Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | 27096 nr. 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | 27096 nr. 3 |
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt/uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (atikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).
Inleiding | 2 |
Procedure van dit wetsvoorstel | 2 |
Twente zonder Twentestad | 3 |
Inhoud op hoofdlijnen | 4 |
Herindelingsbeleid | 4 |
De gemeenten Almelo en Wierden | 4 |
De nieuwe gemeente Rijssen | 5 |
De nieuwe gemeente Vriezenveen | 5 |
De nieuwe gemeente Denekamp | 6 |
De gemeente Oldenzaal | 6 |
De nieuwe gemeente Hof van Twente | 7 |
De gemeenten Haaksbergen, Hellendoorn, Losser en Tubbergen | 7 |
Datum van herindeling en verkiezingen | 8 |
Naamgeving van gemeenten | 8 |
Financiële aspecten | 8 |
Tijdens de mondelinge behandeling van het wetsvoorstel tot gemeentelijke herindeling van Twente (kamerstukken 26 353) in de Eerste Kamer op 18 april 2000 is gebleken dat een ruime meerderheid van de Eerste Kamer overwegende bezwaren heeft tegen de vorming van een gemeente Twentestad, bestaande uit de gemeenten Enschede, Hengelo en Borne. Daarbij is tevens gebleken, dat een eventuele verwerping van het wetsvoorstel uitsluitend daarop zou zijn terug te voeren. De andere onderdelen van het voorstel, houdende versterking van een groot aantal andere gemeenten in Twente, kon derhalve wel op de steun van een meerderheid van de Eerste Kamer rekenen.
Na vaststelling dezerzijds van het gevoelen van de Eerste Kamer heb ik de Eerste Kamer verzocht de behandeling van het wetsvoorstel aan te houden en aangekondigd het kabinet machtiging te zullen vragen het wetsvoorstel in te trekken. Voorts heb ik het voornemen uitgesproken op zeer korte termijn een wetsvoorstel tot herindeling in te dienen teneinde het niet omstreden deel van het wetsvoorstel te kunnen realiseren. Ik heb de voorzitters van de beide Kamers der Staten-Generaal schriftelijk meegedeeld, dat het wetsvoorstel tot gemeentelijke herindeling van Twente (kamerstukken 26 353) is ingetrokken.
Het niet aanvaarden van het wetsvoorstel tot gemeentelijke herindeling in Twente vanwege de bezwaren tegen de vorming van een nieuwe gemeente Twentestad, heeft de noodzaak tot versterking van het bestuur van de gemeenten in het overige deel van Twente geenszins weggenomen. Blijkens de eerdere behandeling en aanvaarding van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer en gelet op de behandeling daarvan in de Eerste Kamer wordt die opvatting breed gedeeld. De gemeenten in het overige deel van Twente die bij de voorstellen tot gemeentelijke herindeling zijn betrokken, verkeren door de ontstane situatie evenwel nog steeds in een bestuurlijk onzekere situatie. Het is dringend gewenst aan deze onzekerheid op zo kort mogelijke termijn een einde te maken. Dit wetsvoorstel, dat inhoudelijk voor de betrokken gemeenten (dus exclusief het gebied dat zou behoren tot de nieuwe gemeente Twentestad), volkomen identiek is aan de voorstellen in het wetsvoorstel tot gemeentelijke herindeling van Twente (26 353) zoals dat door de Tweede Kamer was aanvaard, dient daartoe. Het betekent ook, dat deze toelichting op onderdelen geheel gelijk is aan hetgeen eerder door het kabinet was ingebracht.
Procedure van dit wetsvoorstel
Aangezien dit wetsvoorstel, met uitzondering van het onderdeel Twentestad, voor de betrokken gemeenten volkomen identiek is aan het wetsvoorstel tot gemeentelijke herindeling van Twente, is een nieuwe procedure op grond van de Wet algemene regels herindeling niet zinvol en onnodig. Deze procedure is immers reeds op zorgvuldige wijze doorlopen en zou slechts tot een herhaling van bekende standpunten en tot ongewenst tijdverlies leiden. Dit gegeven is overigens voor de regering, naast de gebleken parlementaire instemming met de desbetreffende onderdelen door aanvaarding van het wetsvoorstel Twente door de Tweede Kamer en de schriftelijke en mondelinge behandeling ervan in de Eerste Kamer, van groot belang geweest voor het doen van een volkomen identiek wetsvoorstel tot gemeentelijke herindeling en grenswijziging. Overigens heeft met de betrokken gemeenten en het provinciebestuur van Overijssel wel een bestuurlijk overleg plaatsgevonden over de nieuw ontstane situatie. Daarbij is van de kant van het kabinet een toelichting gegeven op de vervolgprocedure.
