27 099
Gelijke beloning

29 769
Arbeid en zorg

nr. 12
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 7 maart 2005

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1 heeft op 27 januari 2005 overleg gevoerd met minister De Geus van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over:

– de brief d.d. 3 december 2004 inzake de vierde Voortgangsrapportage gelijke beloning (27 099, nr. 11);

– de brief d.d. 8 december 2004 inzake de uitvoering van de motie-Weekers c.s. (27 061, nr. 31) over het wegnemen van belemmeringen voor arbeidsparticipatie en informatie naar aanleiding van het algemeen overleg over het kabinetsstandpunt dagindeling (29 769, nr. 3);

– de brief d.d. 9 december 2004 inzake het werkplan 2005 van de Taskforce «Vrouwen, Veiligheid en Conflict» (SZW 0400881);

– de brief d.d. 13 december 2004 houdende de Emancipatiemonitor 2004 (27 061, nr. 32).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Weekers (VVD) zegt teleurgesteld te zijn in de schriftelijke reactie van de minister op zijn motie (27 061, nr. 31), waarin werd verzocht, te stoppen met dure voorlichtings- en bewustwordingscampagnes en de beschikbare middelen in te zetten om belemmeringen op de arbeidsmarkt en/of de bestrijding van huiselijk geweld aan te pakken. Waarom pakt de minister dit signaal van de Kamer niet op en voert hij de motie niet uit? Natuurlijk beseft de Kamer dat aangegane verplichtingen voor een lopend project niet teruggedraaid kunnen worden, maar nieuwe campagnes á la «Mannen in de hoofdrol» gefinancierd met publiek geld, moeten er niet meer komen.

De minister schrijft dat de campagne voor de helft door Brussel wordt betaald. Dit argument doet niets af aan het feit dat ook dit geld van de Europese belastingbetaler is. Het zou daarom goed zijn, in Brussel te praten over het daadwerkelijk wegnemen van de belemmeringen.

Wanneer komt de minister met een aangepaste visie van het kabinet op het emancipatiebeleid die stoelt op de strekking en geest van de motie? De in de begroting voor dit soort campagnes gereserveerde middelen behoren te worden ingezet voor de doeleinden die in de motie zijn omschreven, namelijk een stimuleringsmaatregel voor het bevorderen van de zogenaamde combinatiefuncties van tussenschoolse en naschoolse opvang en onderwijsassistenten. De onderwijslespaketten voor allochtone jongeren die slechts een klein onderdeel vormen van het totale project, hebben de instemming van de heer Weekers.

Mevrouw Stuurman (PvdA) citeert enkele passages uit de Emancipatiemonitor 2004 om aan te tonen dat het kabinet weinig oog heeft voor het emancipatiebeleid. Voorgangers van deze minister hebben het emancipatiehuis gebouwd en ingericht, maar hij woont dat huis uit.

Onder het bewind van deze minister is niets tot stand gekomen. Mevrouw Stuurman verzoekt de minister in beeld te brengen wat het kabinet als geheel heeft gedaan voor de emancipatie en de Tweede Kamer daarover te rapporteren. Belangrijke doelstellingen van het emancipatiebeleid dreigen niet te worden gehaald, waaronder de zo belangrijke economische zelfstandigheid van vrouwen. Wil de minister in kaart brengen wat er van de 1990-maatregel tot nu toe is bereikt? Wil hij daarbij tevens de AOW-problematiek betrekken? Hoe zal de situatie in 2037 voor de vrouwen zijn?

Er is nauwelijks recent onderzoek beschikbaar over de effectiviteit van maatregelen om het aandeel van vrouwen in bijvoorbeeld topfuncties te vergroten, hoewel het kabinet zegt daaraan veel belang te hechten. Het Sociaal en cultureel planbureau (SCP) heeft in dat kader weinig waardering voor de levensloopregeling. De ouderschapsregelingen in Nederland zijn minimaal. Werkgevers hebben emancipatievraagstukken over het algemeen niet hoog in het vaandel. Vooral hun negatieve houding jegens deeltijdwerk is opmerkelijk. Bij vrouwelijke werkgevers is het aandeel van vrouwen in alle lagen van de organisatie groter. De overheid pakt werkgevers omzichtig aan. Met het aanbieden van alleen een benchmark kom je er niet. Wil de minister de Stichting van de Arbeid vragen, een reactie te geven op de bevindingen in het SCP-rapport over de werkgevers, vervolgactiviteiten te bedenken en daarover de Kamer informeren? De minister behoort de werkgevers op de hoogte te stellen van de streefcijfers voor het aantal vrouwen in de top van hun organisaties. De overheid zou zelf het goede voorbeeld moeten geven. Hoe effectief zijn de maatregelen ter bevordering van de doorstroom van vrouwen in bedrijven?

