27 093
Wijziging van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen in verband met de wijze van financiering van de uitkeringen op grond van de Ziektewet en de Werkloosheidswet voor overheidswerknemers alsmede enkele andere wijzigingen (Aanpassingswet OOW)

nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 12 september 2000

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

a. Na onderdeel D wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Da

In artikel 5, eerste lid, wordt de zinsnede «vermeerderd met de vakantie-uitkering voor zover betrokkene geen recht heeft op onverminderde doorbetaling van bedoelde vakantie-uitkering» vervangen door: vermeerderd met de vakantie-uitkering of eindejaarsuitkering voorzover betrokkene geen recht heeft op onverminderde opbouw of doorbetaling van die uitkering.

b. Aan onderdeel Q wordt een subonderdeel toegevoegd, luidende:

3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

4. Bij de toepassing van dit hoofdstuk mag het Landelijk instituut sociale verzekeringen uitgaan van de door de overheidswerkgevers en het FAOP geleverde gegevens.

c. Onderdeel X komt te luiden:

X

Na artikel 45 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 45a

De Wet financiering loopbaanonderbreking en de Werkloosheidswet, zoals deze luidden op de dag voor het tijdstip van aanvang van fase 2 van deze wet, blijven van toepassing op de financiële tegemoetkoming op grond van de eerstgenoemde wet, die is aangevangen voor het bedoelde tijdstip van aanvang van fase 2.

Artikel 45b

1. Voor de toepassing van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers wordt onder het bereiken van de volledige uitkeringsduur, bedoeld in hoofdstuk IIa van de Werkloosheidswet, mede verstaan het voor het tijdstip van aanvang van fase 3 van deze wet bereiken van de volledige uitkeringsduur van een wachtgeld, waarop recht is ontstaan voor het tijdstip van aanvang van fase 2 van deze wet. Onder wachtgeld wordt niet verstaan de kortdurende uitkering, bedoeld in het tweede lid.

2. Voor de toepassing van artikel 2, onderdeel b, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers wordt onder het bereiken van de volledige uitkeringsduur, bedoeld in hoofdstuk IIb van de Werkloosheidswet, mede verstaan het voor het tijdstip van aanvang van fase 3 van deze wet bereiken van de volledige uitkeringsduur van een kortdurende uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel, het Werkloosheidsbesluit beroepsmilitairen bepaalde tijd, het Werkloosheidsbesluit defensiepersoneel of een met die besluiten vergelijkbare regeling, waarop recht is ontstaan voor het tijdstip van aanvang van fase 2 van deze wet.

Artikel 45c

Indien een overheidswerkgever in staat van faillissement is verklaard, dan wel aan hem surséance van betaling is verleend, of deze anderszins verkeert in de blijvende toestand dat hij heeft opgehouden te betalen, wordt, op verzoek van de gewezen overheidswerknemer die uit hoofde van een dienstverband met deze overheidswerkgever recht op wachtgeld heeft, welk recht is ontstaan voor het tijdstip van aanvang van fase 2 van deze wet, het tijdstip van aanvang van fase 3 van deze wet vastgesteld op het tijdstip dat de overheidswerkgever kwam te verkeren in een toestand als hiervoor bedoeld, doch niet eerder dan het tijdstip van aanvang van fase 2. De eerste zin is slechts van toepassing als de overheidswerknemer zijn verzoek doet binnen 26 weken na de dag waarop de overheidswerkgever is komen te verkeren in een toestand als bedoeld in de eerste zin.

d. In onderdeel Y wordt aan het voorgestelde artikel 48 een onderdeel toegevoegd, luidende:

D

In artikel 46, eerste lid, wordt «privaatrechtelijke dienstbetrekking» vervangen door: dienstbetrekking.

e. In onderdeel AA wordt aan het in artikel 53, onderdeel K, voorgestelde artikel 97f van de Werkloosheidswet, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel l door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

m. de vergoedingen op grond van artikel 38a, vierde lid, van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 en de daaraan verbonden uitvoeringskosten.

f. In onderdeel CC wordt aan het voorgestelde artikel 61, na onderdeel F, een onderdeel toegevoegd, luidende:

G

Na artikel 38 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 38a

1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:

a. overheidswerknemer: de persoon

1°. die een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt uit hoofde van een dienstbetrekking als overheidswerknemer als bedoeld in artikel 1, onderdeel l, van de Werkloosheidswet;

2°. voor wie geen arbeidsmarktinstrumenten beschikbaar zijn gericht op directe bemiddeling of terugkeer naar de arbeidsmarkt; en

3°. die niet een arbeidsgehandicapte is als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de reïntegratie arbeidsgehandicapten;

b. overheidswerkgever: het lichaam dan wel het orgaan van een lichaam dat

1°. met betrekking tot het jaar 2000 een overeenkomst heeft gesloten met een reïntegratiebedrijf met het oog op de inschakeling in het arbeidsproces van gewezen overheidswerknemers met recht op wachtgeld als bedoeld in artikel 1, onderdeel r, van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen; en

2°. die overeenkomst voortzet in het jaar 2001 ten aanzien van overheidswerknemers als bedoeld in onderdeel a.

2. De in artikel 38, eerste lid, onderdeel b, bedoelde taak kan, met betrekking tot een overheidswerknemer, met inachtneming van het derde tot en met vijfde lid door het Landelijk instituut sociale verzekeringen worden overgedragen aan de overheidswerkgever wiens overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, mede betrekking heeft op die overheidswerknemer. De overheidswerkgever treedt dan voor de toepassing van de artikelen 72, 73 en 130, eerste lid, van de Werkloosheidswet in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen.

3. De in het tweede lid bedoelde taakoverdracht vindt plaats op verzoek van de overheidswerkgever, bedoeld in dat lid. De overheidswerkgever legt daarbij een document over waaruit blijkt dat dit verzoek wordt gedaan met instemming van de vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties, waarmee de overheidswerkgever overleg pleegt te voeren over de arbeidsvoorwaarden en de rechtspositie van zijn personeel.

4. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen betaalt een door hem te bepalen vergoeding aan de overheidswerkgever voor de door de overheidswerkgever op grond van dit artikel gedane uitgaven in verband met de inschakeling in het arbeidsproces van overheidswerknemers.

5. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen kan regels stellen met betrekking tot:

a. de vorm waarin en de termijn waarbinnen het in het derde lid bedoelde verzoek wordt ingediend;

b. de vorm waarin en de termijn waarbinnen een verzoek om een vergoeding als bedoeld in het vierde lid wordt ingediend;

c. de door de overheidswerkgever in verband met de uitvoering van dit artikel of de Werkloosheidswet uit eigen beweging of desgevraagd te verstrekken gegevens.

g. Onderdeel JJ, onder 1, komt te luiden:

1. Het tweede lid, onderdeel a, komt te luiden:

a. de teller wordt gevormd door het totaal van de over een kalenderjaar ontvangen premies op grond van de artikelen 85, derde lid, en 86 van de Werkloosheidswet over het totaal van de in het betreffende kalenderjaar uitbetaalde uitkeringen op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering van overheidswerknemers als bedoeld in artikel 1, onderdeel l, en gewezen overheidswerknemers, vermeerderd met de over dat bedrag ontvangen rente en onder aftrek van:

1°. een bij regeling van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, vastgesteld bedrag, dat volgens een bij die ministeriële regeling te bepalen verdeling wordt afgedragen aan de wachtgeldfondsen, bedoeld in artikel 102 van de Werkloosheidswet, of het Algemeen werkloosheidsfonds, bedoeld in artikel 103 van de Werkloosheidswet, en

2°. de door het Landelijk instituut sociale verzekeringen vastgestelde uitvoeringskosten van de toepassing van artikel 89 en het eerste lid, en.

h. Na onderdeel KK wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

LL

Na artikel 90 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 90a

Betalingen die na het tijdstip van aanvang van fase 2, bedoeld in artikel 53, worden gedaan als uitgave in verband met het onder de werkingssfeer van de Werkloosheidswet en de Ziektewet brengen van het overheidspersoneel, komen ten laste van het Uitvoeringsfonds voor de overheid, bedoeld in artikel 104 van de Werkloosheidswet.