Vanaf het begin van de herindelingsprocedure is het bestuurlijke vernieuwingsproces gericht geweest op het totale gebied van Twente. Een en andermaal is door mijn ambtsvoorganger namens het kabinet gewezen op de wenselijkheid van één duidelijke centrumgemeente met een positieve uitstraling op de hele regio en een duidelijke positie in nationaal en regionaal-Europees verband. Deze gedachtegang is door de provincie en door de Tweede Kamer ondersteund, maar door de Eerste Kamer afgewezen. Afgewezen in die zin dat de vorming van Twentestad als drager van de genoemde functies stuitte op onoverkomelijke bezwaren. Het politieke feit dat Twentestad er niet komt, noopt ertoe de vraag onder ogen te zien in hoeverre de aan Twentestad toegedachte functies op een andere wijze kunnen worden vervuld en in hoeverre een gemeentelijke herindeling in Twente ook zonder Twentestad voldoende urgent is om tot stand gebracht te worden. Bij de schriftelijke en mondelinge behandeling van het vorige wetsvoorstel (26 353) is gebleken dat de diverse fracties in de Eerste kamer zich zeer bewust waren van de actualiteit van deze beide vragen. Tijdens de mondelinge behandeling van het vorige wetsvoorstel op 18 april 2000 heeft de Eerste Kamer in meerderheid laten blijken voldoende zelfstandige argumenten te zien voor het laten doorgaan van de overige voorgestelde herindelingen. De regering deelt dit standpunt. Tegelijkertijd hebben de fracties zich ingespannen bij het aandragen van relevante alternatieven voor Twentestad. In het verslag van 14 september 1999 zijn in essentie twee oplossingsrichtingen genoemd voor de bestuurlijke inrichting van het centraal stedelijk gebied van Twente. Mijn ambtsvoorganger is in de nota naar aanleiding van het verslag d.d. 22 februari 2000 uitvoerig op deze alternatieven ingegaan. Het eerste alternatief behelst de vorming van een grote Bandstadgemeente bestaande uit Almelo, Borne, Hengelo en Enschede als perspectief voor de langere termijn. Het kabinet acht dit alternatief onder de huidige omstandigheden niet kansrijk. Een dergelijke gemeente zou zéér grootschalig zijn, hetgeen niet de voorkeur heeft van het kabinet en bovendien geen bestuurlijk draagvlak heeft in het gebied. Het tweede bestuurlijke concept betreft de Stedenband als kader voor samenwerking. In het licht van de nieuwe situatie die is ontstaan, is het kabinet van mening dat met name dit concept hernieuwde overweging verdient. Vrijwel alle fracties gaan in het verslag van 14 september 1999 in op dit concept, waarbij zij denken aan een samenwerkingsconstructie waarin de deelnemende gemeenten zelfstandig kunnen blijven, maar in een juridisch regime van sterk gecoördineerde samenwerking worden geplaatst. Deze formulering komt zeer dicht in de buurt van het regime van de vigerende Kaderwet bestuur in verandering op basis waarvan het Openbaar Lichaam Regio Twente is ingesteld. Daarmee zou de beoogde beëindiging van de kaderwet per 1 januari 2003 ter discussie komen te staan. Denkbaar is immers dat de kaderwet na eventuele aanpassingen qua takenpakket en qua deelnemende gemeenten als juridische basis zou kunnen dienen voor de beoogde Stedenband. In zijn brief van 17 december 1999 over de evaluatie van de kaderwetgebieden Amsterdam en Rotterdam, zoals voorzien in het regeerakkoord (kamerstukken II, 1999/2000, 25 287, nr. 17), heeft mijn ambtsvoorganger aangekondigd (ook) aan de vijf overige kaderwetgebieden de vraag voor te zullen leggen op welke wijze naar hun opvatting in de toekomst het beste invulling kan worden gegeven aan de uitoefening van de taken en bevoegdheden uit de Kaderwet bestuur in verandering. Deze passage krijgt nu een zeer actuele lading. Ik zal de nodige initiatieven nemen voor het opstarten van de discussie. Vanzelfsprekend komen hierbij ook het grotestedenbeleid en de mogelijke regierol van de provincie aan de orde.
