27 100 (R 1654)
Goedkeuring van het op 17 juni 1999 te Genève tot stand gekomen Verdrag betreffende het verbod en de onmiddellijke actie voor de uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid (Verdrag nr. 182 aangenomen door de Internationale Arbeidsconferentie in haar zevenentachtigste zitting)

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 14 juni 2000

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, brengt als volgt verslag van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen en gemaakte opmerkingen genoegzaam zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit voorstel van wet voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Terpstra

De griffier voor dit verslag,

Atkins

I Verdrag

Algemeen

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe de leeftijdsgrens van 18 jaar in het nieuwe verdrag nr.182 zich verhoudt met die van 15 jaar in verdrag nr.138. Ook in Nederland wordt deze leeftijdsgrens van 18 jaar gehanteerd. Het nieuwe verdrag (nr. 182) geeft in artikel 2 alleen de personele werkingssfeer van de verdragsbepalingen weer waarin het begrip «kind» wordt gehanteerd. Genoemde leden vragen de regering dit begrip toe te lichten.

De leden van de CDA-fractie hebben met instemming kennis genomen van het voorliggende voorstel tot goedkeuring van het verdrag inzake verbod op en uitbanning van de ergste soorten van kinderarbeid. Zij willen de regering complimenteren voor de actieve Nederlandse betrokkenheid bij de totstandkoming van dit verdrag. Een verbod op kinderarbeid, zeker als het gaat om de ergste vormen, is een essentiële fundamentele sociale norm. Zij hopen dan ook dat de signalen die op een grootschalige bekrachtiging duiden gerealiseerd worden.

Met betrekking tot de relatie met verdrag nr. 138, de consequenties voor de Nederlandse wetgeving, het toezicht op de naleving en de actieve betrokkenheid van Nederland bij de uitbanning van deze soorten van kinderarbeid hebben deze leden nog enkele vragen en opmerkingen. Het is voor de leden van de CDA-fractie niet geheel helder op welke wijze het voorliggende verdrag en verdrag nr. 138 zich tot elkaar verhouden. Zij vragen om een nadere uiteenzetting daarover, waarbij in elk geval de volgende vragen beantwoord worden. Overlappen ze elkaar? Door hoeveel landen is verdrag nr. 138 onderschreven? Hoe is het toezicht op de naleving daarvan geregeld? En hoe verhouden de verschillende leeftijdsgrenzen zich tot elkaar?

De leden van de fractie van D66 hebben met instemming kennis genomen van het voorliggende verdrag. Zij achten het van groot belang dat het bestaande ILO-verdrag nr. 138 wordt aangevuld en zijn daarom verheugd over de overeenstemming die op 17 juni 1999 bereikt is. De leden van de fractie van D66 achten het van belang dat de onmiddellijke uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid de prioriteit krijgt. Daarnaast zijn de leden van de D66-fractie verheugd dat er scherpe eisen aan naleving en uitvoering gesteld worden en dat het belang van basisonderwijs is opgenomen in de tekst van het verdrag.

De leden van de fractie van GroenLinks zijn verheugd over de totstandkoming van dit belangwekkende verdrag en zij kunnen zich dan ook volledig vinden in de goedkeuring van dit verdrag door de regering. Toch hebben deze leden nog een aantal vragen en opmerkingen. Volgens de regering worden van alle kanten signalen opgevangen, die op een grootschalige bekrachtiging van dit verdrag duiden. Genoemde leden vragen de regering toe te lichten van welke kanten die signalen komen en welke landen aangegeven hebben het verdrag te zullen bekrachtigen en welke landen (nog) niet. De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat in de memorie van toelichting de inhoud van het verdrag wordt toegelicht. Waarom is de letterlijke tekst van het verdrag niet bijgevoegd, zo vragen deze leden.

De leden van de SP-fractie hebben kennis genomen van het wetsvoorstel en juichen het totstandkomen van het Verdrag betreffende het verbod en de onmiddellijke actie voor de uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid toe. Deze leden wensen een zo spoedig mogelijke goedkeuring en naleving van het verdrag.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het Verdrag betreffende het verbod en de onmiddellijke actie voor de uitbanning van de ergste vormen van kinderarbeid. Deze leden ondersteunen het doel van het Verdrag. Zij vinden daarom dat dit Verdrag zo spoedig mogelijk moet worden geratificeerd.

