rampenbestrijding en de staf van de Commissie Onderzoek Vuurwerkramp.

4.4 Strafrechtelijk onderzoek

Zoals in eerdere voortgangsberichten vermeld, bestaat het strafrechtelijk onderzoek uit vier delen. Een technisch onderzoek waarbij de gebeurtenissen op het bedrijfsterrein en in de naaste omgeving worden gereconstrueerd, een tactisch onderzoek, gericht op de directe oorzaak van de ramp, een bestuurlijk/milieu onderzoek, dat zich richt op de verlening en het toezicht op de naleving van de vergunningsvoorwaarden en tot slot een financieel-economisch onderzoek, gericht op het reconstrueren van de goederenstroom binnen SE Fireworks vanaf 1 januari 1998 tot het moment van de ramp. Inzake het strafrechtelijk onderzoek zijn de volgende bijzonderheden te vermelden.

4.4.1 Technisch deelproject

Inmiddels is een groot aantal onderzoeken in binnen- en buitenland verricht. Een aantal onderzoeken loopt nog. Met name het op correcte wijze simuleren van werkelijke situaties bij te voeren experimenten is een tijdrovende en arbeidsintensieve aangelegenheid. De onderzoeken tot nu toe hebben wel duidelijke aanwijzingen opgeleverd dat meerdere soorten vuurwerk in het assortiment van SE Fireworks niet correct waren geëtiketteerd. Dit is aanleiding geweest om gemeenten en brandweerkorpsen in het land in te lichten over de risico's bij andere opslagplaatsen van dergelijk groot vuurwerk en om nader onderzoek te doen naar de labelling van vuurwerk.

4.4.2 Tactisch deelproject

Directeuren en werknemers van SE Fireworks zijn diverse malen gehoord, daarnaast is ook sinds de vorige voortgangsrapportage nog een groot aantal buurtbewoners en hulpverleners benaderd en verhoord. Meer dan vijftienhonderd gewonden zijn telefonisch benaderd. Een klein aantal van hen is als getuige gehoord.

4.4.3 Bestuurlijk/milieu deelproject

Dit deelproject richt zich op drie onderwerpen:

1. Inventariseren en beoordelen van het vuurwerk en andere materialen die bij SE Fireworks waren opgeslagen.

2. Het in beeld brengen van de bouwkundige staat en positionering van de relevante locaties op de inrichting.

3. Het in beeld brengen van de rol en positie van de advisering inzake vergunningverlening en handhaving ten aanzien van de vergunningen.

In dit deelproject zijn inmiddels een aantal gemeente-ambtenaren, wethouders en de burgemeester van de gemeente Enschede gehoord, alsmede medewerkers van het Bureau Adviseur Milieuvergunningen van het ministerie van Defensie.

4.4.4 Financieel/economisch deelproject

Een groot aantal zakelijke contacten van SE Fireworks is inmiddels in kaart gebracht. Met name het inwinnen van inlichtingen in het buitenland is tijdrovend. Het is bepaald niet zeker of alle in het buitenland opgevraagde inlichtingen ook gegeven zullen worden. Uiteraard worden daartoe door de Minister van Justitie en zijn ambtgenoot van Buitenlandse Zaken de nodige inspanningen geleverd.

4.4.5 Feitelijke onderzoeksgegevens

Momenteel zijn zo'n 2000 personen als getuige gehoord. Het aantal personen waarmee op enigerlei wijze contact is geweest (bijvoorbeeld gewonden) is uiteraard veel groter. Thans participeren 53 mensen in het onderzoeksteam. Dit aantal wordt uitgebreid als het onderzoek daartoe aanleiding geeft. De afronding van het onderzoekproces-verbaal wordt op zijn vroegst tegen het eind van het jaar verwacht. Dan zal ook een beslissing worden genomen hoe wordt omgegaan met nog niet ingewilligde rechtshulpverzoeken aan het buitenland. Het valt te verwachten dat de onderzoeken door de rechter-commissaris daarna nog geruime tijd zullen worden voortgezet, alvorens een inhoudelijke behandeling ter zitting plaats zal vinden.