Mevrouw Stuurman zegt de minister al vaak te hebben gewezen op zijn falend emancipatiebeleid, maar blijkbaar nog niet vaak genoeg. Zij pleit voor kinderopvang als een echte basisvoorziening, voor goede, betaalde verlofregelingen en een voor iedereen toegankelijke levensloopregeling.

Wil de minister reageren op de schaderapportage die is opgesteld door de initiatiefgroep Beijing+10?

Waarom zou het bevorderen van combinatiefuncties niet vernieuwend kunnen zijn? Er kan toch wel iets beters worden verzonnen dan de campagne «Mannen in de hoofdrol»? Wat vindt de minister van stimuleringsmaatregelen voor bedrijven die echt werk maken van emancipatie binnen hun bedrijf door bijvoorbeeld meer vrouwen in de top, gelijke beloning, aantrekken van herintredende vrouwen, doorstroom van vrouwen en dergelijke?

In antwoord op schriftelijke vragen over doelgroepenbeleid schrijft de minister dat voor ouders in de doelgroep een vangnet op maat is gecreëerd. Er vallen echter ook andere geluiden te beluisteren. Wil de minister een inventarisatie maken van het doelgroepenbeleid van de gemeenten, met informatie over de uitval en de redenen daarvoor? Er bestaat nog steeds veel onduidelijkheid over de inhoud van de wet. Hierdoor ontstaat vaak een verkeerd beeld dat wordt gevoed door onjuiste informatie in de media. Wat gaat de minister daaraan doen?

Mevrouw Stuurman complimenteert de minister met het feit dat als zij aandacht vraagt voor kinderopvang, hij probeert daarop actie te ondernemen.

Mevrouw Koser Kaya (D66) merkt op dat hoewel er meer vrouwelijke dan mannelijke studenten zijn, het aandeel van vrouwen in het bestuur van universiteiten schrikbarend laag is. Hoe kan de minister dan zeggen dat emancipatiebeleid niet meer zo noodzakelijk is, terwijl men op scholen nog steeds afhankelijk is van overblijfouders, werkgevers hun verantwoordelijkheid niet nemen door mee te betalen aan kinderopvang, mannen nog steeds substantieel meer verdienen dan vrouwen in hetzelfde beroep en nieuwe burgers zo ver achterblijven? Vrouwen en nieuwe burgers van dit land moeten volwaardig kunnen deelnemen aan het arbeidsproces.

Inzicht in de effectiviteit van taskforces, stuurgroepen, nota's en beleidskaders ontbreekt. Er verandert niets. Elke werkende vrouw kan de knelpunten noemen, te weten goede en betrouwbare kinderopvang, voor-, tussen- en naschoolse opvang die op elkaar zijn afgestemd, het introduceren van zogenaamde small personal services, flexibele werktijden, de emancipatie van werkgevers en mannen. Dat is meer dan het stimuleren van voltijds arbeid en eens in de week de vuilnis buiten zetten. Zij vraagt de minister klemmend hieraan iets te doen.

Nederlandse vrouwen lijken misschien goed geëmancipeerd, maar zij maken te weinig gebruik van hun rechten die in veel wetten en regels zijn verankerd.

De ongerechtvaardigde beloningsverschillen tussen autochtonen en allochtonen zijn voor een deel verklaarbaar. Allochtonen verrichten veelal goedkope arbeid. Onderwijs is het sleutelwoord. Zij moeten de Nederlandse taal leren en een opleiding volgen. Discriminatie op de werkvloer moet worden voorkomen. De nieuwe burgers moeten hun kansen pakken. Dezelfde wetten gelden ook voor hen. Het beleid dient gericht te zijn op het individu en niet op kleur, cultuur, religie of nationaliteit. Wil de minister daarop reageren?

Mevrouw Koser Kaya verzoekt de minister schriftelijk zijn integrale visie te geven op de combinatie van ouderschap en loopbaan, kinderopvang en tussenschoolse opvang. In de motie-Lambrechts (28 447, nr. 78) wordt de regering verzocht een visie te ontwikkelen over hoe in de toekomst aan voorzieningen voor jonge kinderen, te weten kinderopvang, peuterspeelzaal en (voor)school, meer geïntegreerd vorm kan worden gegeven. Hierop is tot op heden niet gereageerd. Wil de minister hierop ingaan?

Het aantal vrouwen in topfuncties blijft laag. Onderzoek alleen lost niets op. Er moet nu echt iets aan gedaan worden. Allochtonen in topfuncties zijn er al helemaal niet. Assessments blijken daarop niet te zijn toegespitst. Wil de minister nagaan wat de reden is dat allochtonen niet kunnen doorstromen naar topfuncties?