2

Na artikel III wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IIIA. WIJZIGING WET OP DE ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSVERZEKERING

Aan artikel 75 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering wordt een lid toegevoegd, luidende:

8. Aan een gemeente kan toestemming worden verleend om het risico van betaling van de arbeidsongeschiktheidsuitkering zelf te dragen met uitzondering van dat risico ten aanzien van zijn werknemers die werkzaam zijn bij:

a. een door een of meer gemeenten, al dan niet tezamen met een of meer privaatrechtelijke rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid, in stand gehouden school;

b. een door een openbare rechtspersoon als bedoeld in artikel 47 van de Wet op het primair onderwijs in stand gehouden school;

c. een door een stichting als bedoeld in artikel 17 of artikel 48 van de Wet op het primair onderwijs in stand gehouden school;

d. een door het bevoegd gezag van een openbare school, al dan niet met één of meer andere bevoegde gezagsorganen als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra of de Wet op het voortgezet onderwijs, in stand gehouden centrale dienst zoals die beschreven wordt in artikel 68 van de Wet op het primair onderwijs, voorzover de kosten voor de betrokken werknemers door het Rijk worden bekostigd; of

e. openbare scholen als bedoeld in artikel 1, onderdelen a tot en met c, en artikel 124, onderdelen a tot en met c, van de Wet op het voortgezet onderwijs.

TOELICHTING

Onderdeel 1

Subonderdeel a

In artikel 5 van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen (Wet OOW) is geregeld hoe het dagloon voor de Ziektewet (ZW) moet worden vastgesteld voor overgangsgevallen. De eindejaarsuitkering maakt geen onderdeel uit van de bezoldiging als bedoeld in het eerste lid van dat artikel, maar moet wel onderdeel uitmaken van het dagloon indien de overheidswerknemer ten gevolge van zijn ziekte geen recht meer zal hebben op een volledige eindejaarsuitkering. Het onderhavige subonderdeel voorziet daarin.

Subonderdeel b

In artikel 35 van de Wet OOW is bepaald dat de overheidswerkgevers en het FAOP alle relevante gegevens leveren aan het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv) voor de toepassing van de overgangsregeling van hoofdstuk 1 van de Wet OOW. Achterliggende gedachte daarbij was dat het Lisv ook mag uitgaan van die gegevens. Met dit subonderdeel wordt dit expliciet vastgelegd. Zonder een dergelijke regeling zou het Lisv gehouden kunnen worden om die gegevens nader te verifiëren. Dat zou een ongewenste werklast in het kader van de overgangsregeling betekenen.

Subonderdeel c

Met dit subonderdeel wordt artikel I, onderdeel X, van het wetsvoorstel Aanpassingswet OOW zo gewijzigd dat in de Wet OOW de artikelen 45b en 45c worden toegevoegd.

Het voorgestelde artikelen 45b en 45c van de Wet OOW regelen dat bepaalde rechten die verbonden zijn aan de toepassing van de Werkloosheidswet (WW) en de ZW per 1 januari 2001 ook voor de bestaande gevallen van werkloosheid, die recht hebben op wachtgeld, zullen gelden. Door de gefaseerde invoering van de WW en de ZW voor de overheid zullen deze bestaande gevallen niet per 1 januari 2001, maar per 1 januari 2003 onder de WW en de ZW vallen. Hierdoor zouden zij in de periode van 1 januari 2001 tot 1 januari 2003 bepaalde voordelen missen die de nieuwe gevallen van werkloosheid wel genieten. Omdat het kabinet dit onwenselijk acht, wordt hier voorzien in een regeling die deze voordelen ook openstelt voor het gewezen overheidspersoneel dat op 1 januari 2001 recht op wachtgeld heeft.

Ad artikel 45b

In artikel 45b wordt geregeld dat wachtgelders, die het einde van de uitkeringsduur van het wachtgeld hebben bereikt, in aanmerking kunnen komen voor de inkomensvoorziening van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW). Om in aanmerking te komen voor een IOAW-uitkering moet er recht op een WW-uitkering hebben bestaan. Aangezien de bestaande gevallen van werkloosheid bij de overheid pas per 1 januari 2003 onder de WW zullen vallen, zouden zij zonder een extra regeling niet voor 1 januari 2003 in aanmerking kunnen komen voor een IOAW-uitkering. Dit, terwijl de nieuwe gevallen van werkloosheid al per 1 januari 2001 onder de WW vallen en zij dus ook vanaf die datum in aanmerking kunnen komen voor een IOAW-uitkering. Als oplossing voor dit verschil wordt in het eerste lid van artikel 45b bepaald dat de IOAW per 1 januari 2001 van toepassing wordt op werkloze werknemers met een wachtgeld dan wel een loongerelateerde uitkering op grond van een WW-conforme regeling. In het tweede lid van artikel 45b wordt hetzelfde geregeld voor werkloze werknemers met een kortdurende uitkering op grond van een WW-conforme regeling.

