Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | 27093 nr. 1;2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 1999-2000 | 27093 nr. 1;2 |
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen in verband met de wijze van financiering van de uitkeringen op grond van de Ziektewet en de Werkloosheidswet voor overheidswerknemers alsmede enkele andere wijzigingen (Aanpassingswet OOW).
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om de uitkeringen op grond van de Werkloosheidswet en de Ziektewet aan overheidswerknemers ten laste te brengen van de betrokken overheidswerkgever respectievelijk een voor de overheidssectoren ingesteld fonds, alsmede dat het wenselijk is enkele verbeteringen aan te brengen in de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
ARTIKEL I. WIJZIGING WET OVERHEIDSPERSONEEL ONDER DE WERKNEMERSVERZEKERINGEN
De Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen wordt als volgt gewijzigd:
In paragraaf 2 vervalt de verdeling in afdelingen, de nummering van de afdelingen en de aanduiding van de afdelingen.
Artikel 2 komt te luiden:
1. De ZW wordt met ingang van het tijdstip van aanvang van fase 2, bedoeld in artikel 48, van toepassing op de gewezen overheidswerknemer die op de dag voorafgaande aan dat tijdstip geen wachtgeld geniet en evenmin bezoldiging of uitkering ingeval van ziekte ontvangt, maar die op dat tijdstip uit hoofde van zijn voormalige dienstverband als overheidswerknemer recht zou krijgen op een uitkering op grond van de WW, en die niet op de dag voorafgaande aan dat tijdstip maar wel op dat tijdstip ongeschikt tot werken is wegens ziekte;
2. De ZW wordt met ingang van het tijdstip van aanvang van fase 3, bedoeld in artikel 49, van toepassing op de gewezen overheidswerknemer die op de dag voorafgaande aan het tijdstip van aanvang van fase 2, bedoeld in artikel 48, recht heeft op:
a. een wachtgeld waarvan de uitkeringsduur niet op het tijdstip van aanvang van fase 3, bedoeld in artikel 49, verstrijkt en die op dat tijdstip ongeschikt is tot werken wegens ziekte;
b. bezoldiging of uitkering ingeval van ziekte, waarvan de uitkeringsduur niet op het tijdstip van aanvang van fase 3, bedoeld in artikel 49, verstrijkt en die op dat tijdstip ongeschikt is tot werken wegens ziekte.
3. De ZW wordt met ingang van de datum van eindiging van het dienstverband van toepassing op de gewezen overheidswerknemer:
a. die op het tijdstip van aanvang van fase 2, bedoeld in artikel 48, bezoldiging of uitkering ingeval van ziekte ontvangt,
b. wiens dienstverband eindigt op of na dat tijdstip doch voor het tijdstip van aanvang van fase 3, bedoeld in artikel 49, en
c. die op het moment van die eindiging ongeschikt is tot werken wegens ziekte.
4. De ZW wordt met ingang van de datum van het intreden van de ongeschiktheid tot werken, doch niet eerder dan met ingang van het tijdstip van aanvang van fase 2, bedoeld in artikel 48, van toepassing op:
a. de gewezen overheidswerknemer wiens dienstverband is geëindigd in de maand voorafgaande aan genoemd tijdstip en die op de dag voorafgaande aan genoemde datum geen recht heeft op wachtgeld of op bezoldiging of uitkering ingeval van ziekte uit hoofde van dat dienstverband;
b. de gewezen overheidswerknemer wiens recht op wachtgeld wegens het verstrijken van de terzake geldende uitkeringsduur is geëindigd in de maand voorafgaande aan genoemd tijdstip;
c. de gewezen overheidswerknemer wiens recht op wachtgeld wegens het verstrijken van de terzake geldende uitkeringsduur is geëindigd op of na het tijdstip van aanvang van fase 2, bedoeld in artikel 48, doch voor het tijdstip van aanvang van fase 3, bedoeld in artikel 49; indien de ongeschiktheid is ontstaan binnen een maand na de bedoelde eindiging.
Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «ingevolge deze wet» vervangen door: op grond van deze wet of de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 8b van de ZW,.
2. Onder vernummering van het tweede lid tot vierde lid worden twee leden toegevoegd, luidende:
2. Voor de vaststelling van het recht op ziekengeld op grond van de ZW, alsmede voor de toelating tot de vrijwillige verzekering, wordt de gewezen overheidswerknemer, bedoeld in artikel 2, vierde lid, onderdeel a, vanaf de dag van aanvang van zijn dienstverband tot de datum waarop het dienstverband is geëindigd, aangemerkt als verplicht verzekerd op grond van de ZW.
3. Voor de vaststelling van het recht op ziekengeld op grond van de ZW, alsmede voor de toelating tot de vrijwillige verzekering, wordt de gewezen overheidswerknemer, bedoeld in artikel 2, vierde lid, onderdelen b en c, vanaf de dag van aanvang van zijn dienstverband tot de datum waarop het recht op wachtgeld is geëindigd, aangemerkt als verplicht verzekerd op grond van de ZW.
3. In het nieuwe vierde lid wordt «het eerste lid» vervangen door: het eerste tot en met derde lid.
Artikel 4, eerste lid, komt te luiden:
1. Indien hij op die datum nog niet 52 weken ongeschikt is tot werken wegens ziekte, heeft recht op ziekengeld op grond van de ZW:
a. met ingang van de datum waarop de ZW op hem van toepassing wordt, de gewezen overheidswerknemer, bedoeld in artikel 2, eerste tot en met derde lid;
b. met ingang van het tijdstip van aanvang van fase 3, bedoeld in artikel 49, de overheidswerknemer, die op de dag voorafgaande aan dat tijdstip recht heeft op bezoldiging of uitkering ingeval van ziekte:
1°. in verband met of in aansluiting op zwangerschaps- of bevallingsverlof;
2°. op grond van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid in verband met orgaandonatie;
3°. die in een situatie verkeert overeenkomstig artikel 29b, eerste lid, van de ZW.
De artikelen 6, 7, 8 en 9 vervallen.
Artikel 10 komt te luiden:
1. Artikel 44, eerste lid, onderdeel a, van de ZW is niet van toepassing op de overheidswerknemer en de gewezen overheidswerknemer, bedoeld in de artikelen 2 en 3, eerste lid, die op de dag voorafgaande aan de datum waarop de ZW op grond van deze wet of de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 8b van de ZW, op hem van toepassing wordt, ongeschikt is tot werken wegens ziekte.
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien een bepaling, overeenkomend met artikel 44, eerste lid, onderdeel a, van de ZW, reeds van toepassing was op de overheidswerknemer of de gewezen overheidswerknemer op de dag voorafgaande aan de datum waarop de ZW op grond van deze wet of de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 8b van de ZW, op hem van toepassing wordt.
3. Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid kan, tezamen met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Onze Minister van Defensie, nadere en, zo nodig, tijdelijk afwijkende regels stellen met betrekking tot het eerste en tweede lid.
In artikel 15, tweede lid, wordt de zinsnede «het met toepassing van het tweede lid vastgestelde dagloon» vervangen door: het met toepassing van artikel 33 vastgestelde dagloon.