Mevrouw Tonkens (GroenLinks) merkt op dat het emancipatiebeleid onder deze minister slapper, vrijblijvender en vager wordt, terwijl hij er steeds opgewekter en krachtiger over praat. Volgens hem gaat het goed met de emancipatie en dus is beleid niet meer nodig. Op die manier bereidt hij de Kamer voor op het opheffen van het emancipatiebeleid. Uit de Emancipatiemonitor blijkt echter duidelijk dat daarvoor nog geen aanleiding is. Zelfs vage plannen om in een komende regeerperiode het emancipatiebeleid af te schaffen, zijn ontoelaatbaar, want het gaat niet goed met de emancipatie. Mannen zorgen niet meer, vrouwen zijn niet meer uren gaan werken, het beloningsverschil bestaat nog steeds. Alles wat een probleem was, is dat nog steeds.

Uit de Emancipatiemonitor blijkt dat te weinig bekend is waarom bijvoorbeeld ongelijke beloning zo hardnekkig is, vrouwen het in het onderwijs steeds beter doen, maar dat het succes zich niet vertaalt op de arbeidsmarkt. Het effect van emancipatie-instrumenten is onbekend. Is de minister bereid, daarnaar onderzoek te doen? Er wordt veel geëxperimenteerd, maar met de uitkomsten wordt te weinig gedaan. Zij steunt het verzoek, de SER advies te vragen over de versterking en de vernieuwing van het emancipatiebeleid. Wil de minister daarop reageren?

Kan er gericht onderzocht worden waarom vrouwen het in het onderwijs steeds beter doen, terwijl het effect daarvan op de arbeidsmarkt nauwelijks merkbaar is? Het heeft uiteraard te maken met kinderopvang en verlofregelingen, maar waarschijnlijk zijn dat niet de enige redenen.

De ongelijke beloning is en blijft een hardnekkig probleem. Er zijn kwantitatieve onderzoeken die de verschillen laten zien, maar een kwalitatief onderzoek lijkt noodzakelijk. Waarom gaat het in sommige andere landen wel beter? De minister erkent dat de ingezette instrumenten niet effectief zijn. De quick scan is een instrument voor bedrijven die enthousiast zijn en het willen gebruiken. Welk instrument heeft de minister voor bedrijven die niet van plan zijn, de ongelijke beloning te bestrijden? Denkt hij aan het beboeten van bedrijven die zich schuldig maken aan ongelijke beloning? Maakt hij de top tien van ongelijke beloners bekend?

In Nederland is de relatie met deeltijdwerk opvallend. Deeltijdwerkers worden ongelijk beloond. Het zijn hoofdzakelijk vrouwen en dus is het een sekseprobleem. Is dit geen aanknopingspunt voor nieuw beleid, omdat werkgevers erg negatief zijn over deeltijdwerkers? Veel werkgevers menen dat men in leidinggevende functies niet in deeltijd kan werken. De minister schrijft zelf in zijn brief dat ook de helft van de gemeenten, departementen en provincies geen aandacht besteden aan de doorstroming van vrouwen. Kan hij hen daartoe niet verplichten? Wat zijn de beleidsvoornemens op dit punt? Wordt het geen tijd dat de minister op dit punt zijn maatschappelijk gezag laat gelden? Hij zou bij ieder overleg met werkgevers iedere keer opnieuw publiekelijk moeten zeggen: en overigens ben ik van mening dat in deeltijd werken in alle functies goed mogelijk is.

Er is een wettelijk recht op deeltijdwerk. Wat stelt een wet voor als instellingen het belang ervan niet inzien? Een wettelijk recht is toch een erkenning van het belang? Deelt de minister deze mening?

De arbeidsparticipatie en de economische zelfstandigheid van vrouwen blijven een probleem. Hoe wil de minister vrouwen ondersteunen die meer uren willen werken? Met name de arbeidsparticipatie van Turkse en Marokkaanse vrouwen blijft achter. Wil de minister reageren op het idee van mentorprojecten voor Turkse en Marokkaanse vrouwen vanaf stageniveau? Er is geen meidenbeleid. Wil de minister dat stimuleren en het subsidiebeleid zodanig aanpassen dat meiden die iets willen beginnen een kleine subsidie kunnen krijgen?

Mevrouw Tonkens zegt de motie-Weekers weliswaar te hebben gesteund, maar in het algemeen niet tegen campagnes te zijn.

De taak van de visitatiecommissie is beperkt. Voorheen moesten alle ministeries drie doelstellingen formuleren waarop zij konden worden afgerekend. Kan de ministeries geen emancipatiedoelstelling worden opgelegd?