Het kabinet verdedigt dit wetsvoorstel in de overtuiging, dat hiermee voor het betrokken gebied de voorwaarden worden geschapen voor een stevig lokaal bestuur dat nu en in de toekomst in staat zal zijn in een samenhangend gebied zelfstandig al wat nodig is te bedenken, te ontwikkelen en uit te voeren in het belang van bevolking, maatschappelijke organisaties en bedrijfsleven. Het houdt immers in dat er krachtige (plattelands)gemeenten worden gevormd, die kunnen voldoen aan de basiskwaliteiten voor gemeenten zoals aangegeven in de Beleidsnotitie gemeentelijke herindeling (kamerstukken II, 1998/99, 26 331, nr. 1) en dat de gemeente Almelo in voldoende mate voor de toekomst wordt versterkt.
Los van deze noodzakelijke versterking van het lokale bestuur in dit deel van Twente, is en blijft de provincie Overijssel daarnaast een actieve (f)actor, die voor wat betreft bovenlokale zaken regie voert en voor evenwicht in de regio zorgt en die in staat en bereid is tot een krachtig provinciaal grotestedenbeleid.
Het kabinet heeft de uitgangspunten met betrekking tot gemeentelijke herindeling vastgelegd in de Beleidsnotitie gemeentelijke herindeling, die op 27 november 1998 aan beide Kamers der Staten-Generaal is gestuurd. In deze notitie zijn denkbeelden over het openbaar bestuur, met name wat de gemeenten betreft, geschetst en is aangegeven welke benadering door het kabinet wordt gekozen bij de beoordeling van herindelingsvoorstellen.
Het rijksbeleid voor gemeentelijke herindeling is vanzelfsprekend richtinggevend voor de herindelingsvoorstellen, die door het kabinet worden ingediend. De provincie heeft bij de besluitvorming over de herindeling haar standpunt afgestemd op de standpuntbepaling van het kabinet over het bestuurlijk eindperspectief van de Kaderwetgebieden. In aanvulling of aansluiting op het rijksbeleid kunnen ook anderen, zoals de provincie Overijssel heeft gedaan, uitgangspunten vaststellen die worden gehanteerd bij de beoordeling van herindelingsvoorstellen op het desbetreffende bestuurlijke niveau. Gelet op de grondwettelijke verantwoordelijkheid voor het opheffen en instellen van gemeenten van de wetgever, kan dergelijk beleid uiteraard niet strijdig zijn met het rijksbeleid.
De gemeenten Almelo en Wierden
De gemeente Almelo wordt in het voorstel versterkt via grenscorrecties met een deel van de gemeente Borne (Bornerbroek), het zuidelijke deel van Vriezenveen (Aadorp) en een klein deel van Wierden (Leemslagen). Het hoofdaccent van de ruimtelijke ontwikkeling van Almelo ligt namelijk in noordelijke richting, met een aanvullende ontwikkelingsmogelijkheid aan de zuidkant richting Bornerbroek en een beperkte uitbreiding aan de westzijde bij Leemslagen. Door toevoeging van deze gebieden aan Almelo wordt in principe voldoende mogelijkheid geboden voor de ruimtelijke ontplooiing van Almelo voor ongeveer 25 jaar. Almelo krijgt een groter grondgebied met het doel, dat door de keuzeruimte van de ontwikkelingsmogelijkheden te vergroten, hiermee een versterking van de zelfstandige positie en functie van Almelo in Twente wordt bereikt.
Uitgaande van de positie van de centrumgemeente Almelo is in een eerder stadium gekeken of toevoeging van de urbane kern Wierden vanuit bepaalde gezichtspunten noodzakelijk zou zijn. De ruimtelijke en maatschappelijke verwevenheid is hierbij één van die gezichtspunten. De uiteindelijke conclusie was – alle elementen afwegende – dat de overgang van de kern Wierden naar Almelo niet noodzakelijk was.