In artikel 22, eerste lid, onderdelen c en d, wordt «overheidswerknemer» telkens vervangen door: beroepsmilitair.
In artikel 23, tweede lid, aanhef, wordt «Ziektewet» vervangen door: ZW.
Artikel 25, eerste lid, komt te luiden:
1. Voor de vaststelling van de hoogte van de uitkering op grond van de WAO voor de beroepsmilitair of gewezen beroepsmilitair die op grond van artikel 4, eerste lid, recht heeft gekregen op een uitkering op grond van de ZW, geldt als dagloon in de zin van de WAO het met toepassing van artikel 5, eerste lid, vastgestelde dagloon.
In artikel 26, tweede lid, wordt «die datum» vervangen door «dat tijdstip» en wordt «de vorenbedoelde datum» vervangen door: het vorenbedoelde tijdstip.
In artikel 30, eerste lid, wordt «ingevolge deze wet» vervangen door: op grond van deze wet of de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 7 van de WW,.
In artikel 31, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: de eerste zin is eveneens van toepassing op de gewezen overheidswerknemer, bedoeld in het eerste lid, voor wie op het tijdstip van aanvang van fase 3 van deze wet geen recht op uitkering op grond van de WW ontstaat in verband met omstandigheden als bedoeld in artikel 20, eerste lid, onderdeel a, b, c of d, van die wet.
Artikel 32 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid vervalt «ten minste».
2. In het derde lid wordt «het het» vervangen door: het.
Na artikel 32 wordt een artikel ingevoegd, luidende
1. Onder de in artikel 16, eerste lid, van de WW bedoelde arbeidsuren per kalenderweek wordt voor de gewezen overheidswerknemer, bedoeld in artikel 31, eerste, tweede of derde lid, verstaan het aantal uren waarin die overheidswerknemer laatstelijk was aangesteld respectievelijk waarvoor hij laatstelijk in dienst was genomen in het dienstverband waarop het recht op uitkering op grond van de WW, bedoeld in artikel 31, eerste, tweede of derde lid, betrekking heeft.
2. In afwijking van het eerste lid, wordt onder de in artikel 16, eerste lid, van de WW bedoelde arbeidsuren per kalenderweek voor de gewezen overheidswerknemer, bedoeld in artikel 31, eerste of vierde lid, die op de dag voorafgaande aan het tijdstip van aanvang van fase 3 van deze wet recht heeft op een uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel, het Werkloosheidsbesluit beroepsmilitairen bepaalde tijd, het Werkloosheidsbesluit defensiepersoneel of een met die besluiten vergelijkbare regeling, verstaan het in het kader van dat recht vastgestelde aantal arbeidsuren per kalenderweek.
3. In afwijking van het eerste lid, wordt onder de in artikel 16, eerste lid, van de WW bedoelde arbeidsuren per kalenderweek voor de gewezen overheidswerknemer, bedoeld in artikel 31, tweede of vierde lid, wiens recht op uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel, het Werkloosheidsbesluit beroepsmilitairen bepaalde tijd, het Werkloosheidsbesluit defensiepersoneel of een met die besluiten vergelijkbare regeling, in verband met een omstandigheid als bedoeld in artikel 20, eerste lid, onderdeel a, b, c, of d, van de WW voorafgaande aan het tijdstip van aanvang van fase 3 van deze wet geëindigd is, verstaan het in het kader van dat recht vastgestelde aantal arbeidsuren per kalenderweek.
Artikel 33 komt te luiden:
1. Voor de berekening van de uitkering op grond van artikel 31, eerste, tweede of vierde lid, geldt als dagloon de naar een jaarbedrag herleide berekeningsgrondslag waarnaar het wachtgeld is berekend op de dag voorafgaande aan het tijdstip van aanvang van fase 3 van deze wet, gedeeld door het getal 261.
2. Indien het recht op wachtgeld is toegekend uit een deeltijdbetrekking, geldt in afwijking van het eerste lid als dagloon het bedrag dat overeenkomstig dat lid wordt verkregen en vervolgens is vermenigvuldigd met de deeltijdfactor.
3. In afwijking van het eerste en tweede lid, geldt voor de gewezen overheidswerknemer, bedoeld in artikel 31, eerste of vierde lid, die op de dag voorafgaande aan het tijdstip van aanvang van fase 3 van deze wet recht heeft op een uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel, het Werkloosheidsbesluit beroepsmilitairen bepaalde tijd, het Werkloosheidsbesluit defensiepersoneel of een met die besluiten vergelijkbare regeling, als dagloon het in het kader van dat recht vastgestelde dagloon.
4. In afwijking van het eerste en tweede lid, geldt voor de gewezen overheidswerknemer, bedoeld in artikel 31, tweede of vierde lid, wiens recht op uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel, het Werkloosheidsbesluit beroepsmilitairen bepaalde tijd, het Werkloosheidsbesluit defensiepersoneel of een met die besluiten vergelijkbare regeling, in verband met een omstandigheid als bedoeld in artikel 20, eerste lid, onderdeel a, b, c, of d, van de WW voorafgaande aan het tijdstip van aanvang van fase 3 van deze wet geëindigd is, als dagloon het in het kader van dat recht vastgestelde dagloon.
5. Het dagloon van de overheidswerknemer of gewezen overheidswerknemer, die op het in artikel 32, eerste lid, bedoelde moment, dan wel daarna, een uitkering op grond van de WAO naar een arbeidsongeschiktheid van minder dan 80% ontvangt, dan wel, indien het bepaalde in artikel 25, 28, 30 of 33 van de WAO op hem niet van toepassing was, zou ontvangen, of een naar aard en strekking daarmee overeenkomende uitkering ontvangt of zou ontvangen, is gelijk aan het dagloon, berekend volgens artikel 14 of artikel 24, dan wel, indien artikel 14 of artikel 24 op hem niet van toepassing is, berekend volgens de bij of krachtens de WAO gestelde regels. Het met toepassing van de eerste volzin berekende dagloon wordt evenredig verlaagd door dat dagloon te vermenigvuldigen met een breuk, waarvan de teller wordt gevormd door het verschil tussen 100 en het midden van de arbeidsongeschiktheidsklasse waarin betrokkene is ingedeeld, en de noemer door het getal 100.
6. Indien de in het vijfde lid bedoelde overheidswerknemer of gewezen overheidswerknemer op een tijdstip na de dagloonberekening overeenkomstig dat lid, op grond van de WAO wordt ingedeeld in een andere arbeidsongeschiktheidsklasse dan die, welke bij de evenredige verlaging is gehanteerd, wordt het krachtens de eerste volzin van dat lid berekende dagloon, in afwijking van de tweede volzin van het desbetreffende lid, evenredig verlaagd door dat dagloon te vermenigvuldigen met een breuk, waarvan de teller wordt gevormd door het verschil tussen 100 en het midden van de nieuwe arbeidsongeschiktheidsklasse, en de noemer door het getal 100.