De heer Eski (CDA) merkt op blij te zijn met de constatering in de Emancipatiemonitor dat de economische zelfstandigheid van vrouwen toeneemt. Hij verwacht dat deze nog zal toenemen als de economie de komende jaren aantrekt. Om de maatschappelijke gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen te realiseren, zal nog veel werk moeten worden verzet. Een punt van aandacht is het geringe aantal vrouwen in topfuncties. Helaas meent 60% van de werkgevers dat het werken in deeltijd niet samengaat met het vervullen van een leidinggevende functie. Het bestaan van oudervriendelijke contracten die zijn aangepast aan werk- en schooltijden en privé-omstandigheden, dient meer bekendheid te krijgen. Werkgevers moeten het werk anders organiseren, zodat de combinatie van werk en zorg wel mogelijk blijft voor mannen en vrouwen die hoge functies bekleden. Mensen kunnen heel goed een hoge functie vervullen, zonder dat dit een probleem hoeft te zijn voor overige sociale verplichtingen. Dit is een kwestie van cultuuromslag. Dit geldt ook voor vrouwen in hoge functies op ambassades. Wil de minister daar zijn collega van Buitenlandse Zaken op aanspreken? Hoe staat het met de vertegenwoordiging van vrouwen in onafhankelijke adviesraden?

Ondernemingsraden kunnen bij een dergelijke cultuuromslag een belangrijke functie vervullen. Probleem is dat er weinig vrouwen in ondernemingsraden zitten. Het kabinet kan in de voorlichtingscampagne over de nieuwe Wet medezeggenschap werknemers aandacht besteden aan de participatie van alle werknemers aan verkiezingen voor de ondernemingsraad. Hoe denkt de minister de cultuuromslag in de bedrijven te stimuleren ten gunste van vrouwen in hoge functies?

De verschillen in arbeidsdeelname tussen vrouwen met en zonder kinderen zijn sterk gedaald. Mensen moeten goed geïnformeerd worden over de mogelijkheden van kinderopvang, verlof en de levensloopregeling. Het aanpassen van werktijden aan persoonlijke omstandigheden is bijzonder belangrijk voor de arbeidsparticipatie van vrouwen op alle niveaus. In de campagnes moet de nadruk worden gelegd op de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de ouders voor de zorgtaken en de opvoeding van hun kinderen. Sommige mannen moeten leren respecteren dat hun vrouwen als zelfstandige individuen een eigen afweging kunnen maken in alle fases van hun leven. Bij campagnes, gericht op allochtonen en jongeren, moet vooral aandacht worden besteed aan evenwichtige taakverdeling, want veel Nederlandse vrouwen van Turkse en Marokkaanse afkomst verlaten de arbeidsmarkt na hun huwelijk.

Het is onacceptabel dat het beloningsverschil tussen mannen en vrouwen nog steeds 7% bedraagt. Ongelijke beloning is de meest voorkomende klacht bij de commissie Gelijke behandeling. In hoeverre neemt de overheid de adviezen van deze commissie serieus? Mensen dienen op basis van objectieve criteria, zonder onderscheid naar sekse, etniciteit of welke achtergrond dan ook gelijkwaardig te worden beloond voor hetzelfde werk. De arbeidsinspectie concludeert dat allochtonen in het bedrijfsleven gemiddeld 19% minder verdienen dan autochtonen. Waarom heeft de overheid geen gegevens over de beloningsverschillen tussen autochtonen en allochtonen? Kan de minister ingaan op de voorgenomen maatregelen om dit probleem aan te pakken?

Werkgevers en werknemers hebben een eigen verantwoordelijkheid voor het emancipatieproces. Bij sollicitatietrainingen voor vrouwen is specifieke aandacht voor onderhandelen over het arbeidscontract belangrijk. Ondernemingsraden en vakbonden kunnen een belangrijke rol spelen om ongelijke beloning aan te pakken. Is de minister bereid, in het wetsvoorstel Medezeggenschap werknemers het informatierecht aan de ondernemingsraden over beloningsverhoudingen uit te breiden naar de beloningsverhoudingen tussen mannen en vrouwen in de betreffende onderneming? Heeft de minister zicht op het aantal vertrouwenspersonen binnen bedrijven die als aanspreekpunt voor dit probleem kunnen fungeren?

De politieke participatie van vrouwen op lokaal niveau stagneert. Minder dan een kwart van de gemeenteraadsleden is vrouw, terwijl de doelstelling 45% in 2010 is. Onregelmatige vergadertijden zijn voor veel mensen met kinderen een belemmering om aan het lokale bestuur deel te nemen. Heeft de VNG inmiddels met gemeenten afspraken gemaakt over het opnemen in een lokale verordening van een regeling voor tegemoetkoming voor kinderopvang?

Het motto van dit kabinet is meedoen. Het dient zich maximaal in te zetten om de streefcijfers in 2010 te halen. De minister van SZW zal zijn uiterste best moeten doen om de doelstellingen te verwezenlijk, wil hij in de toekomst kunnen praten over het eventueel afschaffen van een coördinerend minister voor emancipatiebeleid.