Ad artikel 45c

Overheidswerknemers die op of na 1 januari 2001 werkloos worden, hebben de zekerheid dat hun WW-recht ook bij faillissement van de (ex-) werkgever betaald zal worden. Gewezen overheidswerknemers met een op 1 januari 2001 bestaand recht op wachtgeld hebben deze zekerheid niet. Indien hun (ex-) werkgever in betalingsonmacht komt te verkeren, bestaat voor hen geen garantie dat hun wachtgeld zal worden uitbetaald. Voor dit verschil is de volgende oplossing gekozen. Indien er in de periode tussen 1 januari 2001 en 1 januari 2003 sprake is van een faillissement bij een overheidswerkgever waardoor het wachtgeld van een bestaand geval niet wordt uitbetaald, dan geeft het voorgestelde artikel 45c de betreffende (gewezen) overheidswerknemer de mogelijkheid om aan het Lisv te verzoeken om zijn WW-uitkering met toepassing van het overgangsrecht OOW eerder vast te stellen dan 1 januari 2003. Dit betekent dus dat de conversiedatum naar voren kan worden gehaald met het oog op de rechtszekerheid voor de gewezen overheidswerknemer. Deze voorziening ziet uitsluitend op aanspraken op grond van de WW en ziet dus niet op aanvullende, boven de WW uitgaande aanspraken.

De betaling van WW-uitkeringen in deze gevallen van betalingsonmacht van een overheidswerkgever zal ten laste van het Uitvoeringsfonds voor de overheid plaatsvinden. Dit wordt geregeld in het voorgestelde artikel 97f, onderdeel a, van de WW juncto het voorgestelde artikel 97b, vierde lid, van de WW. De voorziening van artikel 45c ziet overigens uitsluitend op private overheidslichamen, de zogenaamde B 3-lichamen. Bij de overige overheidswerkgevers is het faillissementsrisico immers niet aanwezig. De in artikel 45c geboden mogelijkheid om een verzoek in te dienen tot eerdere vaststelling van de WW-uitkering is aan een termijn gebonden. Teneinde te bewerkstelligen dat de werkzaamheden voor de uitvoeringsinstantie met betrekking tot het verzamelen van de benodigde gegevens niet onevenredig worden bemoeilijkt, dient de overheidswerknemer het verzoek tot toepassing van dit lid te doen binnen 26 weken, gerekend vanaf de dag waarop zijn (ex-) werkgever in betalingsonmacht is komen te verkeren. Deze termijn van 26 weken sluit aan bij de termijn in artikel 23 van de WW voor de vaststelling van een recht op WW. In dat artikel wordt eveneens met het oog op het verzamelen van de benodigde gegevens voor de correcte vaststelling van een recht op uitkering een termijn van 26 weken gehanteerd.

Subonderdeel d

Met dit subonderdeel wordt bereikt dat de nawerkingsbepaling van artikel 46 van de ZW technisch wordt aangepast aan het onder ZW vallen van overheidswerknemers per 1 januari 2001.