7. Indien de arbeidsongeschiktheidsuitkering van de werknemer, bedoeld in het vijfde lid, niet meer volledig wordt uitbetaald op grond van artikel 44, eerste lid, onderdeel b, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, wordt het krachtens de eerste zin van het vijfde lid berekende dagloon evenredig verlaagd door dat dagloon te vermenigvuldigen met een breuk, waarvan de teller wordt gevormd door het verschil tussen 100 en het midden van de arbeidsongeschiktheidsklasse, die bij de toepassing van laatstgenoemd artikel in acht wordt genomen, en de noemer door het getal 100.
8. Voor de werknemer, bedoeld in het vijfde lid, wiens arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt ingetrokken dan wel niet meer wordt uitbetaald op grond van artikel 43, eerste lid, of artikel 44, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, is het dagloon het krachtens de eerste zin van het vijfde lid berekende dagloon.
9. Het vijfde tot en met achtste lid zijn niet van toepassing indien en zolang bij de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid rekening wordt gehouden met de arbeid die de werknemer, na het intreden van zijn arbeidsongeschiktheid, heeft verricht in de dienstbetrekking waaruit hij werkloos is geworden.
10. De hoogte van de uitkering op grond van de WW, bedoeld in artikel 31, eerste, tweede en vierde lid, bedraagt niet meer dan de hoogte van het wachtgeld, waarop de betrokkene recht had op de dag voorafgaande aan het tijdstip van aanvang van fase 3 van deze wet en zoals dat zou hebben doorgelopen of zou hebben herleefd vanaf de in artikel 31, tweede lid, bedoelde dag, indien deze wet niet zou hebben gegolden.
11. Artikel 9, eerste lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering is van toepassing op het eerste tot en met het tiende lid.
Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 7, 22 of 28» vervangen door: artikel 22 of 28.
2. In het tweede lid, onder 3o, wordt «artikel 7, eerste lid, artikel 22, eerste lid, artikel 28 of artikel 30» vervangen door: artikel 22, eerste lid, of artikel 28.
Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «artikel 4, eerste lid, onderdeel a, b of c,» vervangen door «artikel 4, eerste lid,» en wordt «artikel 8, eerste lid, of artikel 23, eerste lid,» vervangen door: artikel 23, eerste lid.
2. In het tweede lid wordt «artikel 4, eerste lid, onderdeel d, artikel 8, eerste lid, onderdeel d, of artikel 31, tweede of derde lid,» vervangen door: artikel 31, tweede of derde lid,.
3. In het derde en vierde lid vervalt: artikel 7, eerste lid, onderdeel b of c,.
4. In het derde lid wordt «activiteit als bedoeld in het vijfde lid» vervangen door: activiteit of gedraging als bedoeld in het vijfde lid.
5. Het vijfde lid komt te luiden:
5. Op en na het tijdstip waarop fase 1, 2 of 3 van deze wet op betrokkene van toepassing wordt, wordt een activiteit of gedraging van betrokkene waarin door het bevoegd gezag in het kader van een bestaand recht als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b of c, artikel 12, eerste lid, onderdeel b of c, artikel 22, eerste lid, onderdeel b, c of d, of artikel 30, eerste lid onderdeel b, is toegestemd, niet getoetst aan de regels die voor die activiteit of gedraging ingevolge de WW, de ZW of de WAO gelden, of, indien die wetten op hem van toepassing zouden zijn geweest, zouden hebben gegolden. In afwijking van de eerste zin, wordt de gegeven toestemming vanaf het tijdstip waarop fase 1, 2 of 3 van deze wet op betrokkene van toepassing wordt, niet in aanmerking genomen, indien dit tot een zodanige afwijking van de systematiek van de WW, de ZW of de WAO zou leiden, dat dit een normale uitvoering van die wetten in de weg zou staan.
6. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Onder een activiteit of gedraging als bedoeld in het vijfde lid, die de normale uitvoering van de WW, de ZW of de WAO niet in de weg staat, wordt in ieder geval verstaan:
a. deelnemen aan een scholing of opleiding;
b. het verrichten van werkzaamheden als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de WW, met uitzondering van werkzaamheden als bedoeld in het tweede en derde lid van dat artikel;
c. niet voldoen aan de verplichting te solliciteren;
d. niet voldoen aan de verplichting als werkzoekende ingeschreven te zijn bij de Arbeidsvoorzieningsorganisatie.
In artikel 40 worden, onder vernummering van het derde tot zesde lid, drie leden ingevoegd, luidende:
3. In afwijking van het tweede lid, is het eerste lid van toepassing indien de betrokkene uit hoofde van twee of meer dienstbetrekkingen bij twee of meer overheidswerkgevers behorende tot de sector Onderwijs en Wetenschappen, bedoeld in artikel 1, onderdeel q, onder 3°, van de WPA, recht heeft op een uitkering op grond van de WAO.
4. Ten aanzien van de in het derde lid bedoelde uitkering vindt de uitbetaling gesplitst plaats door tussenkomst van de betrokken overheidswerkgevers naar rato van het feitelijk verdiende loon uit hoofde van de desbetreffende dienstbetrekking.
5. Indien de in het derde lid bedoelde overheidswerkgevers hun kosten declareren bij een ander orgaan, geschiedt de uitbetaling achtereenvolgens door tussenkomst van dat andere orgaan en de overheidswerkgever.
Artikel 41 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken» vervangen door «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» en wordt «de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997» vervangen door: de Osv 1997.
2. In het eerste lid en het tweede lid, onderdeel a, vervalt: of artikel 8, eerste lid,.
Artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt: dan wel de beroepsmilitair of de gewezen beroepsmilitair, bedoeld in artikel 8,.
2. Het derde lid vervalt, onder vernummering van het vierde lid tot derde lid.
3. In het nieuwe derde lid wordt «Het eerste tot en met derde lid» vervangen door: Het eerste en tweede lid.
In artikel 44, negende lid, wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken» vervangen door «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» en wordt na «met betrekking tot» ingevoegd: de.
In artikel 45, tweede lid, vervalt: artikel 8, eerste lid,.
Na artikel 45 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
De Wet financiering loopbaanonderbreking en de Werkloosheidswet, zoals deze luidden op de dag voor het tijdstip van aanvang van fase 2 van deze wet, blijven van toepassing op de financiële tegemoetkoming op grond van de eerstgenoemde wet, die is aangevangen voor het bedoelde tijdstip van aanvang van fase 2.
Artikel 48 komt te luiden:
De Ziektewet wordt met ingang van het tijdstip van aanvang van fase 2 van deze wet als volgt gewijzigd:
Artikel 61 komt te luiden:
In afwijking van artikel 60 komen de uitkeringen op grond van deze wet ten aanzien van overheidswerknemers en degenen die op grond van artikel 7, artikel 8 of artikel 8a werknemer zijn wegens het ontvangen van een uitkering uit hoofde van een dienstbetrekking als overheidswerknemer, ten laste van het Uitvoeringsfonds voor de overheid, bedoeld in artikel 104 van de Werkloosheidswet.