Het antwoord van de minister

De minister antwoordt in het VAO dagindeling te hebben gezegd goed te willen luisteren naar het signaal van de Kamer in de motie-Weekers (27 061, nr. 31) over de campagne Mannen in de hoofdrol. Het signaal was niet dat het geven van voorlichting fout is of het gebruik van ESF-gelden (Europees sociaal fonds), bijvoorbeeld voor specifieke acties gericht op cultuur- en gedragsverandering onder allochtonen. De Kamer krijgt bij de evaluatie van Mannen in de hoofdrol nog de kans daarover te spreken. De campagne Mannen in de hoofdrol wordt niet voortgezet. In de toekomst zal aan dergelijke campagnes geen geld meer worden besteed.

In de motie wordt voorts verzocht het geld van dergelijke campagnes te besteden aan onder andere tussen- en naschoolse opvang. De financiering hiervan is echter overgeheveld naar het ministerie van OCW. De campagne Mannen in de hoofdrol zou al stoppen in januari 2005. Er komt dus geen budget vrij dat elders besteed kan worden. Het verzoek heeft hij zo begrepen dat, mocht hij ooit weer overwegen de specifieke positie van mannen te bevorderen, hij dat niet moet doen met voorlichtingscampagnes, maar met doelgerichte maatregelen op het gebied van combinatiefuncties, met name tussen- en naschoolse opvang en zorgverlof, desnoods met overheveling van de financiën naar het ministerie van OCW. De motie zal op die wijze worden uitgevoerd. Desgevraagd antwoordt de minister dat bij het besteden van ESF-geld altijd sprake is van 50% co-financiering. Geen enkele campagne wordt dus voor 100% uit ESF-geld betaald.

Bij tussen- en naschoolse opvang komen twee doelstellingen samen, te weten goed onderwijs, een goede relatie tussen school, kinderen en ouders alsook het bevorderen van participatie van vrouwen op de arbeidsmarkt. Voorheen had zowel het ministerie van SWZ als van OCW hiervoor budget. Uit efficiencyoverwegingen is dat nu ondergebracht bij het ministerie van OCW. Inmiddels zijn ook de doelstellingen op elkaar geënt. De minister van OCW is eerstverantwoordelijk. Zij heeft het geld met name ingezet om de kaders te verbeteren voor de grote aantallen mensen die zorgen voor tussenschoolse opvang.

Een coördinerend minister van emancipatie blijkt voor heel veel andere departementen een excuus te zijn om zelf niets aan emancipatie te hoeven doen. Dat moet veranderen. Emancipatie moet in alle beleidsterreinen verankerd zijn. Er is een visitatiecommissie emancipatie ingesteld die de departementen uitdaagt, het eigen beleid door te lichten op emancipatie en gender aspecten en daarover zelfstandig verantwoording af te leggen aan de Kamer. De verwachting is dat de verschillende Kamercommissies op deze rapportage zullen reageren. De volksvertegenwoordiging dient zich te realiseren dat emancipatie niet overgelaten kan worden aan de woordvoerders op dat gebied, maar in den brede uitgedragen moet worden. Desgevraagd antwoordt de minister dat de departementen niet meer worden afgerekend op inputdoelstellingen, maar op output of outcome.

Er bestaat nog steeds een grote kloof tussen de mate waarin vrouwen zouden willen participeren op de arbeidsmarkt en de mate waarin zij feitelijk participeren. Die kloof wordt gevormd door de mogelijkheden van verlofregelingen en de kinderopvang. Sinds zijn aantreden anderhalf jaar geleden is op dat terrein veel gedaan. Er ligt een wetsvoorstel zorgverlof, het wetsvoorstel levensloop is aangenomen en er ligt een Wet op de kinderopvang. Dat betekent helaas niet dat er voor vrouwen geen knelpunten meer zijn op de arbeidsmarkt.

De bijdrage van de overheid aan de kinderopvang is toegespitst op de laagste inkomens. Als gevolg van verminderde regeldruk bij de kinderopvang neemt de ruimte voor nieuwe initiatieven toe. Desgevraagd antwoordt de minister dat ook hem berichten bereiken over werkgevers die niet bereid zijn mee te betalen aan de kinderopvang. Werkgevers worden zich bewust van het feit dat bij de tripartiete financiering de verantwoordelijkheid van de werkgever van een van beide ouders niet verder gaat dan een zesde van de totale kosten voor kinderopvang. Sommige werkgevers die tot nu toe een derde betaalden, vragen zich af waarom zij dat nog langer zullen doen en betalen voortaan een zesde. Als de werkgever van de andere ouder voorheen niet betaalde, kan er een probleem ontstaan. Dit probleem is onderkend. De sociale partners in de Stichting van de Arbeid hebben daarover een hernieuwde aanbeveling opgesteld. De vraag is of dit punt in de CAO-onderhandelingen wel voldoende prioriteit krijgt.