Subonderdelen e en f

Voor het jaar 2000 geldt voor het merendeel van de overheidswerkgevers een op sectoraal dan wel decentraal niveau (dat wil zeggen op het niveau van de subsector of individuele werkgever) gesloten overeenkomst met een reïntegratiebedrijf (veelal ABP-reïntegratie), gericht op de inschakeling in het arbeidsproces van overheidswerknemers en gewezen overheidswerknemer met recht op wachtgeld. Het kabinet heeft in het nader kabinetsstandpunt over SUWI aangekondigd dat de overheidswerkgevers, vanwege het in het kader van OOW voorgenomen eigenrisicodragerschap voor de WW, vanaf 1 januari 2002 (de geplande ingangsdatum van SUWI) de mogelijkheid zullen krijgen om het opdrachtgeverschap voor WW-gerechtigde werknemers, onder nog te bepalen voorwaarden en condities, over te nemen van de publieke uitvoerder (UWV). De invulling van dat eigen opdrachtgeverschap moet nog plaatsvinden in de thans in voorbereiding zijnde SUWI-regelgeving. In ieder geval is helder dat de publieke elementen in de uitvoering van reïntegratietrajecten (in het bijzonder de Activering & Controle) tot de exclusieve bevoegdheid van het UWV zullen behoren en dus buiten de reikwijdte van het eigen opdrachtgeverschap van overheidswerkgevers zullen vallen.

De invoering van de WW met ingang van 1 januari 2001 zou ertoe leiden dat het opdrachtgeverschap voor reïntegratie van WW-gerechtigden bij het Lisv komt te liggen. Dit, op grond van artikel 38, eerste lid, onderdeel b, van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 (OSV 1997) dat inhoudt dat het Lisv tot taak heeft de bevordering van de inschakeling van uitkeringsgerechtigden in het arbeidsproces. Indien dit onverkort zou worden geïmplementeerd, zou de situatie ontstaan dat er voorlopig een einde zou komen aan de mogelijkheid voor overheidswerkgevers om opdrachtgever te zijn voor reïntegratie. Voorlopig, omdat vanaf de invoering van SUWI weer sprake zou zijn van de mogelijkheid om dat opdrachtgeverschap op zich te nemen. Het kabinet vindt een dergelijke tijdelijke onderbreking van het opdrachtgeverschap van overheidswerkgevers ongewenst. Om die onderbreking te voorkomen, stelt het kabinet voor om de situatie zoals die naar verwachting onder SUWI zal ontstaan, voor overheidswerkgevers in de WW op te nemen vanaf 1 januari 2001. De daartoe noodzakelijke wijzigingen van de OSV 1997 zijn in dit onderdeel van deze nota van wijziging opgenomen.

In algemene zin kan hierover worden opgemerkt dat het kabinet met deze wijzigingen wil voorkomen dat overheidswerkgevers die nu reeds een overeenkomst hebben met een reïntegratiebedrijf, die overeenkomst niet zouden kunnen voortzetten in 2001 en later, totdat SUWI is ingevoerd. Overheidswerkgevers die thans nog geen overeenkomst hebben, worden niet met het vorenbedoelde jojo-effect geconfronteerd. Voor die werkgevers geldt dat zij pas vanaf SUWI in de gelegenheid zullen worden gesteld om alsnog eigen opdrachten te geven voor reïntegratieactiviteiten. Een andere reden om het eigen opdrachtgeverschap voor 2001 te beperken tot overheidswerkgevers met een lopend contract is van pragmatische aard. Voor die werkgevers is het namelijk vrij eenvoudig en weinig tijdrovend om het lopende contract materieel te verlengen. Voor werkgevers die nu nog geen contract hebben, is er zeer weinig tijd om er alsnog een per 1 januari 2001 te hebben. Die werkgevers zullen moeten wachten tot de bij SUWI geboden mogelijkheid.

Het Lisv behoeft het verzoek en het bijgevoegde reïntegratiecontract niet inhoudelijk te beoordelen. Daarvoor is gekozen omwille van de eenvoud van de uitvoering alsook omdat een inhoudelijke beoordeling van de per 1 januari 2001 geldende contracten dit jaar niet meer tijdig zal kunnen worden afgerond.

In het eerste lid van het voorgestelde artikel 38a van de OSV 1997 is een invulling van het begrip overheidswerkgever opgenomen. Aangezien de praktijk van dit moment maar ook de plannen in het kader van SUWI ruimte laten voor een invulling van het opdrachtgeverschap op uiteenlopende niveau's (sectoraal, subsectoraal of per overheidswerkgever), is daarbij gekozen voor een algemene, ruime omschrijving.