Artikel 64 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid, onderdeel c, wordt na «om» ingevoegd: , in of buiten Nederland,.
2. Onder het vervallen van «of» na het tweede lid, onderdeel c, en vervanging van de punt na onderdeel d van dat lid door «;of» wordt aan het tweede lid een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. die Nederlander is en buiten Nederland werkzaamheden verricht die worden bekostigd door het Rijk en die tevens in opdracht van het Rijk worden verricht in het kader van een wettelijke taakomschrijving of ter uitvoering van een internationaal verdrag dan wel een daarmee gelijk te stellen overeenkomst of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie.
3. In het vierde lid wordt «onderdeel b en c» vervangen door: onderdeel b, c en e.
Artikel 66 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid, onderdeel e, wordt vervangen door:
e. door de in artikel 64, tweede lid, onderdeel b, c en e bedoelde persoon: binnen vier weken na de dag van zijn vertrek naar het buitenland dan wel, indien de in artikel 64, tweede lid, onderdeel c, bedoelde werkzaamheden worden verricht in Nederland, binnen vier weken na de dag waarop die werkzaamheden een aanvang hebben genomen;.
2. Het vierde lid, onderdeel d, wordt vervangen door:
d. voor de in artikel 64, tweede lid, onderdeel b, c en e bedoelde persoon: op de dag van zijn vertrek naar het buitenland dan wel, indien de in artikel 64, tweede lid, onderdeel c, bedoelde werkzaamheden worden verricht in Nederland, op de dag waarop die werkzaamheden een aanvang hebben genomen;.
Artikel 49 komt te luiden:
Met ingang van het tijdstip van aanvang van fase 3 van deze wet vervallen de artikelen 8b, 90 en 91 van de Ziektewet.
Artikel 53 komt te luiden:
De Werkloosheidswet wordt met ingang van het tijdstip van aanvang van fase 2 van deze wet als volgt gewijzigd:
Aan artikel 1 worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel j door een puntkomma, drie onderdelen toegevoegd, luidende:
k. overheidswerkgever:
1°. het orgaan van een publiekrechtelijk lichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de WPA, dan wel een privaatrechtelijk lichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b tot en met e, van die wet, zoals die bepalingen luidden op de dag voorafgaande aan het tijdstip van aanvang van fase 2, bedoeld in artikel 53 van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen, dat de overheidswerknemer rechtstreeks ten laste van dat lichaam bezoldigt of beloont;
2°. een privaatrechtelijk lichaam als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel f, van de WPA of artikel 2, derde lid, van die wet, zoals die bepalingen luidden op de dag voorafgaande aan het tijdstip van aanvang van fase 2, bedoeld in artikel 53 van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen, dat zowel op die dag als op dat tijdstip op grond van een van die bepalingen is aangewezen als lichaam waarvan de werknemers deelnemen in de Stichting Pensioenfonds ABP, en dat de overheidswerknemer rechtstreeks ten laste van dat lichaam bezoldigt of beloont;
3°. Onze Minister van Defensie in relatie tot de in artikel 2, tweede lid, onderdeel f, van de WPA uitgezonderde personen, zoals die bepaling luidde op de dag voorafgaande aan het tijdstip van aanvang van fase 2, bedoeld in artikel 53 van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen;
l. overheidswerknemer:
1°. de overheidswerknemer in de zin van artikel 2 van de WPA zoals die bepaling luidde op de dag voorafgaande aan het tijdstip van aanvang van fase 2, bedoeld in artikel 53 van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen, jonger dan 65 jaar;
2°. de beroepsmilitair in de zin van de Algemene militaire pensioenwet, jonger dan 65 jaar;
3°. degene die door de Koning in dienst is genomen om bij de Koninklijke Hofhouding werkzaam te zijn en die uit dien hoofde onder de Pensioenregeling van de Stichting tot verzorging van de pensioenen van het personeel van de Koninklijke Hofhouding van het Huis van Oranje-Nassau valt, jonger dan 65 jaar;
m. Uitvoeringsfonds voor de overheid: het fonds, bedoeld in artikel 104.
In artikel 16, derde lid, wordt na «artikel 672 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek» telkens ingevoegd: , de artikelen 94 tot en met 97 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement of een overeenkomstige bepaling van een soortgelijke regeling.
Na artikel 22a wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. De intrekking of verlaging van een uitkering, die voortvloeit uit het door de werkgever ingesteld bezwaar of beroep, vindt niet eerder plaats dan de dag volgend op die waarop de beslissing op bezwaar is bekendgemaakt of de uitspraak is gedaan. De eerste zin is van overeenkomstige toepassing in geval van intrekking van het bezwaar of beroep omdat het Landelijk instituut sociale verzekeringen geheel of gedeeltelijk is tegemoet gekomen aan het bezwaar of beroep van de werkgever.
2. Het eerste lid geldt niet, indien de uitkering door eigen schuld of toedoen van de werknemer ten onrechte of tot een te hoog bedrag is vastgesteld.
Onder vernummering van artikel 35b in artikel 35c wordt een artikel ingevoegd, luidende:
1. Indien de werknemer meer dan één recht op uitkering heeft, wordt, indien tenminste één van die rechten ontstaan is uit hoofde van een dienstbetrekking als overheidswerknemer, voor de toepassing van de artikelen 34, 35 en 35a een volgorde in aanmerking genomen bij de vermindering van de uitkering.
2. Bij de toepassing van het eerste lid worden de inkomsten bij voorrang in mindering gebracht op de uitkering waarmee zij de meeste samenhang hebben.
3. Een samenhang als bedoeld in het tweede lid wordt vastgesteld aan de hand van:
a. de dienstbetrekkingen uit hoofde waarvan de werknemer recht op uitkering op grond van deze wet heeft en die waaruit of in verband waarmee de inkomsten worden ontvangen;
b. de bedrijfstak of bedrijfstakken waarin de werknemer werkzaam was en die waaruit of in verband waarmee de inkomsten worden ontvangen.
4. Indien geen samenhang kan worden vastgesteld, worden de inkomsten gelijkelijk in mindering gebracht op de verschillende uitkeringen. Indien bij de toepassing van de eerste zin een uitkering lager is dan het daarop in mindering te brengen bedrag, wordt hetgeen aldus niet in mindering kan worden gebracht in gelijke mate in mindering gebracht op de andere uitkeringen.
5. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen kan nadere regels stellen met betrekking tot het derde lid.
Artikel 53 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel c, wordt na «om» ingevoegd: , in of buiten Nederland,.
2. Onder het vervallen van «of» na het eerste lid, onderdeel c, en vervanging van de punt na onderdeel d van dat lid door «;of» wordt aan het eerste lid een onderdeel toegevoegd, luidende:
e. die Nederlander is en buiten Nederland werkzaamheden verricht die worden bekostigd door het Rijk en die tevens in opdracht van het Rijk worden verricht in het kader van een wettelijke taakomschrijving of ter uitvoering van een internationaal verdrag dan wel een daarmee gelijk te stellen overeenkomst of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie.