Nu werkgevers weten dat er een compensatieregeling is voor niet-betalende werkgevers en de overheid dit voor haar rekening neemt, een regeling die na amendering tot een bepaalde inkomenshoogte structureel is gemaakt, ontstaat voor sommige van hen de perverse verleiding, niet meer te betalen. Het ministerie zal de gang van zaken goed volgen. In 2006 volgt een evaluatie, waarbij zal worden nagegaan of in 2008 het doel gehaald kan worden, omdat op dat moment de tijdelijke regeling afloopt.

De doorgroei van vrouwen naar de top van het bedrijfsleven en van overheidsinstellingen is niet met wetgeving af te dwingen. Er is inmiddels een derde ambassadeursnetwerk ter bevordering van vrouwen in topfuncties, zowel bij het bedrijfsleven, de overheid als in bestuurlijke functies. Deze ambassadeursnetwerken zullen worden geëvalueerd om na te gaan hoe effectief zij zijn. Getracht moet worden een cultuuromslag te bewerkstelligen. Als in de ministerraad benoemingen aan de orde zijn, is de vraag altijd of het een vrouw kan zijn en of vrouwen voldoende evenredig zijn vertegenwoordigd. De trend is positief, maar het gaat wel erg langzaam. Nederland loopt in dit opzicht achter. Nog maar vijftig jaar geleden werd het als een verworvenheid beschouwd dat vrouwen niet buitenshuis werkten. Vrouwen en meisjes doen het goed in het onderwijs, maar dat vertaalt zich niet in hun positie op de arbeidsmarkt.

De Stichting van de Arbeid is om advies gevraagd hoe werkgevers gestimuleerd kunnen worden, gebruik te maken van de ontwikkelde instrumenten bij gelijke beloning, namelijk de quick scan en het management tool. Voorts is advies gevraagd over de wijze waarop verzekerd kan worden dat bij vernieuwing in het beloningsbeleid gelijke beloning als uitgangspunt wordt gehanteerd en de wijze waarop gelijke beloning in de onderhandelingen tussen de CAO-partijen kan worden meegenomen. Tevens is advies gevraagd over de oprichting van een tijdelijke Equal pay force. De minister zegt toe daarbij tevens het aandeel zelfstandige vrouwen en het aantal vrouwen in managementfuncties te betrekken, zodat een en ander als geheel kan worden bekeken. Desgevraagd antwoordt de minister dat het wetsvoorstel medezeggenschap werknemers een concept-artikel kent over inzicht in de beloningsverhouding tussen groepen in de onderneming. In eerste instantie worden daarmee functiegroepen bedoeld. Bij de behandeling van het wetsvoorstel kan worden stilgestaan bij de vraag of inzicht in de beloning van mannen en vrouwen ook daaronder moet vallen.

De commissie Gelijke behandeling krijgt meer gewicht, doordat zij steeds vaker zelfstandig adviezen verstrekt aan bedrijven en uitspraken doet die soms de krant halen. Deze commissie evalueert van een passief, semi-juridisch instituut naar een meer maatschappelijk stimulerend instituut. De commissie Gelijke behandeling heeft niet de functie van arbeidsinspectie. Zij pakt wel het vraagstuk van de gelijke beloning aan.

De streefcijfers voor vrouwen in de top staan in het meerjarenbeleidsplan, zowel voor het bedrijfsleven, de overheid als de publieke functies. Er is een groeitempo. Als dat groeitempo geëxtrapoleerd zou worden, dan worden de streefcijfers niet bereikt op het streefmoment. Er moet dus een schepje bovenop. Voor de Nederlandse samenleving is het belangrijk dat die vrouwen in de top er komen. Als er geen vrouwen in de top zijn, kan op onderliggende niveaus veel mis zijn, zonder dat dit aan de kaak wordt gesteld. In een toporgaan moeten minstens twee vrouwen zitten. Als er maar één vrouw zit, moet zij steeds de afweging maken of zij al dan niet een punt moet maken van alles wat met vrouwen te maken heeft. Als er twee vrouwen zijn, is het niet bijzonder meer.

Stimuleringsmaatregelen voor werkgevers om de streefcijfers te realiseren, zoals informatiepakketten en financiële fiscale stimulansen acht de minister ongewenst. Werkgevers hoeven toch geen geld nagedragen te krijgen om hen te laten doen wat zij in hun eigenbelang en in het belang van vrouwen zouden moeten doen?