In de afweging tussen de argumentatie van de verwevenheid – in casu de honorering van de maatschappelijke samenhang en de versterking van de centrumgemeente – en het belang van het handhaven van de zelfstandigheid van een levenskrachtige plattelandsgemeente is die in het voordeel van de laatste uitgevallen. Ik merk daarbij ten overvloede op dat in het Beleidskader gemeentelijke herindeling er bewust voor is gekozen geen getalscriterium voor het opheffen van gemeenten op te nemen. Uiteindelijk is de afweging gemaakt het voorstel te beperken tot de opheffing van de ruimtenood van Almelo via grenscorrecties.
Tussen Holten en Rijssen bestaan bijzonder sterke intensieve relaties en verbanden in sectoren zoals onderwijs, werkgelegenheid en detailhandel. Functionele, sociaal-culturele en religieuze verschillen hebben op zichzelf geen rol gespeeld bij de overweging al dan niet tot samenvoeging over te gaan.
De sterke oriëntatie van Holten op Rijssen en op Twente, de noodzaak van herindeling van Holten en beoogde versterking van Rijssen als centrumgemeente dragen bij aan de economische ontwikkeling – in samenhang met de zorg voor natuur, landschap en milieu – in dit deel van Twente.
De gemeente Holten en haar bevolking zijn, zo constateert het gemeentebestuur zelf, functioneel sterk op het oosten gericht. Dit beeld wordt bevestigd door de pendelrelaties die met het oosten veel sterker zijn dan richting Deventer en omgeving. Aan de hand van de door de gemeente zelf opgestelde criteria, waarin veel aandacht is besteed aan de ontwikkelingspotenties die de diverse alternatieven boden, heeft Holten destijds een voorkeur uitgesproken voor de variant waarin een samengaan met Rijssen was voorzien. Vooral de economische potentie van Holten kan aan belang winnen door de aansluiting bij het «ondernemende» Rijssen. Met name het bedrijfsleven en maatschappelijke en economische organisaties pleiten dan ook nadrukkelijk voor een blijvende oriëntatie van Holten op Twente. Zij achten een fusie met de gemeente Rijssen de beste waarborg voor een aantal opgaven waarvoor Holten staat op de beleidsterreinen industrie/logistiek, toerisme/recreatie en landbouw/natuurbeheer
De nieuwe gemeente Vriezenveen
Voor wat betreft de inhoudelijke problematiek en opgaven in dit deel van Twente dient de lokale overheid de nodige inspanningen te leveren om de inwoners van het gebied sociaal-maatschappelijk en sociaal-economisch aansluiting te laten behouden met ontwikkelingen in omringende gebieden die agrarisch en landschappelijk aantrekkelijker zijn. In het verdere verleden is er al een uitstroom geweest van het agrarische gebied naar de toen nieuw gestichte betrekkelijk laagwaardige industriële bedrijvigheid. Thans staat men in dit deel van Twente voor de opgave zowel het agrarisch gebied als de industriële bedrijvigheid op een hoger plan te brengen. Dit vereist een krachtige plattelandsgemeente die stimulerend en regisserend deze opdracht kan aanpakken.
De verwantschap tussen beide gemeenten bestaat enerzijds in het uitgebreide oostelijke buitengebied waar de agrarische structuur op de natte uitgeveende gronden grote overeenkomst vertoont en bestaat anderzijds in de industrieontwikkeling in de zone langs het Kanaal Almelo-De Haandrik, die nauwkeurige afstemming vereist op de ontwikkelingen rondom de industriehavens in Almelo. Hierbij verdient vooral de bedrijvigheid in en rondom Vroomshoop (gemeente Den Ham) specifieke aandacht. Ter plaatse zijn bij de nieuwe ontwikkelingen aan de oostzijde van het kanaal zowel Vriezenveense als uit Den Ham bedrijven betrokken.
In het licht van de problematiek waar dit deel van Twente voor staat (behoud van werkgelegenheid, behoud van leefbaarheid bij toenemende vergrijzing, behoud van voorzieningenniveau, evenwicht tussen ontwikkeling van landbouw en natuur, bescherming Twentse landschap) zou het kabinet het geen goede zaak vinden als achteraf geconstateerd zou moeten worden dat een voldoende uitvoering van de hiermee verbonden gemeentelijke taken niet zou kunnen worden gewaarborgd door het ontbreken van voldoende basiskwaliteit en een onevenwichtige verhouding met de andere gemeenten in Twente.
