27 095
Wijziging van de wet van 22 december 1994 tot nadere wijziging van de Algemene Kinderbijslagwet, de Ziekenfondswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (Stb. 957) in verband met de verhoging van de kinderbijslag met ingang van 1 januari 2000 alsmede wijziging van een aantal andere wetten

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 9 juni 2000

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen genoegzaam zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Algemeen deel

1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie constateren dat het onderhavige wetsvoorstel feitelijk een Veegwet betreft, waarin verschillende wijzigingen die weinig met elkaar te maken hebben behandeld worden.

2. Vervroeging verhoging kinderbijslag over 2001 tot en met 2003

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre de besluitvorming omtrent de begroting van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid – welke als aanleiding voor dit wetsvoorstel kan worden gezien – de koopkracht van gezinnen met kinderen niet alleen in nominale bedragen maar ook procentueel heeft verhoogd. Hoewel deze leden veelal hun steun hebben verleend aan het gebruiken van de kinderbijslag voor inkomenspolitieke doeleinden, vragen zij de regering ten principale of zij al dan niet van mening is dat daardoor de oorspronkelijke doelstelling van de Algemene Kinderbijslagwet steeds meer lijkt te zijn losgelaten. Kan de regering eens inzichtelijk maken welke bedragen de afgelopen 20 jaar zijn uitgegeven aan het – naast de indexering van de uitkeringen – additioneel om inkomenspolitieke reden verhogen van de kinderbijslag?

De leden van de CDA-fractie merken op dat met dit wetsvoorstel de voorgenomen verhogingen van de kinderbijslag voor de jaren 2001–2003 geschrapt worden. Zij vragen of de regering het met hen eens is dat er met de verhoging van de kinderbijslag per 1 januari 2000 geen structurele verbetering van de positie van gezinnen met kinderen bereikt wordt. Was de intentie bij de opstelling van de begroting van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voor het jaar 2000 om de beoogde verhoging van de kinderbijslag slechts naar voren te halen? De tweede nota van wijziging van de begroting beoogde wel een structurele meeruitgave ten aanzien van de kinderbijslag. Kan een helder overzicht gegeven worden voor de jaren 1999 t/m 2004 van de hoogte van de kinderbijslag en de bedragen die daar totaal mee gemoeid zijn, de bedragen die extra uitgetrokken worden ten opzichte van de begroting 1999, de oorspronkelijke begroting en verplichtingen 2000 en de tweede nota van wijziging?

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat in de memorie van toelichting staat dat bij de wijzigingswet uit 1994 vastgelegde verhogingen voor de jaren 2001 t/m 2003 reeds per januari 2000 ingaan. Wat betekent deze verandering precies voor de koopkracht van gezinnen met kinderen?

3. Laten vervallen mogelijkheid betaling AOW- en Anw-uitkeringen door vergunninghouders

De leden van de PvdA-fractie vragen welke twaalf pensioenfondsen momenteel de vergunning om AOW- en Anw-uitkeringen uit te betalen hebben en welke ook daadwerkelijk de AOW- en Anw-uitkeringen uitbetalen.

Deze leden wensen geïnformeerd te worden over een eventuele reactie van pensioenfondsen op het voornemen om de mogelijkheid te laten vervallen om AOW- en Anw-uitkeringen uit te laten betalen door en via de pensioenfondsen. Tevens vragen zij de regering ook om enige informatie over ervaringen van klanten die hun AOW- of Anw-uitkering krijgen uitbetaald via een pensioenfonds in vergelijking met ervaringen van klanten die hun AOW- of Anw-uitkering rechtstreeks door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) krijgen uitbetaald.

De leden van de VVD-fractie hebben begrip voor het voorstel de mogelijkheid AOW- en Anw-uitkeringen door vergunninghouders te laten vervallen. De gegeven argumenten van besparing op uitkeringskosten, een meer heldere verantwoordelijkheidstoedeling ten aanzien van de burger en verbetering van de rechtmatigheid van de uitkeringen en het toezicht daarop lijken hout te snijden. Niettemin vragen deze leden in hoeverre de feitelijke situatie de gegeven argumentatie staaft. Is uit de praktijk gebleken dat de uitvoering in de vergunningssystematiek lastig is? Worden de procedures en de verantwoordelijkheden thans door de burgers als onhelder ervaren en waaruit blijkt dat dan? Blijkt voorts uit de feiten dat uitkeringen door vergunninghouders uitbetaald minder vaak rechtmatig zijn en dat het toezicht te wensen over laat? Deze leden stellen de feitelijke keuze van de regering thans niet ter discussie maar stellen het op prijs indien de regering de gegeven argumenten meer met feiten uit de praktijk staaft. Zij vragen de regering dat alsnog te doen en serieus en uitgebreid op hun vragen ter zake in te gaan.

De leden van de CDA-fractie vragen of het schrappen van de mogelijkheid de uitbetaling van de AOW en Anw via de pensioenfondsen te laten lopen slechts ingegeven is door bezuinigingsoverwegingen. Hoeveel levert het op? Wordt hiermee de bezuinigingsdoelstelling voor de SVB volledig gehaald of zijn er nog meer maatregelen nodig, naast de al eerder genomen maatregel van de verschuiving van de betaaldata? Verder vragen zij wat de overwegingen destijds waren om de AOW en ANW via de pensioenfondsen te betalen? Wordt er een voorlichtingstraject gestart voor de mensen die het betreft?