Artikel 2 – Definitie begrip kind

De leden van de CDA-fractie constateren dat de leeftijdsgrens die in het verdrag wordt gehanteerd 18 jaar is. In Nederlandse wetgeving wordt voor verschillende beschermende normen een leeftijdsgrens van 16 jaar gehanteerd. Ook in andere wet- en regelgeving wordt meer en meer de leeftijdsgrens van 16 jaar i.p.v. 18 jaar gehanteerd. De leden van de CDA-fractie stellen prijs op een meer fundamentele uiteenzetting over deze leeftijdsgrenzen. Naar aanleiding van dit verdrag worden enkele leeftijdsgrenzen weer opgetrokken. Ook ten aanzien van werving voor de krijgsmacht loopt Nederland steeds op tegen de internationale norm van 18 jaar.

Het punt van de rekrutering voor de krijgsmacht speelt opnieuw bij dit verdrag. De leeftijdsgrens ligt in Nederland op 17 jaar. Betrokkene krijgt eerst een opleiding van een half jaar en mag pas vanaf 18 jaar uitgezonden worden naar crisisgebieden. Het blijft echter mogelijk dat iemand op zijn 17e volledig inzetbaar is (na de opleiding van zes maanden). Naar de mening van de leden van de CDA-fractie is dit in strijd met dit verdrag. Het zal slechts gaan om een kleine groep jongeren. Toch vragen deze leden de regering de argumenten die zij hebben ten aanzien van de leeftijdsgrens voor rekrutering voor de krijgsmacht te heroverwegen. Daarbij zouden ook andere oplossingen gezocht kunnen worden, waarbij in elk geval de volledige inzetbaarheid voordat iemand 18 jaar is vermeden wordt, bijvoorbeeld door de opleiding te verlengen.

Artikel 3 – Definitie begrip «de ergste vormen van kinderarbeid»

De leden van de fractie van de PvdA willen de regering wijzen op de aangenomen motie Albayrak met betrekking tot het verhogen van de leeftijdsgrens voor vrijwillige rekrutering. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering of zij van mening is dat uitvoering van het Verdrag tegen kinderarbeid aanzet tot het geven van uitvoering aan deze motie en is ze voornemens deze motie thans uit te voeren.

De leden van de fractie van de PvdA vragen op welke termijn de noodzakelijke uitbreiding van de strafwetgeving naar 16- en 17-jarigen (strafbaarheid is vooralsnog tot 16 jaar) met betrekking tot het gebruik, aanwerven of aanbieden van kinderen voor prostitutie, de vervaardiging van pornografie, of pornografische optredens plaats zal vinden, ook gezien de spoed waarmee Nederland het ILO-Verdrag wil ondertekenen.

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de regering er zelf op wijst dat bekrachtiging van het onderhavige verdrag pas kan plaatsvinden wanneer vaststaat dat voorgenomen wijzigingen in het wetboek van strafrecht van kracht zijn op het moment dat het verdrag voor Nederland in werking zal treden. De leden van de fractie van de PvdA begrijpen de spoed waarmee de Nederlandse regering het onderhavige verdrag wil goedkeuren, maar zien daar dan graag een concreet voornemen en tijdspad aan gekoppeld waarop de wijzigingen in het wetboek van strafrecht rond zullen zijn en het moment waarop verwacht kan worden dat het onderhavige verdrag voor Nederland in werking treedt.