3. In het vierde lid wordt «onderdeel b en c» vervangen door: onderdeel b, c en e.
Artikel 54 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid, onderdeel b, wordt vervangen door:
b. door de in artikel 53, eerste lid, onderdeel b, c en e bedoelde persoon: binnen vier weken na de dag van zijn vertrek naar het buitenland dan wel, indien de in artikel 53, eerste lid, onderdeel c, bedoelde werkzaamheden worden verricht in Nederland, binnen vier weken na de dag waarop die werkzaamheden een aanvang hebben genomen; .
2. Het vierde lid, onderdeel b, wordt vervangen door:
b. voor de in artikel 53, eerste lid, onderdeel b, c en e bedoelde persoon: op de dag van zijn vertrek naar het buitenland dan wel, indien de in artikel 53, eerste lid, onderdeel c, bedoelde werkzaamheden worden verricht in Nederland, op de dag waarop die werkzaamheden een aanvang hebben genomen; .
Voor artikel 79 wordt ingevoegd:
§ 1. Het Algemeen Werkloosheidsfonds en de wachtgeldfondsen
1. Deze paragraaf is niet van toepassing op te betalen uitkeringen, te maken kosten, te heffen premie en te ontvangen bedragen met betrekking tot overheidswerknemers, voorzover verplicht verzekerd op grond van deze wet, overheidswerkgevers, voorzover zij werkgever zijn van overheidswerknemers, en degenen die uitkering op grond van de verplichte verzekering op grond van deze wet, de Ziektewet of de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering ontvangen, indien zij die uitkering uit hoofde van een dienstbetrekking als overheidswerknemer ontvangen.
2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt, indien de werknemer laatstelijk voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid meer dan één dienstbetrekking had waaronder tenminste één dienstbetrekking als overheidswerknemer, een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering geacht te zijn genoten uit hoofde van een dienstbetrekking als overheidswerknemer, indien hem in de laatste maand voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid uit zijn dienstbetrekking of dienstbetrekkingen als overheidswerknemer een groter bedrag aan loon is uitbetaald dan in zijn dienstbetrekking of dienstbetrekkingen anders dan als overheidswerknemer.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op de bedragen die het Landelijk instituut sociale verzekeringen ontvangt door de toepassing van de artikelen 6, derde lid, en 7 van de Wet financiering loopbaanonderbreking, de financiële tegemoetkomingen op grond van die wet en de daaraan verbonden uitvoeringskosten.
In artikel 89 vervallen het tweede en derde lid alsmede de aanduiding «1.» voor het eerste lid.
In artikel 92, onderdeel h, wordt aan het slot toegevoegd: , met uitzondering van hetgeen op grond van artikel 97e ten gunste komt van het Uitvoeringsfonds voor de overheid.
In artikel 93, onderdeel i, wordt na «de daaraan verbonden uitvoeringskosten» toegevoegd: , met uitzondering van hetgeen op grond van artikel 97f ten laste komt van het Uitvoeringsfonds voor de overheid.
Na artikel 97 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
§ 2. Het Uitvoeringsfonds voor de overheid
De middelen tot dekking van de uitgaven van het Uitvoeringsfonds voor de overheid, alsmede de middelen benodigd voor het vormen en in stand houden van een reserve in dat fonds, worden gevonden door het in rekening brengen van de uitgaven, bedoeld in artikel 97b, eerste lid, bij de overheidswerkgevers en door het heffen van premie.
1. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen verhaalt op de overheidswerkgever tot wie de dienstbetrekking bestond uit hoofde waarvan de overheidswerknemer de in onderdeel a bedoelde uitkering ontvangt:
a. de op grond van deze wet te betalen uitkering aan een persoon als bedoeld in artikel 78a, met uitzondering van de premie, bedoeld in artikel 97d, tweede lid;
b. de op grond van enige wet over de uitkering, bedoeld in onderdeel a, door het Landelijk instituut sociale verzekeringen verschuldigde premies die niet op deze uitkering in mindering kunnen worden gebracht, met uitzondering van de premie, bedoeld in artikel 97d, tweede lid;
c. de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 97f, onderdeel i;
d. de vergoeding, bedoeld in artikel 97h, die betrekking heeft op de persoon die de in onderdeel a bedoelde uitkering ontving.
2. Op het totaal van de bedragen die op de overheidswerkgever op grond van het eerste lid over enig tijdvak wordt verhaald, wordt in mindering gebracht hetgeen het Landelijk instituut sociale verzekeringen in dat tijdvak ontvangt door de toepassing van artikel 36 of de artikelen 6, derde lid, of 7 van de Wet financiering loopbaanonderbreking, onder aftrek van de daarop betrekking hebbende uitvoeringskosten, voorzover die toepassing betrekking heeft op uitkeringen, premies en tegemoetkomingen die eerder op grond van dat lid op de overheidswerkgever zijn verhaald.
3. Indien hetgeen op grond van het tweede lid in mindering wordt gebracht het totaal van de bedragen die op de overheidswerkgever over het betrokken tijdvak wordt verhaald overtreft, wordt dat meerdere door het Landelijk instituut sociale verzekeringen betaald aan de overheidswerkgever.
4. Indien de overheidswerkgever, bedoeld in het eerste lid, niet meer bestaat, wordt voor de toepassing van het eerste tot en met derde lid onder overheidswerkgever verstaan de rechtsopvolger van die overheidswerkgever. De eerste zin is niet van toepassing met betrekking tot de rechtsopvolger na faillissement.
5. Het besluit waarbij de in het eerste lid bedoelde uitkering, premies en tegemoetkomingen worden verhaald, vermeldt de termijn of de termijnen waarbinnen deze moeten worden betaald, alsmede de wijze waarop het besluit bij gebreke van tijdige betaling, overeenkomstig het zesde tot en met achtste lid zal worden ten uitvoer gelegd.
6. Het besluit waarbij de in het eerste lid bedoelde uitkering, premies en tegemoetkomingen worden verhaald, levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De titel heeft mede betrekking op de rente en kosten, bedoeld in het achtste lid.
7. Het besluit waarbij de in het eerste lid bedoelde uitkering, premies en tegemoetkomingen worden verhaald, wordt bij gebreke van tijdige betaling met toepassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering op kosten van de overheidswerkgever of diens rechtsopvolger betekend en ten uitvoer gelegd.
8. Bij gebreke van tijdige betaling wordt het te verhalen bedrag verhoogd met de wettelijke rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten.
9. De artikelen 13 en 16 van de Coördinatiewet Sociale Verzekering zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot dit artikel.
10. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen kan nadere regels stellen met betrekking tot het eerste tot en met derde lid en het vijfde lid.
1. De premie is verschuldigd door de overheidswerkgever. Deze betaalt de premie aan het Landelijk instituut sociale verzekeringen.
2. De overheidswerkgever mag de door hem verschuldigde premie niet verhalen op de overheidswerknemer. Elk beding waarbij van de eerste zin wordt afgeweken is nietig.