Het kabinet stelt voor de gemeenten Denekamp, Ootmarsum en Weerselo samen te voegen tot de nieuwe gemeente Denekamp. Aanleiding daarvoor wordt met name gevonden in de vorming van een voldoende bestuurskrachtige gemeente die de toekomstige gemeentelijke taken aankan.
Zelfstandig voortbestaan van de gemeenten ligt gezien hun omvang (respectievelijk ca. 12 000, 4000 en 9000 inwoners) niet in de rede. Samenvoeging past ook binnen het uitgangspunt van rijksbeleid om te komen tot de vorming van krachtige plattelandsgemeenten.
Het kabinet meent geenszins, dat door de voorgestelde samenvoeging zou moeten worden gevreesd voor aantasting van het monumentale karakter en het recreatieve belang van Ootmarsum. Het is ondenkbaar dat dit karakter in het grotere verband van een heringedeelde gemeente niet zou worden beschermd door het nieuwe gemeentebestuur. Overeenkomstige situaties elders ondersteunen deze gedachte. In dit verband wijs ik bijvoorbeeld op de samenvoeging van Heusden met Drunen en Vlijmen. Maar ook historische binnensteden en andere karaktervolle centra binnen grotere bestuurlijke verbanden kunnen in dit kader als voorbeelden genoemd worden. Hetzelfde geldt voor het functioneren en het ontplooien van lokale leefgemeenschappen in het grotere verband van een heringedeelde gemeente.
Het grensbeloop van de gemeente Oldenzaal is mede vastgesteld op basis van eerdere amendering in de Tweede Kamer van het wetsvoorstel tot gemeentelijke herindeling van Twente. Dit voorstel wordt gedaan gelet op de nadrukkelijke discussie hierover in de Tweede Kamer en gezien het uitgangspunt, dat met dit wetsvoorstel de grenzen van gemeenten worden aangehouden zoals die zijn vastgesteld ná aanvaarding van het wetsvoorstel tot gemeentelijke herindeling in Twente door de Tweede Kamer.
Oldenzaal vervult een belangrijke functie op het terrein van wonen en werken en fungeert daarbij als vestigingsplaats voor bedrijven op het terrein van transport en distributie. Deze gemeente moet daardoor in staat worden gesteld op eigen grondgebied de noodzakelijke ruimtelijke en sociaal-economische keuzes te kunnen maken. Sneller dan voorzien wordt de beschikbare ruimte op de bedrijfsterreinen uitgegeven waardoor de gemeente eerder tegen haar grenzen zal oplopen. Eén van de uitgangspunten van het herindelingsbeleid is dat gemeenten die een centrumfunctie vervullen in staat moet worden gesteld voor een lange periode ruimtelijke keuzes op eigen grondgebied moeten kunnen maken.
Tevens wordt opgemerkt dat de bedoelde uitbreiding van Oldenzaal in dit verband ook noodzakelijk is voor het verrichten van milieu- en boscompenserende maatregelen en als uitloopgebied voor woonwijken, dat wil zeggen het creëren van een groene stadsrand. Met deze grenswijziging worden Oldenzaal goede mogelijkheden geboden om beide elementen (stedelijke functies en compensatie voor natuur en landschap) met elkaar te verbinden en daarin eigen keuzes te kunnen maken.
De nieuwe gemeente Hof van Twente
Aan de keuze tot de Hof van Twente ligt de wens en de noodzaak tot een schaalvergroting in dit landelijke en waardevolle gedeelte van Twente ten grondslag. Maatschappelijke ontwikkelingen en de complexiteit van bestuurlijke opgaven stellen steeds hogere eisen aan het functioneren van het lokale bestuur. Het is van groot belang dat gemeenten voldoende zijn berekend op de uitvoering van de taken die hiervan het gevolg zijn, waarvoor schaalvergroting in dit geval een goede oplossing biedt.
Voor wat betreft de Hof van Twente wordt deze visie gesteund door onderzoek dat door KPMG in nauw overleg met en op instigatie van de betrokken gemeenten is uitgevoerd. Hierin is onder andere aangetoond dat schaalvergroting bij kan dragen aan kwaliteitsverbetering van de taakuitoefening op terreinen als onderwijs, sociale zaken en ruimtelijke en economische ontwikkeling. De vorming van één Hof-gemeente kwam daarbij als meest gunstige optie naar voren.
