nr. 47
BRIEF MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 november 2005
Hierbij doe ik u de reactie van de Europese Commissie op de ontwerpbesluiten
van OPTA met betrekking tot de eindgebruikerskabelmarkt toekomen1. De Europese Commissie heeft ernstige twijfels over de verenigbaarheid
van het ontwerpbesluit met het Europese recht. De Europese Commissie overweegt
dan ook op basis van artikel 7, vierde lid, van de Kaderrichtlijn, van OPTA
te verlangen dat zij het ontwerpbesluit intrekt. Gebeurt dit dan zullen er
in de eindgebruikerskabelmarkt met betrekking tot het transport van programma’s
geen sectorspecifieke regels gelden2.
Alvorens op deze bezwaren in te gaan en een eerste reactie hierop te geven
schets ik u eerst de procedure voor de verdere gang van zaken.
Formele verloop procedure
Voor een goed begrip van de ontstane situatie merk ik op dat het standpunt
van de Europese Commissie als primaire gevolg heeft dat OPTA de komende twee
maanden haar ontwerpbesluit niet mag vaststellen. Dit geeft enige tijd voor
nader contact tussen de OPTA en de Europese Commissie. De twee maandentermijn
is overigens voor de Europese Commissie een maximum termijn. Formeel gezien
is het niet uitgesloten dat de Commissie binnen een kortere termijn tot een
eindoordeel komt.
Handhaaft de Commissie haar bezwaren dan kan zij binnen de twee maandentermijn
besluiten een veto uit te spreken. Alvorens daar toe over te gaan is de Commissie
op grond van artikel 7, vierde lid, van de Kaderrichtlijn gehouden het Comité
voor de communicatie (COCOM) om advies te vragen. In de COCOM zijn alle lidstaten,
en dus ook Nederland, vertegenwoordigd. De COCOM heeft een adviserende rol.
De adviezen zijn overigens niet bindend.
Bezwaren Commissie en eerste reactie
In de kern komen de bezwaren van de Europese Commissie er op neer dat zij de problemen op de eindgebruikerskabelmarkt niet van zodanige aard
vindt dat ex ante regulering nodig is. Er zijn, zo valt uit de reactie van
de Europese Commissie op te maken, op de kabelmarkt zoveel positieve ontwikkelingen
waarneembaar dat volstaan kan worden met de toepassing van het algemene mededingingsrecht.
De Europese Commissie komt tot deze conclusie op grond van bepaalde verwachtingen
omtrent ontwikkelingen in de markt die zij vervolgens heeft beoordeeld aan
de hand van drie in het kader van de Aanbeveling relevante markten ontwikkelde
criteria.
Ik betreur deze reactie van de Europese Commissie. Het betekent in ieder
geval vertraging bij het door OPTA aan de betreffende kabelbedrijven daadwerkelijk
opleggen van de door u en mij ondersteunde verplichtingen. Ik meen daarbij
dat zowel bij de economische analyse van de Europese Commissie, als bij de
juridische toepasselijkheid van de criteria kritische kanttekeningen zijn
te plaatsen. Zo lijkt het beeld dat de Europese Commissie heeft van de snelheid
waarmee alternatieven voor kabeltelevisie (zoals Digitenne en ADSL2) zich
in de nabije toekomst kunnen gaan ontwikkelen, minder realistisch.
Op dit moment vindt nader overleg plaats met OPTA en NMa over een reactie
aan de Commissie. Ik zal, met behoud van ieders eigen verantwoordelijkheid,
samen met OPTA en NMa, ervoor zorgen dat de Europese Commissie een juist beeld
heeft van de Nederlandse kabelmarkt en dat de besluitvorming plaatsvindt binnen
de grenzen zoals die in de richtlijnen zijn vastgelegd. Hiertoe zal in eerste
instantie OPTA de inhoudelijke discussie met de Europese Commissie voeren.
Ik zal de eerder genoemde kanttekeningen ten aanzien van het standpunt van
de Europese Commissie zo spoedig mogelijk in een brief aan de Europese Commissie
verder uitwerken. Ik zal niet aarzelen zonodig direct in overleg te treden
met de verantwoordelijke Commissarissen. Met deze acties en de door OPTA aan
te leveren aanvullende informatie hoop ik dat de twijfels van de Europese
Commissie over de noodzaak van de door OPTA op te leggen verplichtingen kunnen
worden weggenomen.
Ik zal u vanzelfsprekend op de hoogte te houden van de verdere ontwikkelingen
in dit proces.
De Minister van Economische Zaken,
L. J. Brinkhorst