Ten aanzien van artikel 3, onderdeel b, is wetswijziging nodig, als het gaat om het gebruik, aanwerven of aanbieden van kinderpornografie. Waarom is deze wetswijziging niet tegelijkertijd met de goedkeuring van dit verdrag voorgelegd aan het parlement, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Dan zouden de consequenties van het verdrag voor de Nederlandse wetgeving in samenhang met de goedkeuring besproken kunnen worden, zo stelt ook de Raad van State. Verder vragen de leden van de CDA-fractie of nog eens ingegaan kan worden op de argumentatie om deze leeftijdsgrens in de huidige wetgeving op 16 jaar te leggen. Tevens dient het wetboek van Strafrecht aangepast te worden om het exploiteren van kinderen voor pornografische optredens indien bij het seksuele optreden van het kind niet een ander is betrokken. Ziet de regering dit als een omissie die ook zonder dit verdrag tot wetswijziging geleid zou hebben, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Genoemde leden vragen wanneer de Kamer deze wijzigingsvoorstellen kan verwachten.

De leden van de CDA-fractie hebben enkele vragen bij de stelling van de regering dat artikel 3, onderdel c (het gebruik, aanwerven of aanbieden van een kind voor illegale activiteiten in het bijzonder voor de productie en handel in drugs) niet hoeft te leiden tot wetswijziging. De rechter zou in de straftoemeting rekening houden met de omstandigheid dat er een kind bij betrokken is. Zijn er reeds aanwijzingen in de jurisprudentie dat dit het geval is? Wordt daarbij ook de leeftijdsgrens van 18 jaar gehanteerd door de rechter? Waarom leidt een nadrukkelijk verbod op deze activiteiten ten aanzien van kinderen niet tot een nadrukkelijke norm in het strafrecht? Is het niet wenslijk dat er een andere, hogere strafmaat vastgelegd wordt als er kinderen bij betrokken zijn, zo vragen genoemde leden.

De leden van de CDA-fractie vragen waarom sociale partners niet geconsulteerd zijn bij het nader vaststellen van de lijst met werkzaamheden die naar alle waarschijnlijkheid de gezondheid, veiligheid of zeden van minderjarigen schaden en het bepalen waar deze werkzaamheden voorkomen. Is dat ingevolge het verdrag niet verplicht, zo vragen deze leden. Genoemde leden vragen of al bepaald is wanneer de periodieke evaluatie plaatsvindt. Verder vragen de leden van de CDA-fractie of de opsomming in de memorie van toelichting vooraf gegaan is aan een nadere analyse van de huidige leeftijdsgrenzen. Is er bijvoorbeeld op grond van de bevindingen van de Arbeidsinspectie overwogen om strengere normen ten aanzien van 16- en 17-jarigen te stellen?

De leden van de fractie van D66 constateren dat een brede omschrijving van «de ergste vormen van kinderarbeid» niet haalbaar werd geacht. Wat is de regering van plan om verborgen vormen van kinderarbeid zoals de gedwongen tewerkstelling van meisjes in de huishouding te voorkomen, zo vragen deze leden. Waarom is de interpretatie van het begrip «gevaarlijk werk» aan de Verdragssluitende landen overgelaten, zo vragen deze leden.

De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat het Verdrag regelt dat de ergste vormen van kinderarbeid worden verboden, waaronder gedwongen of verplichte rekrutering van kinderen voor gebruik in gewapende conflicten In Nederland mogen jongeren vanaf 17 jaar vrijwillig in millitaire dienst treden. Pas vanaf 18 jaar worden zij uitgezonden naar conflictgebieden of ingezet ten behoeve van crisisbeheersoperaties. Ondanks dat van gedwongen of verplichte rekrutering in Nederland geen sprake is vinden de leden van de fractie van GroenLinks dat de leeftijd van 17 jaar waarop jongeren vrijwillig in dienst kunnen treden te jong is.

Inmiddels wordt door het ministerie van Justitie wetgeving voorbereid waarin (de exploitatie van) seksueel misbruik waarbij uitsluitend het kind seksuele handelingen pleegt strafbaar wordt gesteld. Pas als deze wetgeving van kracht is kan dit verdrag worden bekrachtigd. De leden van de fractie van GroenLinks vragen wat de laatste stand van zaken is met betrekking tot deze wetgeving. Op welke termijn denkt de regering het onderhavige verdrag te kunnen bekrachtigen, zo vragen deze leden.