De overdracht kan uitsluitend plaatsvinden als het verzoek daartoe wordt gedaan met instemming van de vertegenwoordigers van de werknemersorganisaties. Welke werknemersorganisaties in concreto in beeld zijn, hangt uiteraard af van het niveau waarop het contract wordt gesloten. In de tweede volzin van het derde lid is gekozen voor een omschrijving die duidelijk maakt dat de overheidswerkgever het verzoek moet bespreken met de werknemersorganisaties waarmee hij gewoonlijk de onderhandelingen over arbeidsvoorwaarden en rechtspositie voert. Op sectoraal en subsectoraal niveau zijn dat de vakbonden, op het niveau van de individuele werkgever is dat hetzij de ondernemingsraad hetzij het decentraal georganiseerd overleg.

Het tweede lid bevat de grondslag om de reïntegratietaak van het Lisv over te dragen aan de overheidswerkgevers. Deze overdracht geldt niet voor dat deel van de Lisv-taak dat, in termen van SUWI, tot het publieke domein behoort. SUWI houdt in dat taken uit het publieke domein, in verband met de waarborging van de onafhankelijke claimbeoordeling, niet kunnen worden overgedragen aan private uitvoering. Wat de reïntegratie betreft, bestaat het publieke deel uit de Activering & Controle, hetgeen betrekking heeft op werkloze werknemers die op grond van artikel 4, eerste lid, van de Samenwerkingsregeling SWI, zijn ingedeeld in fase 1. Die taak blijft ook onder SUWI voorbehouden aan het UWV. Het is dan ook niet mogelijk om die taak in het kader van de WW voor de overheid over te dragen aan de overheidswerkgevers. Het voorgestelde eerste lid, onderdeel a, 2o, sluit dan ook de mogelijkheid uit om de Activering & Controle over te dragen aan de overheidswerkgevers. Wel kunnen de overige reïntegratietaken, die betrekking hebben op werkloze werknemers die zijn ingedeeld in fase 2, 3 of 4 worden overgedragen.

In het eerste lid, onderdeel a, 3o, is de beperking tot WW-gerechtigden, niet-arbeidsgehandicapten opgenomen. Voor reïntegratie van arbeidsgehandicapten is uitsluitend het Lisv de opdrachtgever, ook nu al.

Het derde lid geeft aan dat het verzoek om overdracht van de overheidswerkgever afkomstig moet zijn. Daarmee blijkt het dus niet te hoeven te gaan om een gezamenlijk verzoek van de sociale partners. Hiervoor is om pragmatische redenen gekozen. Het is niet zinvol en doelmatig als voor het ene jaar dat deze constructie volgens planning zal fungeren rechtspersonen zouden moeten worden opgericht of anderszins structuren tot stand zouden moeten worden gebracht om invulling te geven aan het gezamenijke verzoek van de sociale partners. Dat is pas aan de orde vanaf SUWI. Uiteraard moet er wel sprake zijn van instemming van de zijde van de werknemersorganisaties. Dat is neergelegd in de tweede volzin van dit lid.

De kosten en uitgaven van de overheidswerkgever voor de reïntegratietrajecten, voortvloeiende uit de overeenkomst met het reïntegratiebedrijf, worden door de overheidswerkgever voorgeschoten en achteraf bij het Lisv gedeclareerd. Het Lisv zal deze kosten en uitgaven aan de overheidswerkgever vergoeden ten laste van het Uitvoeringsfonds voor de overheid. Het vierde lid draagt het Lisv op om per overheidswerkgever vast te stellen welke bijdrage uit het Uitvoeringsfonds voor de overheid zal worden verstrekt in verband met de vergoeding van door die overheidswerkgever gemaakte kosten in het kader van de onderhavige opdrachtverlening (zie ook het in subonderdeel e voorgestelde nieuwe onderdeel van het – in artikel I, onderdeel AA, van het wetsvoorstel Aanpassingswet OOW voorgestelde – artikel 97f van de WW). Dit betreft zowel de vaststelling van normbedragen en -tarieven als de bepaling per individuele opdrachtgever van het precieze bedrag van de vergoeding.