3. De premie wordt door het Landelijk instituut sociale verzekeringen geheven naar door hem voor alle overheidswerkgevers gelijk vastgesteld percentage van het loon dat, in het tijdvak waarover de betaling loopt, is genoten door de overheidswerknemer.
4. Op gelijke wijze als in het derde lid bepaald kan een vastgesteld percentage te allen tijde worden herzien.
5. Indien een herziening van het in het derde lid bedoelde percentage ingaat op een ander tijdstip dan 1 januari, stelt het Landelijk instituut sociale verzekeringen een voor alle overheidswerkgevers gemiddeld percentage vast dat zal gelden voor het gehele kalenderjaar.
1. De overheidswerkgever mag op het loon van de overheidswerknemer een bedrag inhouden overeenkomstig hetgeen op grond van de artikelen 81, derde lid, 84 en 86 verschuldigd zou zijn door de overheidswerknemer indien die artikelen op hem van toepassing zouden zijn.
2. Over een uitkering op grond van deze wet, de Ziektewet, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en over een toeslag op grond van de Toeslagenwet aan een persoon als bedoeld in artikel 78a wordt premie geheven overeenkomstig de artikelen 81, derde lid, 83, 84, 85, derde en vierde lid, en artikel 86, eerste, derde en vierde lid.
3. Ingeval het Landelijk instituut sociale verzekeringen een aan een overheidswerknemer toegekende uitkering als bedoeld in het tweede lid aan een overheidswerkgever betaalt met het oogmerk die uitkering door diens tussenkomst te doen uitbetalen:
a. wordt de bedoelde uitkering niet vermeerderd met de daarover door de werkgever verschuldigde premie op grond van het tweede lid en wordt die uitkering verminderd met het door de overheidswerknemer of gewezen overheidswerknemer verschuldigde deel van de premie op grond van dat lid;
b. treedt, in afwijking van artikel 11, vierde lid, artikel 10, derde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, en artikel 11, derde lid, van de Ziektewet, voorzover die artikelleden betrekking hebben op de premie bedoeld in het tweede lid, de overheidswerkgever niet in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen;
c. wordt voor de inhouding, bedoeld in het eerste lid, onder loon niet verstaan de uitkering, bedoeld in het tweede lid.
Ten gunste van het Uitvoeringsfonds voor de overheid komen:
a. de bedragen die het Landelijk instituut sociale verzekeringen ontvangt door de toepassing van artikel 97b;
b. de premies op grond van artikel 97c;
c. de premies op grond van artikel 97d, tweede lid;
d. de bedragen die het Landelijk instituut sociale verzekeringen ontvangt door de toepassing van de artikelen 27a en 36, voorzover deze bedragen betrekking hebben op uitkeringen, die ten laste van dat fonds zijn gebracht;
e. de bedragen die het Landelijk instituut sociale verzekeringen ontvangt door de uitoefening van zijn bevoegdheid op grond van artikel 66 indien de in dat artikel bedoelde werkgever een overheidswerkgever is;
f. de bedragen die het Landelijk instituut sociale verzekeringen ontvangt door de toepassing van artikel 45a van de Ziektewet, voorzover deze bedragen betrekking hebben op uitkeringen, die ten laste van dat fonds zijn gebracht;
g. het door de overheidswerkgever verschuldigde bedrag, bedoeld in artikel 52j en in artikel 46 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;
h. de bedragen die het Landelijk instituut sociale verzekeringen ontvangt door toepassing van artikel 38, vierde lid, van de Ziektewet en artikel 71a, tweede en derde lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering indien de in die artikelen bedoelde werkgever een overheidswerkgever is;
i. de bijdragen van de overheidswerkgever of overheidswerknemer in de kosten van het onderzoek, bedoeld in artikel 38, eerste lid, onderdeel g, van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997;
j. de bedragen die het Landelijk instituut sociale verzekeringen ontvangt door de toepassing van de artikelen 6, derde lid, en 7 van de Wet financiering loopbaanonderbreking, voorzover deze bedragen betrekking hebben op tegemoetkomingen, die ten laste van dat fonds zijn gebracht.
Ten laste van het Uitvoeringsfonds voor de overheid komen:
a. de op grond van deze wet te betalen uitkeringen aan de personen, bedoeld in artikel 78a;
b. de op grond van artikel 29, tweede lid, onderdeel a tot en met f, van de Ziektewet te betalen uitkeringen aan de personen, bedoeld in artikel 78a;
c. de uitvoeringskosten, voorzover deze betrekking hebben op de in de onderdelen a en b bedoelde uitkeringen;
d. de op grond van enige wet over de uitkeringen, bedoeld in onderdeel a en b, door het Landelijk instituut sociale verzekeringen verschuldigde premies die niet op deze uitkeringen in mindering kunnen worden gebracht;
e. de kosten van het onderzoek, bedoeld in artikel 38, eerste lid, onderdeel g, van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997, indien dat op verzoek van een overheidswerkgever of overheidswerknemer is ingesteld;
f. de uitvoeringskosten, voorzover betrekking hebbend op de uitvoering van de artikelen 38, vierde lid, en 39 van de Ziektewet ten aanzien van overheidswerkgevers en overheidswerknemers, die niet reeds op grond van onderdeel c ten laste van dat fonds worden gebracht, voorzover deze betrekking hebben op de uitvoering van artikel 629, derde lid, onderdeel c, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;
g. de subsidies, bedoeld in artikel 69, en de daaraan verbonden uitvoeringskosten;
h. het op grond van artikel 42 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten aan het Reïntegratiefonds af te dragen bedrag;
i. de financiële tegemoetkomingen op grond van artikel 11, tweede lid, van de Wet financiering loopbaanonderbreking en de daaraan verbonden uitvoeringskosten;
j. de op diens aanvraag aan de werkgever door het Landelijk instituut sociale verzekeringen te verlenen vergoeding van de schade, die de werkgever lijdt door toepassing van artikel 22b, eerste lid, en de daaraan verbonden uitvoeringskosten;
k. de uitvoeringskosten verbonden aan werkzaamheden gericht op het ontvangen van bedragen, premies en bijdragen als bedoeld in artikel 97e;
l. uitgaven die op grond van artikel 74, vijfde lid, van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 ten laste van het Uitvoeringsfonds voor de overheid worden gebracht.
1. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen stelt jaarlijks, ten laste van het Uitvoeringsfonds voor de overheid, een budget vast voor vergoedingen aan de gemeenten voor de voorzieningen op grond van de Wet inschakeling werkzoekenden, waarvoor die gemeenten personen als bedoeld in artikel 78a, woonachtig in die gemeenten, die recht op uitkering hebben op grond van hoofdstuk IIa of IIb in aanmerking hebben laten komen.
2. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen vermeldt in het plan van werkzaamheden, bedoeld in artikel 38, vierde lid, van de Organisatiewet sociale verzekeringen 1997, de inhoud van de overeenkomsten die dit instituut en de uitvoeringsinstellingen ter uitvoering van artikel 73, eerste lid, met gemeentebesturen hebben gesloten over het aanbod van voorzieningen op grond van de Wet inschakeling werkzoekenden.
1. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen vergoedt, ten laste van het Uitvoeringsfonds voor de overheid, aan het Rijk bijdragen die vanwege het Rijk worden verleend aan uit het buitenland afkomstige werknemers, die geen Nederlander zijn en die terugkeren naar hun land van herkomst of emigreren naar een ander land en tot het tijdstip van vertrek uitkering op grond van deze wet ontvangen.
2. De in het eerste lid bedoelde vergoedingen zijn ten hoogste gelijk aan de bedragen, die de in het eerste lid bedoelde werknemers op grond van deze wet zouden hebben kunnen ontvangen ten laste van het Uitvoeringsfonds voor de overheid, indien zij werkloos waren gebleven en niet naar hun land van herkomst of een ander land waren vertrokken.
3. Onze Minister stelt regels met betrekking tot de aan het Rijk te vergoeden bijdragen, bedoeld in het eerste lid.
Bij regeling van Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties kan een bedrag worden vastgesteld dat, in verband met de toepassing van de artikelen 85, derde en vijfde lid, 86, eerste lid, en 97d, tweede lid, op uitkeringen op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, volgens een bij die regeling te bepalen verdeling wordt afgedragen aan het Uitvoeringsfonds voor de overheid dan wel de wachtgeldfondsen en het Algemeen Werkloosheidsfonds.
Het Landelijk instituut sociale verzekeringen kan regels stellen omtrent de verrekening tussen het Uitvoeringsfonds voor de overheid enerzijds en de uitvoeringsinstellingen anderzijds van ontvangen premies en overige ontvangsten enerzijds en van verstrekte uitkeringen en gemaakte kosten anderzijds.
In artikel 102, eerste lid, wordt na «Organisatiewet sociale verzekeringen 1997» ingevoegd: , met uitzondering van de sectoren waartoe alleen overheidswerkgevers behoren,.
Artikel 104 komt te luiden:
Het landelijk instituut sociale verzekeringen beheert en administreert afzonderlijk de in artikel 97e bedoelde middelen tot dekking van de uitgaven en de uitgaven, bedoeld in de artikelen 97f, 97g en 97h in de vorm van een Uitvoeringsfonds voor de overheid dat deel uitmaakt van het Landelijk instituut sociale verzekeringen.
In artikel 112 wordt «artikel 95, derde lid,» vervangen door: artikel 95, derde lid, of artikel 97h, derde lid,.
Artikel 124 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Het door het Landelijk instituut sociale verzekeringen vastgestelde besluit met betrekking tot het premiepercentage, bedoeld in artikel 97c, derde lid, behoeft goedkeuring van Onze Minister. Indien Onze Minister goedkeuring onthoudt aan het door het Landelijk instituut sociale verzekeringen vastgestelde percentage stelt hij het percentage zelf vast.
Na artikel 129 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:
Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van de behandeling van bezwaarschriften tegen besluiten, waaraan een medische of arbeidskundige beoordeling ten grondslag ligt.
Het bezwaar of beroep van een werkgever tegen het verhaal, bedoeld in artikel 97b, eerste lid, kan niet zijn gegrond op de grief dat de uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag is vastgesteld.
Ten aanzien van besluiten waaraan een medische beoordeling ten grondslag ligt zijn de artikelen 88 tot en met 88i van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering van overeenkomstige toepassing.
In artikel 130, tweede en zevende lid, wordt na «het Algemeen Werkloosheidsfonds» telkens ingevoegd: en het Uitvoeringsfonds voor de overheid.
In artikel 130b, tweede lid, wordt «93 en 129» vervangen door: 93, 97b, 97f, 97i en 129.
In artikel 130c, tweede lid, wordt na «de wachtgeldfondsen» ingevoegd: en het Uitvoeringsfonds voor de overheid.
Artikel 56 komt te luiden:
Artikel 10 van de Invoeringswet stelselherziening sociale zekerheid en de daarop berustende bepalingen, zoals deze luiden op de dag voor het tijdstip van aanvang van fase 2 van deze wet, blijven tot het tijdstip van aanvang van fase 3 van deze wet van toepassing op de overheidswerknemer, bedoeld in dat artikel, wiens eerste dag van werkloosheid gelegen is voor het tijdstip van aanvang van fase 2 van deze wet.
Artikel 61 komt te luiden:
De Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 wordt met ingang van het tijdstip van aanvang van fase 2 van deze wet als volgt gewijzigd:
Aan artikel 1, onderdeel h, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van subonderdeel 13 door een puntkomma, een subonderdeel toegevoegd, luidende:
14. het Uitvoeringsfonds voor de overheid, genoemd in artikel 104 van de Werkloosheidswet.
In artikel 38, eerste lid, onderdeel c, wordt «de subonderdelen 9 tot en met 13» vervangen door: de subonderdelen 9 tot en met 14.
In artikel 54, eerste lid, wordt na «wachtgeldfonds» telkens ingevoegd: of het Uitvoeringsfonds voor de overheid.
In artikel 58, eerste lid, onderdeel b, wordt na «de wachtgeldfondsen» ingevoegd: en het Uitvoeringsfonds voor de overheid.
In artikel 74, vijfde lid, wordt na « een wachtgeldfonds» ingevoegd: of het Uitvoeringsfonds voor de overheid.
In artikel 80, derde lid, wordt na «het Toeslagenfonds» ingevoegd: , het Uitvoeringsfonds voor de overheid.
In de artikelen 64, onderdeel D, en 65, onderdeel B, onder 2, wordt de zinsnede «op grond van de Spoorwegpensioenwet of de Algemene burgerlijke pensioenwet» vervangen door: op grond van de Spoorwegpensioenwet, de Algemene militaire pensioenwet of de Algemene burgerlijke pensioenwet.
Na artikel 67 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Met ingang van het tijdstip van aanvang van fase 2 van deze wet wordt in artikel 42, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten «het Arbeidsongeschiktheidsfonds jonggehandicapten en het Algemeen Werkloosheidsfonds» vervangen door: het Arbeidsongeschiktheidsfonds jonggehandicapten, het Algemeen Werkloosheidsfonds en het Uitvoeringsfonds voor de overheid.
Met ingang van het tijdstip van aanvang van fase 2 van deze wet wordt de Wet financiering loopbaanonderbreking als volgt gewijzigd:
Aan artikel 1 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:
g. Uitvoeringsfonds voor de overheid: het fonds, bedoeld in artikel 104 van de Werkloosheidswet.
Artikel 11 komt te luiden:
Artikel 11. Algemeen Werkloosheidsfonds en Uitvoeringsfonds voor de overheid
1. De financiële tegemoetkoming komt ten laste van het Algemeen Werkloosheidsfonds.
2. In afwijking van het eerste lid komt de financiële tegemoetkoming met betrekking tot een verlofganger, die wordt vervangen door een persoon met recht op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet uit hoofde van een dienstbetrekking als overheidswerknemer, ten laste van het Uitvoeringsfonds voor de overheid.