De leden van de SGP-fractie constateren dat de Nederlandse wetgeving op het punt van de (medewerking aan) kinderpornografie moet worden aangepast. Deze leden staan positief tegenover de verhoging van de leeftijdsgrens naar 18 jaar voor de strafbaarstelling bij kinderpornografie. Zij staan ook van harte achter de uitdrukkelijke strafbaarstelling van het misbruik van kinderen voor pornografische optredens.

De leden van de SGP-fractie constateren dat het Verdrag niet kan worden bekrachtigd voordat de Nederlandse wetgeving is aangepast. Blijkens het NAPS (Nationaal Actieplan aanpak seksueel misbruik van kinderen) van het ministerie van Justitie (26 690, nr 4, p. 10) zal de indiening pas in het najaar van 2000 plaatsvinden. De leden van de SGP-fractie vragen de regering of het niet wenselijk is de onderhavige wijzigingen uit dit pakket te halen en apart met voorrang te behandelen. Hierdoor kan het Verdrag eerder worden geratificeerd. Zij vinden het geen goede zaak als de ratificatie onnodig lang op zich moet wachten.

De leden van de SGP-fractie vragen of de Nederlandse regering artikel 3, onderdeel c, niet te restrictief interpreteert. De regering stelt dat er geen nadere strafwetgeving nodig is, omdat de pleger van strafbare feiten, die daarbij kinderen inzet, reeds strafbaar is vanwege zijn illegale activiteiten. De leden van de SGP-fractie constateren dat dit geldt voor alle landen, dat brengt het begrip illegale activiteiten mee. Is de regering van oordeel dat hier aanvullende regelgeving noodzakelijk is, in aansluiting op de bedoeling van het Verdrag, zodat plegers van illegale activiteiten die daarbij kinderen inzetten, extra zwaar worden gestraft, zo vragen genoemde leden.

Artikel 4 – Voor de gezondheid, veiligheid of zeden schadelijk werk

De leden van de fractie van de PvdA constateren dat hoewel de voorwaarde dat de veiligheid van het kind niet in gevaar mag komen en dat er geen nadelige invloed mag zijn op de lichamelijke en geestelijke ontwikkeling ten alle tijden geldt, jongeren in toenemende mate bijbanen hebben. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering in hoeverre de trend van in omvang groeiende bijbanen de geestelijke en de lichamelijke ontwikkeling van jongeren belemmert. Komt hierdoor hun scholing niet in de knel, zo vragen deze leden. Genoemde leden vragen of er ook voldoende controle wordt uitgeoefend op de soorten bijbanen die jongeren hebben. Is de Arbeidsinspectie ook toegerust om de stijging van het aantal en de omvang van bijbanen van minderjarigen adequaat te inspecteren, zo vragen deze leden.

De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat het accent van de handhaving van de wet en regelgeving omtrent kinderarbeid vooral op de land en tuinbouw-sector ligt. Hoe vaak worden de regels in de Arbeidstijdenwet in deze sector de afgelopen jaren overtreden en wat is de ernst van deze overtredingen, zo vragen deze leden. Hoe groot is de capaciteit die de Arbeidsinspectie hiervoor tot haar beschikking heeft? In de memorie van toelichting wordt gesproken over inspectieprojecten van de Arbeidsinspectie. Welke inspectieprojecten hebben de laatste 5 jaar plaats gevonden en wat waren daarvan de belangrijkste conclusies, zo vragen deze leden. Kan de regering een overzicht geven?

Artikel 6 – Actieprogramma's

De leden van de fractie van de PvdA staan positief tegenover het opstellen en implementeren van actieprogramma's om de ergste vormen van kinderarbeid uit te bannen. Deze leden willen graag verduidelijking over de termijn waarbinnen Nederland een dergelijk actieprogramma zal opstellen en welke ideeën de regering heeft over de invulling daarvan, met daaraan verbonden een concreet tijdspad. De leden van de PvdA-fractie achten de hoofdpunten van het actieprogramma, zoals in de bijlage geformuleerd, thans nog erg summier. Zij vragen de regering of een actieprogramma ook het beïnvloeden van externe relaties zoals bijvoorbeeld bilaterale relaties met ontwikkelingslanden omvat. Genoemde leden vragen daarnaast of bij het vaststellen van de inhoud van het actieprogramma behalve nationale organisaties ook internationale organisaties worden betrokken? De leden vragen de regering samen met de antwoorden op de hier gestelde vragen een volledig, concreet en uitgewerkt actieprogramma naar de Kamer te sturen voorzien van concrete doelen en een tijdspad.