4.4.6 Vier hoofdvragen

Op de in het vorige voortgangsbericht genoemde vier hoofdvragen (Hoe is de brand ontstaan?, hoe heeft de brand zich kunnen uitbreiden?, hoe heeft de brand tot zo'n omvangrijke explosie kunnen leiden? en heeft handelen of nalaten van enige overheidsdienst bijgedragen tot het ontstaan van de ramp?) is nog geen volledig antwoord te geven. Het definitieve antwoord in de strafzaak zal door de rechter gegeven moeten worden. Het OM dient tot aan de terechtzitting terughoudend te zijn in zijn stellingnamen. Onder dat voorbehoud kan wel gezegd worden dat een duidelijke oorzaak van het begin van de brand zich nog niet heeft geopenbaard. Een aantal hypotheses is afgevallen, enkele worden verder onderzocht.

Wat de uitbreiding van de brand betreft ziet het er naar uit dat er sprake is van een causale keten. Over de vraag hoe de brand tot zo'n omvangrijke explosie heeft kunnen leiden is veel te zeggen. Zoals vermeld zijn er sterke aanwijzingen dat verschillende soorten vuurwerk in het assortiment van S.E. Fireworks zich vermoedelijk als vuurwerk van een zwaarder kaliber gedroegen dan op de oorspronkelijke verpakking (etiketten) vermeld stond. Ook hier worden enkele hypothesen nog nader onderzocht.

Wat het handelen of nalaten van enige overheidsdienst betreft, moet onderscheid gemaakt worden naar strafrechtelijk verwijtbaar handelen en vervolgbaarheid.

Wat strafrechtelijk verwijtbaar handelen betreft, wordt onderzoek gedaan naar feiten en omstandigheden op basis waarvan beoordeeld kan worden of overheidsdiensten of overheidsfunctionarissen zich hebben schuldig gemaakt aan enig strafbaar feit in relatie tot de ramp. Wat de vervolgbaarheid betreft: het Openbaar Ministerie kan overheidsinstanties en overheidsfunctionarissen slechts dan vervolgen als zij in verband met de oorzaak van de ramp hebben gehandeld buiten hun wettelijke taak of bevoegdheden. Uiteraard is voor de beoordeling van één en ander nodig dat volledig onderzoek is gedaan naar eventueel strafrechtelijk verwijtbaar handelen. Dit onderzoek duurt voort.

4.4.7 Andere strafbare feiten

In het kader van het strafrechtelijk onderzoek naar de vuurwerkramp zijn andere strafbare feiten aan het licht gekomen. Een aantal medewerkers van SE Fireworks zal worden vervolgd voor illegale handel in vuurwerk. Het OM is verder voornemens personen die tijdens het onderzoek meineed hebben gepleegd of zullen plegen, te vervolgen.

4.5 Onderzoek naar de vergunningverlening aan S.E. Fireworks

Op verzoek van de gemeenteraad heeft het College van B&W Enschede door het COT Universiteit Leiden een onderzoek laten verrichten naar de vergunningverlening aan S.E. Fireworks. Het COT heeft daartoe de schriftelijke stukken over de periode 1975–2000 uit de archieven van de gemeente Enschede in kaart gebracht. Op basis van deze archiefstukken is een chronologische reconstructie van de acties, die betrekking hebben op de vergunningverlening aan S.E. Fireworks, opgesteld. Het onderzoeksrapport is uitsluitend op basis van desk research tot stand gekomen. Door het COT zijn geen gesprekken gevoerd met medewerkers van de gemeente Enschede. Dit gelet op de overige lopende onderzoeken. Uiteraard hebben zich in de onderzoeksperiode ook andere ontwikkelingen voorgedaan die mogelijk van invloed zijn geweest op de situatie rond S.E. Fireworks. Een aantal van deze ontwikkelingen, betrekking hebbende op het ruimtelijk beleid en op delegatie en mandaat van bevoegdheden en verantwoordelijkheden, wordt in de bijlagen van het onderzoek beschreven. Het onderzoeksverslag is op 22 september jl. ter kennis van de gemeenteraad gebracht en staat geagendeerd voor de raadsvergadering van 16 oktober a.s.