In de artikelen 79 en 84 wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken» vervangen door «Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties» en wordt «statische» vervangen door: statistische.
Artikel 83 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er worden vier leden toegevoegd, luidende:
2. Met ingang van het tijdstip van aanvang van fase 3 van deze wet kan bij of krachtens algemene maatregel van bestuur, op voordracht van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tezamen met Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, worden bepaald dat tot een daarin te bepalen tijdstip:
a. niet als dienstbetrekking in de zin van de Werkloosheidswet of de Ziektewet wordt beschouwd de arbeidsverhouding van de overheidswerknemer, bedoeld in artikel 1, onderdeel l, van deze wet; of
b. artikel 8a van de Ziektewet niet van toepassing is op degene die uitsluitend uit hoofde van een of meer arbeidsverhoudingen als overheidswerknemer, dan wel uitsluitend uit hoofde van een of meer voormalige arbeidsverhoudingen als gewezen overheidswerknemer een uitkering ontvangt op grond van de verplichte verzekering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
3. Het in het tweede lid bedoelde tijdstip kan voor groepen van overheidswerknemers als bedoeld in onderdeel a van dat lid, alsmede voor groepen van overheidswerknemers en gewezen overheidswerknemers met recht op een uitkering op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering als bedoeld in onderdeel b van dat lid, verschillend worden vastgesteld.
4. Bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het derde lid, kunnen nadere en, zo nodig, tijdelijk van de Ziektewet of Werkloosheidswet afwijkende regels worden gesteld.
5. Met ingang van het tijdstip van aanvang van fase 3 van deze wet berust het Faseringsbesluit overheidswerknemers onder de Ziektewet en de Werkloosheidswet op het tweede tot en met vierde lid van dit artikel.
In artikel 85, eerste lid, wordt «ZW» telkens vervangen door «Ziektewet» en wordt «WAO» vervangen door: Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
Artikel 88 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken» vervangen door: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Indien door het Landelijk instituut sociale verzekeringen de administratie-overeenkomst die het met betrekking tot de uitvoering van de Werkloosheidswet of de Ziektewet voor overheidswerknemers met USZO heeft gesloten, wordt opgezegd in de periode vanaf het tijdstip van aanvang van fase 2 van deze wet tot een bij ministeriële regeling van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, in overeenstemming met Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, vast te stellen datum, kunnen de uit die opzegging voortvloeiende kosten, overeenkomstig de bij of krachtens artikel 70 van de Invoeringswet Organisatiewet sociale verzekeringen 1997 gestelde regels, als uitvoeringskosten ten laste van het Uitvoeringsfonds voor de overheid, genoemd in artikel 104 van de Werkloosheidswet, worden gebracht.
Artikel 90 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken» vervangen door: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
2. In het derde en vierde lid wordt «artikel 44, zesde lid» telkens vervangen door: artikel 44, negende lid.
3. In het zevende lid, wordt «De in het derde lid bedoelde vermindering» vervangen door: De in het eerste en derde lid bedoelde vermindering.
In de artikelen 14, vierde lid, 24, vijfde lid, 29, tweede lid, 39, 42, vijfde lid, 46, 91, derde lid, en 92, eerste lid, wordt «Onze Minister van Binnenlandse Zaken» vervangen door: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
ARTIKEL II. WIJZIGING WERKLOOSHEIDSWET
In artikel 102, derde lid, van de Werkloosheidswet vervalt «per betrokken sector» en wordt «het wachtgeldfonds van de betrokken sector» vervangen door: het Uitvoeringsfonds voor de overheid.
ARTIKEL III. WIJZIGING ALGEMENE MILITAIRE PENSIOENWET
De Algemene militaire pensioenwet wordt als volgt gewijzigd:
In artikel A 6, onderdeel c, wordt de zinsnede «bedoeld in de artikelen E 8 en E 9;» vervangen door: bedoeld in de artikelen E 8, E 9 en E 9 a;.
Aan artikel K 3 wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Indien de gepensioneerde militair, bedoeld in het eerste lid, in het genot was van een arbeidsongeschiktheidsuitkering als bedoeld in artikel E 2a, derde lid, wordt de overlijdensuitkering, waarop op grond van artikel 53 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering aanspraak bestaat, aangevuld tot het niveau genoemd in het eerste lid. Voor de vaststelling van de hoogte van het in het eerste lid genoemde pensioen wordt de arbeidsongeschiktheidsuitkering geacht deel uit te maken van dat pensioen.
Aan het derde lid van artikel F 7 worden twee zinnen toegevoegd, luidende:
Indien de beroepsmilitair, ondanks ongeschiktheid uit hoofde van ziekten of gebreken als bedoeld in artikel E 11, als zodanig in militaire dienst is gehandhaafd, wordt onder berekeningsgrondslag verstaan het bedrag van de pensioengrondslag, dat voor hem zou hebben gegolden, indien hij met ingang van de eerste dag van het kalenderjaar, volgende op die waarin vorenbedoelde feiten of omstandigheden zich hebben voorgedaan, zou zijn ontslagen. Indien de beroepsmilitair, bedoeld in de vorige zin, binnen een jaar na zijn handhaving, in verband met invaliditeit met dienstverband als bedoeld in artikel E 11 uit dezelfde oorzaak, niet langer in militaire dienst kan worden gehandhaafd en deswege wordt ontslagen, blijft die zin buiten toepassing.
Artikel X 5 komt te luiden:
1. In aanvulling op de bij of krachtens de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten, de Wet voorzieningen gehandicapten en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten gestelde regels, kan Onze Minister ten behoeve van de beroepsmilitair, de dienstplichtige, de reservist en de gepensioneerde militair, die lijdt aan een ziekte of gebrek waarvoor verband is aangenomen met de uitoefening van de militaire dienst in de zin van artikel E 11, nadere en zo nodig afwijkende regels stellen op grond waarvan genoemde militairen dan wel gewezen militairen in aanmerking kunnen worden gebracht voor, naar het oordeel van Onze Minister, noodzakelijke voorzieningen tot behoud of herstel van de arbeidsgeschiktheid of die de arbeidsgeschiktheid bevorderen, voorzieningen ter verbete- ring van de levensomstandigheden en geneeskundige verstrekkingen. De door Onze Minister op grond van dit lid gestelde regels mogen niet afwijken ten nadele van belanghebbenden.
2. De in het vorige lid genoemde voorzieningen en verstrekkingen zijn niet vatbaar voor beslag.
Artikel X 6 vervalt.
ARTIKEL IV. INTREKKING VAN HET BESLUIT VAN 7 SEPTEMBER 1998 (STB. 558)
Het Besluit van 7 september 1998, houdende het buiten toepassing laten van artikel 40, tweede lid, van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen voor werkgeversbetalingen in de sector Onderwijs en Wetenschappen, wordt ingetrokken.
Deze wet wordt aangehaald als: Aanpassingswet OOW.
1. Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
2. Deze wet werkt wat artikel III, onderdelen B en C, betreft terug tot en met 1 januari 1998.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
De Staatssecretaris van Defensie,
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27093-1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.