De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat de regering ernaar streeft het actieplan kinderarbeid, dat elke lidstaat op grond van dit verdrag verplicht is op te stellen, zo spoedig mogelijk gereed te hebben. Op welke termijn is dit plan gereed en wordt dit actieplan naar de Tweede Kamer gestuurd, zo vragen deze leden.

Artikel 7 – Uitvoering en sanctionering

De leden van de fractie van de PvdA willen weten in hoeverre kinderen die illegaal in Nederland verblijven medebeschermd worden tegen de ergste vormen van kinderarbeid en exploitatie die onderdeel vormen van het verdrag. Zij vinden ook dat een nadere omschrijving van de risicogroepen dringend noodzakelijk is. Onder risicogroepen vallen naast minderjarige vrouwelijke asielzoekers ook (allochtone) kinderen uit achterstandswijken en in het algemeen kinderen met sociale problemen. De leden van de PvdA-fractie vinden dat op het punt van vroegtijdige signalering en samenwerking tussen verschillende instanties zoals consultatiebureaus, GGD's, schoolartsen, onderwijs en sociaal-cultureel werk onvoldoende concrete afspraken gemaakt zijn. Deze leden zien graag een nadere uitwerking van zowel de onderlinge afspraken over signalering en samenwerking tussen de (lokale) instanties en het ministerie van VWS. Wie gaat er toezien op het nakomen van dergelijke afspraken, zo vragen deze leden. De leden van de PvdA-fractie vragen op welke wijze Nederland rekening wil houden met de specifieke positie van meisjes, afgezien van de speciale aandacht voor vrouwelijke alleenstaande minderjarige asielzoekers. Zijn er naar de mening van de regering andere groepen meisjes die speciale aandacht verdienen, zo vragen deze leden.

Artikel 8 – Internationale samenwerking of bijstand

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering op wie en op wat de programma's in ontwikkelingslanden van de ILO/IPEC (International Programme for the Elimination of Child Labour) speciaal gericht zijn. Aan welke landen wordt in het kader van structurele bilaterale hulp actieve steun gegeven bij het bestrijden van kinderarbeid, zo vragen deze leden. Genoemde leden vragen wat de regering bedoelt met de zinsnede dat «de bepaling is in te passen in het landenbeleid voor de structurele bilaterale hulp» Wordt het ook daadwerkelijk ingepast, zo vragen deze leden. De leden van de PvdA-fractie vragen welke concrete hulp wordt gegeven aan nieuwe toetreders tot de Europese Unie bij het bestrijden van kinderarbeid. Zij wijzen er op dat er signalen zijn dat kinderarbeid in Midden- en Oost-Europa toeneemt en zij horen graag van de regering of en zo ja hoe zij bereid is zich actief in te zetten bij het bestrijden van kinderarbeid, mede in relatie tot de uitbreiding van de Europese Unie.

II Aanbeveling

de leden van de SP-fractie willen van de regering graag weten op welke punten de aanbevelingen verder gaan dan het verdrag en of de Nederlandse wet- en regelgeving aan die aanbevelingen reeds voldoet. Voorts vragen zij welke aanbevelingen niet reeds worden opgevolgd in de Nederlandse wetgeving.

III Consultatie sociale partners

De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat de regering de sociale partners bij de totstandkoming van dit verdrag heeft geconsulteerd. In de memorie van toelichting wordt inhoudelijk enkel ingegaan op de reactie van de FNV en kort op de reactie van het VNO-NCW. Wat waren de reacties van de RCO (Raad van Centrale Ondernemersorganisaties), het CNV (Christelijk Nationaal Vakverbond) en de MHP (Vakcentrale voor Middelbaar en Hoger Personeel), zo vragen deze leden. In de memorie van toelichting is niet op alle inhoudelijke opmerkingen van de FNV ingegaan maar de regering is daar wel zoveel mogelijk aan tegemoet gekomen. Welke opmerkingen waren dat, zo vragen deze leden. Genoemde leden vragen welke opmerkingen VNO-NCW gemaakt heeft.