4.6 Classificatie-onderzoek

Door de Inspectie Milieuhygiëne wordt momenteel een onderzoek uitgevoerd naar de (on-)juistheid van de op vuurwerkverpakkingen aangebrachte classificatie. Onjuiste classificatie kan tot gevolg hebben dat de gevaarzetting bij vuurwerkbedrijven anders is dan verwacht mag worden op basis van de vergunningseisen.

In het kader van dit onderzoek worden de 46 grotere vuurwerkbedrijven gecontroleerd, zoals vermeld in het op 27 juli jl. door mij aangeboden rapport «Rapportage Inventarisatie en Controle Vuurwerkbedrijven Nederland». Het classificatie-onderzoek zal naar verwachting in december 2000 zijn afgerond.

4.7 Onderzoek naar de veiligheid van munitie-opslag in Nederland

Naar aanleiding van de vuurwerkramp te Enschede wordt momenteel door de Inspectie Milieuhygiëne en Defensie een onderzoek uitgevoerd naar de veiligheid van munitie-opslagcomplexen van Defensie. Met name wordt daarbij gekeken naar het voldoen aan de vergunningseisen, naar de veiligheidszonering en de doorwerking van deze zones in bestemmingsplannen. Dit onderzoek zal naar verwachting in december 2000 zijn afgerond.

5. Evaluatie staand beleid

Met betrekking tot de eerder aangekondigde integrale vuurwerkregelgeving kan ik u meedelen dat alle inspanningen erop zijn gericht om een ontwerp-besluit inzake vuurwerk in december van dit jaar in het Kabinet te bespreken, waarna het zo mogelijk nog in januari 2001 aan de beide kamers der Staten-Generaal zal worden toegezonden (voorhangprocedure). Het bedoelde besluit zal worden gebaseerd op drie wetten, te weten:

1. de Wet milieugevaarlijke stoffen voor wat betreft de niet-inrichting gebonden handelingen met vuurwerk;

2. de Wet milieubeheer voor wat betreft de inrichting gebonden aspecten en de veiligheidsafstanden die ten opzichte van gevoelige bestemmingen (woningen, scholen, kantoren etc.) in acht moeten worden genomen;

3. de Wet rampen en zware ongevallen voor wat betreft de invulling van de verplichting door bedrijven tot het verstrekken van veiligheidstechnische informatie aan de gemeentelijke en de regionale overheden opdat deze hun taken inzake de voorbereiding op de bestrijding van rampen en zware ongevallen naar behoren kunnen vervullen.

Het is de bedoeling dat het besluit uiterlijk in het najaar van 2001 in werking treedt.

6. Juridische zaken

Op 27 september jl. heeft bij de rechtbank Den Haag de mondelinge behandeling plaatsgevonden van het verzoekschrift van de advocaten van een viertal slachtoffers van de vuurwerkramp. De advocaten van de slachtoffers en de advocaten van de gemeente Enschede, de provincie Overijssel en de landsadvocaat hebben ter zitting argumenten uitgewisseld over het gewenste tijdstip van het houden van het getuigenverhoor. Zoals al eerder was overeengekomen zullen de overheden zich schikken in de beslissing van de rechtbank. Op 11 oktober heeft de rechtbank het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor toegewezen en bepaald dat de verhoren zullen plaatsvinden op 20 november en 4 tot en met 6 december aanstaande.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries

Naar boven