Hoewel in verband met de ontgroening wel wordt gesproken over bevolkingspolitiek, beklemtoont de minister dat het al dan niet krijgen van kinderen een keuze van ouders zelf is. Als die keuzevrijheid er is, moet bekeken worden of in de alledaagse praktijk er op de arbeidsmarkt en de sociale zekerheid belemmeringen zijn tussen de wens en de realisatie van die wens. Opmerkelijk is dat uit onderzoek blijkt dat de kinderwens van de vrouwen in Nederland gemiddeld 2.7 is en de realisatie 1.5. De Nederlandse bevolking blijft in stand bij 2.05. Daarin is de morbiditeit verdisconteerd van vrouwen, voordat zij op een leeftijd zijn dat zij kinderen krijgen. Het combineren van loopbaan en ouderschap speelt voor veel vrouwen een rol bij het krijgen van kinderen. Maatregelen die op dat terrein zijn genomen of in de pijplijn zitten, zijn dus van cruciaal belang. Afgewacht moet worden of het verschil tussen wens en realisatie daarmee dichter bij elkaar gebracht kan worden. Dat is in het belang van de vrouwen zelf, maar ook voor de algehele stabiliteit van de verhouding tussen de generaties in Nederland. Zo beschouwd, is kinderopvang van cruciaal belang.

Het SCP oordeelde in juni nog dat het emancipatoire effect van de levensloopregeling gering zou zijn. In de nota van wijziging zijn echter een aantal essentiële verbeteringen opgenomen, waardoor de toegankelijkheid van de regeling voor de lagere inkomens sterk verbetert. Naast de fiscale korting van €183 per jaar is er de specifieke ouderschapskorting die door amendering structureel is gemaakt.

De minister zegt positief te staan tegenover de suggestie om zijn maatschappelijk gezag te gebruiken en zich uit te spreken voor leidinggevende functies in deeltijd. Mannen in bestuurskringen staan daar nogal bevooroordeeld tegenover. Hij zegt toe, daar een goed moment voor te zoeken om dat te betogen, met name in wat conservatievere kringen van bestuurders en ondernemers. Als de uitspraak «ceterum censeo» kan leiden tot een historisch feit dat eeuwen later nog bekend is, zou het niet verkeerd zijn, dit in het Latijn uit te spreken.

Er is een wettelijk recht op werken in deeltijd. Dat wil niet zeggen dat daarmee deeltijdwerk voor iedereen mogelijk is.

De tussentijdse evaluatie van het meerjarenbeleidsplan is gepland in 2005, inclusief de conclusies voor nieuw beleid. De generatie van 1990 en de verwachte situatie in 2037 zijn geen willekeurige jaartallen. De generatie van 1990 betreft vrouwen die toen 18 waren en 65 zullen zijn in 2037. De minister zegt toe, na te gaan of daarnaar een apart onderzoek gedaan moet worden of dat het in een ander onderzoek kan worden betrokken. Het beleid voor de 1990-generatie was gericht op de economische zelfstandigheid van vrouwen en hun mogelijkheid een pensioen op te bouwen, waardoor zij ook na 2037 economisch zelfstandig kunnen zijn.

Sinds begin dit jaar gelden nieuwe regels voor de kinderopvang. De beeldvorming daarover wisselt nogal. De meest kritische beelden trekken de meeste aandacht in de media. Soms wordt er een karikatuur geschetst die bijdraagt aan een ontmoedigend beeld. Velen hebben zich ingespannen om de overgang naar de nieuwe regels voor kinderopvang goed te laten verlopen. Het ministerie geeft informatie ter zake via de site en via een magazine. De doelgroep leest Toptijd heel goed.

De gemeenten hebben in de nieuwe Wet op de kinderopvang een heel andere rol dan voorheen. Zij zijn niet meer verantwoordelijk voor het creëren van het aanbod. Bij veel gemeenten heeft daarom de gedachte postgevat dat zij er niet meer over gaan. Gemeenten blijven echter wel degelijk verantwoordelijk voor het faciliteren van de vraag voor bijzondere doelgroepen. Dit betreft vrouwen die zelf geen werkgever hebben, maar wel deel uitmaken van een groep, bijvoorbeeld voor reïntegratie waarvoor de gemeente verantwoordelijk is. Hierover is regelmatig overleg met de VNG. Bij de totstandkoming van de Wet op de kinderopvang is toegezegd de Kamer op de hoogte te houden van de stand van zaken. Mochten er specifieke knelpunten zijn, dan zal getracht worden die in eerste instantie met de gemeente op te lossen. Als wijziging van regelgeving daarvoor nodig is, dan zal dit aan de Kamer worden voorgelegd.

Het is goed dat een eigen initiatief van non-gouvernementele organisaties (NGO's) heeft geleid tot een onafhankelijke schaduwrapportage door de initiatiefgroep Beijing+10. De conferentie in januari werd zelfs mede gefinancierd uit de emancipatieprojectgeldenregeling. Het is niet gebruikelijk om een reactie op een schaduwrapportage naar de Kamer te sturen. Op uitnodiging van de NGO-platforms zal de bewindsman hun Agenda van de toekomst in ontvangst nemen. Hij zegt toe, zijn reactie op deze Agenda van de toekomst de Kamer te zullen toesturen.