Overig

De leden van de CDA-fractie vragen op welke wijze Nederland zich zal inzetten om bekrachtiging en naleving van het verdrag te bevorderen. Deze leden vragen de regering een overzicht te geven van de concrete initiatieven, ook ten aanzien van bijvoorbeeld onderwijs. Op welke wijze zal Nederland prioriteit geven in het buitenlands beleid aan de uitbanning van deze vormen van kinderarbeid, zo vragen deze leden.

De leden van de CDA-fractie vragen hoe het in het algemeen gesteld is met de ratificatie door Nederland van ILO conventies. Zij denken dan in het bijzonder aan de conventies betreffende deeltijdarbeid (175) en thuiswerk (177).

De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat de regering in het nader rapport als reactie op de Raad van State aangeeft dat tegelijk met het voorstel tot goedkeuring, een overzicht van de hoofdpunten van het op te stellen actieprogramma aan de Tweede Kamer is voorgelegd. Deze leden vragen waarom dit geen bijlage vormt bij het onderhavige wetsvoorstel. Wordt het definitieve actieprogramma nog in een afzonderlijke nota naar de Kamer gezonden, zodat dit bijvoorbeeld in een algemeen overleg nader besproken kan worden, zo vragen deze leden. Zo nee, waarom niet?

De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat de Raad van State meent dat het uitgaan van een rechterlijk oordeel bij de straftoemeting onvoldoende tegemoetkomt aan de verplichting om doeltreffende maatregelen te nemen voor het uitbannen van de ergste vormen van kinderarbeid. Volgens de Raad van State moet in de aanpassingswetgeving worden voorzien in uitdrukkelijke strafbaarstelling of in het opnemen van strafverzwarende omstandigheden in bestaande strafbaarstelling. Als reactie hierop stelt de regering dat een afzonderlijke strafbaarstelling niet nodig is mede vanwege de regel dat het geen aanbeveling verdient om een zo generieke strafbepaling als de strafbaarstelling van het inzetten van kinderen voor illegale activiteiten in onze strafwetgeving op te nemen. Genoemde leden vinden de redenering van de regering niet overtuigend. Zij vragen of het uitbannen van kinderarbeid niet expliciet strafbaar moet worden gesteld. Is het feitelijk ook niet de bedoeling van het verdrag om een verbod van kinderarbeid expliciet in de wet op te nemen, zo vragen genoemde leden.


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Terpstra (VVD), voorzitter, Biesheuvel (CDA), Schimmel (D66), Van Zijl (PvdA), Bijleveld-Schouten (CDA), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), ondervoorzitter, Kamp (VVD), Essers (VVD), Van Dijke (RPF), Bakker (D66), Visser-van Doorn (CDA), De Wit (SP), Verburg (CDA), Smits (PvdA), Spoelman (PvdA), Van der Staaij (SGP), Örgü (VVD), Harrewijn (GroenLinks), Van Gent (GroenLinks), Bussemaker (PvdA), Balkenende (CDA), Wilders (VVD), Santi (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD).

Plv. leden: E. Meijer (VVD), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Giskes (D66), Van der Hoek (PvdA), Dankers (CDA), Hamer (PvdA), Kortram (PvdA), Blok (VVD), Van Blerck-Woerdman (VVD), Van Middelkoop (GPV), Van Vliet (D66), Stroeken (CDA), Marijnissen (SP), Eisses-Timmerman (CDA), Schoenmakers (PvdA), Middel (PvdA), Van Walsem (D66), Weekers (VVD), Vendrik (GroenLinks), Rosenmöller (GroenLinks), Wagenaar (PvdA), Mosterd (CDA), De Vries (VVD), Oudkerk (PvdA), Klein Molekamp (VVD).

Naar boven