4. Financiële gevolgen

De leden van de PvdA-fractie vragen wat de kosten zijn van de overgang naar betaling van de betreffende AOW- en Anw-uitkeringen door de SVB in plaats van door enkele pensioenfondsen.

In de memorie van toelichting lezen de leden dat de opbrengst van het schrappen van de afrondingsbepaling structureel 3,6 miljoen oplevert. Zij vragen of de regering voornemens is dit bedrag aan de ontvangers van kinderbijslag te doen toekomen.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen wat er met de besparingen als gevolg van het afschaffen van de afrondingsbepaling en het schrappen van de mogelijkheid van betaling van deze uitkeringen door vergunninghouders gebeurt.

Artikelen

Artikel II

Onderdeel A

De leden van de VVD-fractie wensen graag meer uitgebreid te worden geïnformeerd over de precieze aard en inhoud van de beleidsregels die de SVB heeft opgesteld ten aanzien van tijdelijk verblijf. De regering stelt dat deze beleidsregels door de SVB zijn opgesteld «mede op grond van de jurisprudentie». Door het gebruik van het woord «mede» suggereert de regering dat andere factoren daarbij hebben gespeeld. Deze leden wensen naast de door hen gevraagde meer uitgebreide informatie over de aard en inhoud van deze regels, ook dat de regering duidelijk maakt welke onderdelen van de beleidsregels niet hun grondslag vinden in de jurisprudentie en welke beleidsmatige redenen er dan wel aan ten grondslag liggen.

De leden van de VVD-fractie vragen in welk geval de kinderbijslag thans nog niet langs elektronische weg wordt overgemaakt en waarom zulks het geval is.

De leden van de GroenLinks-fractie merken op dat in de praktijk blijkt dat de, achteraf al dan niet terechte verwachting of een kind vermoedelijk het eerstkomende jaar al dan niet tot het huishouden van de verzekerde zal behoren in combinatie met de bepaling dat het kind het afgelopen jaar niet tot dat huishouden behoort, tot een ongewenst «loterij-effect» te leiden. Wat wordt hiermee precies bedoeld? Wat zijn de concreet de te verwachten gevolgen voor cliënten van het schrappen van de termijn van een jaar voor de beoordeling of een kind in verband met ziekte of gebreken uitwonend is en het toepassen van de voor in het algemeen voor deze situaties geldende norm van een half jaar?

Onderdeel B, tweede lid

De leden van de GroenLinks-fractie vragen hoe het laten vervallen van de afrondingsbepaling zich verhoudt tot de regels die gelden in de belastingwetgeving, waarbij de betalen bedragen aan belasting nog steeds naar beneden, ten gunste van de cliënten worden afgerond?

Onderdeel D

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat in dit onderdeel wordt geregeld dat het recht op kinderbijslag in beginsel met een terugwerkende kracht van een jaar kan worden toegekend. Betekent dit dat de kinderbijslag op dit moment niet met terugwerkende kracht kan worden toegekend? Wat moet worden verstaan onder in beginsel?

Artikelen III en IV

De leden van de PvdA-fractie merken op dat de SVB straks bevoegd zal zijn «om, onder door haar te stellen voorwaarden, op verzoek van organen die belast zijn met de uitbetaling van pensioen uit anderen hoofde dan ingevolge deze wet, gelijktijdig met het ouderdomspensioen/ de Anw-uitkering ingevolge deze wet, pensioenen, verschuldigd door die organen, betaalbaar te stellen». De aan het woord zijnde leden vragen welke kosten hieraan zijn verbonden en wie deze draagt.

De voorzitter van de commissie,

Terpstra

De griffier voor dit verslag,

Nava


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Terpstra (VVD), voorzitter, Biesheuvel (CDA), Schimmel (D66), Van Zijl (PvdA), Bijleveld-Schouten (CDA), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), ondervoorzitter, Kamp (VVD), Essers (VVD), Van Dijke (RPF), Bakker (D66), Visser-van Doorn (CDA), De Wit (SP), Verburg (CDA), Smits (PvdA), Spoelman (PvdA), Van der Staaij (SGP), Örgü (VVD), Harrewijn (GroenLinks), Van Gent (GroenLinks), Bussemaker (PvdA), Balkenende (CDA), Wilders (VVD), Santi (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD).

Plv. leden: E. Meijer (VVD), Van Ardenne-van der Hoeven (CDA), Giskes (D66), Van der Hoek (PvdA), Dankers (CDA), Hamer (PvdA), Kortram (PvdA), Blok (VVD), Van Blerck-Woerdman (VVD), Van Middelkoop (GPV), Van Vliet (D66), Stroeken (CDA), Marijnissen (SP), Eisses-Timmerman (CDA), Schoenmakers (PvdA), Middel (PvdA), Van Walsem (D66), Weekers (VVD), Vendrik (GroenLinks), Rosenmöller (GroenLinks), Wagenaar (PvdA), Mosterd (CDA), De Vries (VVD), Oudkerk (PvdA), Klein Molekamp (VVD).

Naar boven