De minister zegt toe, schriftelijk te zullen reageren op de motie-Lambrechts (28 447, nr. 78).

In samenwerking met het Landelijk bureau ter bestrijding van discriminatie en het Nederlands instituut van psychologen (NIP) aan een protocol voor een neutrale procedure en psychologische test voor allochtonen. Het doel is dat allochtonen niet in hun instroom belemmerd worden door niet-neutrale procedures en psychologische tests. De Nederlandse vereniging van personeelswerkers (NVP) heeft bekendgemaakt met de Algemene bond uitzendondernemingen (ABU) en MKB Nederland onder goed werkgeverschap de optimale ontplooiing en ontwikkeling van mensen te verstaan en daarbij te letten op gelijke kansen voor allochtonen.

De ingezette beleidsinstrumenten zoals benchmarks zijn effectief. De effectiviteit van de ambassadeursnetwerken wordt onderzocht. De intentie van deze netwerken zijn goed, hoewel de minister niet op voorhand overtuigd is van hun effectiviteit. Het zal moeilijk zijn, die kwantitatief te meten. Hij nodigt de leden van de commissie uit, een van de bijeenkomsten van deze netwerken bij te wonen. Belangstelling van meedenkende parlementariërs zal zeer op prijs worden gesteld.

De afgelopen jaren zijn veel instrumenten ontwikkeld voor werkgevers die niet meewerken aan gelijke beloning. Het is niet zijn ambitie, nog meer instrumenten te ontwikkelen, maar het verspreiden en implementeren daarvan. Over de vraag hoe dat succesvol en gezaghebbend kan, is niet alleen advies gevraagd aan de Stichting van de Arbeid, maar ook aan de commissie Gelijke behandeling en de Raad voor overheidspersoneel. De instrumenten zullen tevens op de website van het ministerie worden geplaatst.

Recent onderzoek van de arbeidsinspectie geeft de oorzaak van beloningsverschillen aan. Vrouwen zijn relatief lager opgeleid, werken in lagere functies en andere sectoren. De verandering daarin voltrekt zich maar langzaam. De overheid biedt instrumenten aan, maar ook de sociale partners en de werkgevers zelf moeten actie ondernemen. Over de vraag hoe de hardnekkige beloningsverschillen kunnen worden aangepakt, is advies gevraagd aan de Stichting van de Arbeid, de commissie Gelijke behandeling en de Raad voor overheidspersoneel. De quick scan en het management tool maken dat onderzoek ook op microniveau mogelijk. Het is uiteindelijk aan de rechter om te bepalen of ongelijke beloning toegestaan is. Kwesties kunnen ook worden voorgelegd aan de commissie Gelijke behandeling. De arbeidsinspectie kan geen boete opleggen.

De goede resultaten uit de experimenten dagindeling worden betrokken bij het programma dagarrangementen/combifuncties. Voor dit programma is 224 mln uitgetrokken, inclusief ESF-gelden.

Ook de overheid moet als werkgever transparant zijn, indien er sprake is van ongelijke beloning. Er zijn geen specifieke cijfers per werkgever bekend, dus ook niet van de overheid. Over de ongelijke beloning van autochtonen en allochtonen zijn geen cijfers bekend. De minister zegt toe, na te zullen gaan of het SCP hierin inzicht kan geven.

Het geringe aantal vrouwen in ambassadeursfuncties heeft tot een discussie in de ministerraad geleid. Het ministerie van Buitenlandse Zaken worstelt met een specifiek probleem. De aanwas van vrouwen op het middenniveau is de laatste jaren goed op gang gekomen en bedraagt 30%. Onder ambassadeurs is dat nog geen 5%. Door de veelvuldige overplaatsingen zien veel vrouwen die naast hun man een loopbaan willen hebben, af van een diplomatieke carrière. De ambitie is, ook in die benoemingen een groter aandeel vrouwen na te streven.

Voor het aandeel van vrouwen in adviesraden geldt hetzelfde. Hun aantal neemt wel toe. In voordrachten die bij de ministerraad langskomen, worden steeds meer vrouwen genoemd.

De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Smits

De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Post


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), Bibi de Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GroenLinks), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), voorzitter, Bussemaker (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), De Ruiter (SP), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Huizinga-Heringa (ChristenUnie), Bruls (CDA), Varela (LPF), Eski (CDA), Koomen (CDA), Aptroot (VVD), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt (LPF), Hirsi Ali (VVD).

Plv. leden: Depla (PvdA), Koser-Kaya (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Halsema (GroenLinks), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Tonkens (GroenLinks), Omtzigt (CDA), Adelmund (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Visser (VVD), Algra (CDA), Vietsch (CDA), Van der Vlies (SGP), Hessels (CDA), Hermans (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijk (CDA), Van Egerschot (VVD), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Van As (LPF), Schippers (VVD).

Naar boven