Het vijfde lid geeft het Lisv de bevoegdheid om regels te stellen ten aanzien van een aantal formele en procedurele zaken, zoals de door de overheidswerkgever bij zijn verzoek te overleggen gegevens (bij voorbeeld een afschrift van het lopende contract en van het contract voor 2001). Tevens kan het Lisv regels stellen met betrekking tot de door de overheidswerkgever in verband met de uitvoering van dit artikel of de WW te verstrekken gegevens. De overheidswerkgever beschikt, uit hoofde van de op grond van artikel 38a van de OSV 1997 aan hem overgedragen taak, immers over gegevens die zonder die overdracht bij het Lisv bekend zouden zijn (bijvoorbeeld gegevens in hoeverre de werkloze overheidswerknemer meewerkt aan een voor hem noodzakelijk geachte scholing of opleiding).

Subonderdeel g

In artikel 90, tweede lid, onderdeel a, van de Wet OOW is voor de duidelijkheid opgenomen dat de rente over de WW-premies die wordt opgebouwd gedurende de tijd dat die premies wel zijn afgedragen maar nog niet hun wettelijke bestemming conform artikel 90 van de Wet OOW hebben gekregen, behoort tot de opbrengst op grond van dit artikel. Verder is een aantal keren aan de omschrijving van de minister van Binnenlandse Zaken toegevoegd: en Koninkrijksrelaties. In verband met de leesbaarheid is de tekst van dit artikelonderdeel integraal vervangen.

Subonderdeel h

Met dit subonderdeel wordt bereikt dat volstrekt duidelijkheid wordt geboden over de financiering van de invoeringsuitgaven voor het onder de WW en ZW brengen van het overheidspersoneel. Zodra de feitelijke betaling plaatsvindt na 1 januari 2001 komen deze uitgaven ten laste van het Uitvoeringsfonds voor de overheid.

Onderdeel 2

Een werkgever mag op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) alleen voor het voltallige personeel eigenrisicodrager worden; dit om te voorkomen dat een werkgever met het «goede» deel (in de zin van arbeidsongeschiktheidsrisico) van zijn personeel eigenrisicodrager wordt en met het «minder goede» deel van zijn personeel in het publieke stelsel blijft.

Bovenstaande geldt ook voor overheidswerkgevers zoals gemeenten. Bij gemeenten doet zich echter een bijzondere situatie voor. Het personeel van het openbaar onderwijs in een gemeente is formeel in dienst van de gemeente. De bekostiging van dit personeel (inclusief salarissen), alsmede het beleid ten aanzien van preventie en reïntegratie op het terrein van ziekte en arbeidsongeschiktheid vallen echter volledig onder het ministerie van Onderwijs Cultuur & Wetenschappen (OC&W). De gemeente heeft hierin derhalve geen zeggenschap.

Een gemeente die eigenrisicodrager wil worden moet dat volgens de huidige wet inclusief het openbaar onderwijspersoneel in die gemeente. Indien een gemeente hiertoe zou overgaan, dan worden de kosten van de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen van het onderwijspersoneel echter niet door OC&W vergoed. De facto is daarmee voor gemeenten het eigenrisicodragen thans geen reële optie.

Als een gemeente eigenrisicodrager wordt dan loopt deze gemeente derhalve wél het financiële risico voor het onderwijspersoneel, maar is materieel, in arbeidsvoorwaardelijke zin, geen werkgever voor het onderwijspersoneel (en heeft dus geen verantwoordelijkheid over het preventie- en reïntegratiebeleid).

Omdat deze situatie onwenselijk wordt geacht wordt in dit voorstel de WAO zodanig aangepast dat een gemeente eigenrisicodrager kan worden exclusief het openbaar onderwijspersoneel. Op deze wijze dragen gemeenten alleen de financiële verantwoordelijkheid voor het personeel waar ze ook daadwerkelijk (in arbeidsvoorwaardelijke zin) verantwoordelijk voor zijn.

Uitvoeringstechnisch zal dit voorstel geen problemen opleveren. Het overheidspersoneel is onderverdeeld in (arbeidsvoorwaardelijke) sectoren. Op grond van deze indeling valt het gemeentepersoneel uiteen in (minimaal) twee deelgroepen: «gewoon» gemeentepersoneel en onderwijspersoneel. Gemeenten hebben thans al twee gedifferentieerde WAO-premies, te weten één voor hun «normale» personeel en één voor hun onderwijspersoneel. De uitsplitsing is derhalve al in de administratie van de uitvoeringsinstelling aanwezig.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries

Naar boven