nr. 8
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 december 2000
1. Inleiding
Tijdens het wetgevingsoverleg met de Vaste Commissie voor Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties over het voorstel van Aanpassingswet OOW (27 093)
is door mij toegezegd dat u in december 2000 een brief zou ontvangen met mijn
oordeel over de haalbaarheid van invoering van de WW en de ZW voor de overheid
per 1 januari 2001.
Hierna geef ik u mijn oordeel, mede namens staatssecretaris Hoogervorst
van SZW.
2. Oordeel over invoering WW en ZW voor overheid per 1-1-2001
In opdracht van het Lisv is door een extern bureau een audit verricht
naar het proces voor de invoering van de automatiseringssystemen bij USZO
voor WW en ZW. Mede naar aanleiding van de uitkomst van deze audit heeft het
Lisv bij brief van 29 november 2000 het volgende laten weten: «Gezien
de resultaten van de audit en de op 28-11-2000 van USZO ontvangen voortgangsrapportage
is het Lisv-bestuur van mening dat – onvoorziene omstandigheden voorbehouden –
er op dit moment geen beletselen zijn voor het Lisv om de opdracht tot uitvoering
van de WW en ZW per 1 januari 2001 aan USZO te verstrekken.».
Op grond van de brief van het Lisv over de voorbereiding van de uitvoering
van de WW en de ZW en de berichten van USZO over de voorbereiding van de uitvoering
van de bovenwettelijke regelingen, zijn er naar mijn oordeel geen beletselen
voor invoering van WW en ZW voor de overheid per 1 januari 2001.
Dit oordeel is voorgelegd aan de leden van de Regiegroep OOW. Deze delen
de opvatting dat invoering per 1 januari 2001 verantwoord is.
De conclusie is derhalve dat de (gefaseerde) invoering van de WW en de
ZW voor overheidspersoneel, nu de Aanpassingswet OOW ook door de Eerste Kamer
is goedgekeurd, volgens planning per 1 januari 2001 zal doorgaan.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K. G. de Vries