De bestaande samenwerking en de aanwezige samenhang tussen de betrokken gemeenten bevorderen de vorming van een krachtige en evenwichtige plattelandsgemeente van circa 35 000 inwoners.
Binnen de Hof van Twente is een logische oriëntatie aanwezig tussen alle betrokken huidige gemeenten. Dat brengt de ruimtelijke structuur ook met zich mee. Deze samenhang komt bijvoorbeeld tot uiting in aspecten als werken, winkelen, onderwijs, gezondheidszorg, cultuur en recreatie. Vanzelfsprekend zijn diverse kernen binnen de gemeenten ook op andere (delen van) gemeenten gericht. De maatschappelijke samenhang in het gebied is evenwel meer dan voldoende om ook binnen de nieuwe gemeente Hof van Twente tot een gemeenschappelijk beleid te komen.
Het is mij bekend dat Stad Delden en Ambt Delden een voorkeur hebben kenbaar gemaakt voor de optie Delden-plus. Een tweedeling van dit gebied zie ik eerder als een bedreiging voor de toekomst dan een betekenisvolle versterking van het lokale bestuur. Deze herindeling zou met het oog op de toekomst onvoldoende meerwaarde opleveren. Het voorstel tot de vorming van de gemeente Hof van Twente biedt wel garantie voor een adequaat en slagvaardig lokaal bestuur tot ver in het nieuwe millennium.
Er is in het gebied van de nieuw te vormen gemeente in sterke mate sprake van een vergelijkbare problematiek en van forse opgaven ten aanzien van agrarische en recreatieve ontwikkeling. Gecombineerd met de ruimtelijke structuur, de oriëntatie en de maatschappelijke samenhang tussen de vijf huidige gemeenten behoeft niet te worden gevreesd voor een gemeente zonder interne cohesie. Eerder is de overtuiging gerechtvaardigd dat de schaalvergroting leidt tot een evenwichtige en krachtige plattelandsgemeente, waarin de belangen en het eigen karakter van de bestaande dorpsgemeenschappen door het nieuwe gemeentebestuur zullen worden gerespecteerd.
De gemeenten Haaksbergen, Hellendoorn, Losser en Tubbergen
De gemeenten Haaksbergen, Hellendoorn, Losser en Tubbergen blijven in dit voorstel zelfstandig. Slechts ten aanzien van de gemeente Losser wordt een kleine grenscorrectie voorgesteld ten gunste van de gemeente Oldenzaal. Zoals in de inleiding reeds is gememoreerd is dit het gevolg van amendering in de Tweede Kamer van het wetsvoorstel tot gemeentelijke herindeling van Twente en het uitgangspunt dat met dit wetsvoorstel de grenzen van gemeenten worden aangehouden zoals die zijn vastgesteld ná aanvaarding van het wetsvoorstel tot gemeentelijke herindeling in Twente door de Tweede Kamer.
Datum van herindeling en verkiezingen
In het wetsvoorstel is opgenomen dat de reguliere raadsverkiezingen worden overgeslagen indien deze plaatsvinden binnen twee jaar na de datum van herindeling. De geplande datum van herindeling is bij een zeer voorspoedige behandeling 1 januari 2001. Indien dit niet haalbaar blijkt, is de geplande datum van herindeling 1 januari 2002. Aangezien de reguliere raadsverkiezingen plaatsvinden in maart 2002, worden deze in beide situaties overgeslagen daar dan nog geen 2 jaar zijn verstreken.
Met betrekking tot de naamgeving van de nieuw te vormen gemeenten kan nog het volgende worden opgemerkt. In dit wetsvoorstel zijn de namen zoals die indertijd in het wetsvoorstel tot gemeentelijke herindeling van Twente waren opgenomen, aangehouden. Overigens hebben gemeenten op grond van artikel 158 van de Gemeentewet desgewenst de bevoegdheid hun naam te wijzigen.
Bij de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel tot gemeentelijke herindeling van Twente (kamerstukken II, 26 663) is verschillende malen aandacht besteed aan financiële aspecten van de herindeling. Tegen deze achtergrond en mede gelet op mijn brief van 31 augustus 1999 aan de Raad voor de financiële verhoudingen (in afschrift aan u toegezonden; kamerstukken II, 1998/99, 26 200 C, nr. 14) constateer ik ten aanzien van de onderhavige herindeling dat er geen bijzondere financiële knelpunten zijn.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27096-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.