27 083
Inburgering

nr. 15
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR GROTE STEDEN- EN INTEGRATIEBELEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 8 december 2000

Tijdens het integratiedebat op 20 april jongstleden heeft U de regering verzocht (motie van het lid De Graaf c.s.; TK, 1999–2000, 27 083, nr. 8) vanaf de begroting 2001 een zogenaamde extra-comptabele staat van de voor het integratiebeleid relevante uitgaven op te stellen. In de overwegingen bij deze motie geeft U bovendien aan van oordeel te zijn dat de coördinerend minister een budgettaire medeverantwoordelijkheid dient te hebben voor de uitgaven, die voor integratie bestemd zijn. Ik heb toen toegezegd dat het kabinet zich hierover zou beraden en u daarover zo spoedig mogelijk zou berichten. Met deze brief geef ik invulling aan die toezegging.

In de afgelopen maanden is gewerkt aan het opstellen van een extra comptabel overzicht voor de uitgaven die relevant zijn voor het integratiebeleid etnische minderheden. Het resultaat hiervan is opgenomen in de Rapportage Integratiebeleid Etnische Minderheden (RIEM) 2000, die op de derde dinsdag in september tegelijk met de begroting van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan U is aangeboden en op 29 november jl. in de Kamer is behandeld.

In het overzicht zijn opgenomen de specifieke maatregelen op het gebied van het integratiebeleid etnische minderheden. Daarnaast zijn die algemene maatregelen opgenomen waarbij expliciete beleidsdoelstellingen op het terrein van het integratiebeleid etnische minderheden zijn geformuleerd in de begroting, in beleidsnota's of in de integratiemonitor.

Ook wordt, vooruitlopend op de VBTB (van beleidsvoorbereiding tot beleidsverantwoording)-systematiek, waar mogelijk inzicht gegeven in de relatie tussen doelen, middelen en effecten. Het extra comptabel overzicht, zoals opgenomen in de RIEM 2000, vormt daarmee tevens een eerste proeve voor de overzichtsconstructie integratiebeleid etnische minderheden in de VBTB-begroting van 2002.

Op basis van de opgedane ervaringen zal het extra comptabel overzicht cq. de overzichtsconstructie integratiebeleid etnische minderheden, in de komende jaren verder worden fijngeslepen en actueel worden gehouden. Hiervoor zal het overzicht worden geagendeerd in de (ambtelijke) Interdepartementale Coördinatiecommissie Integratiebeleid etnische Minderheden (ICIM) en zonodig in de Raad voor Sociaal en Cultureel Beleid (RSCB). Deze structuur biedt waarborgen dat er een zo actueel en volledig mogelijk rijksbreed inzicht is in de voor het integratiebeleid etnische minderheden relevante beleidsontwikkelingen en dat deze beleidsontwikkelingen rijksbreed gecoördineerd kunnen worden. Met het extra-comptabel overzicht in de RIEM 2000 is uitvoering gegeven aan het verzoek in de motie de Graaf c.s. om vanaf de begroting 2001 een extra comptabele staat van de voor het integratiebeleid relevante uitgaven op te stellen.

Het integratiebeleid etnische minderheden kenmerkt zich door een sterke beleidsinhoudelijke gerichtheid. Daarmee is het integratiebeleid etnische minderheden van een andere aard dan het grotestedenbeleid, dat een meer territoriale insteek heeft. Dat heeft ook gevolgen voor de bepaling van de instrumenten die kunnen worden ingezet om de coördinerende rol gestalte te geven. De beleidsinhoudelijke gerichtheid van het integratiebeleid etnische minderheden leidt er toe dat de te kiezen instrumenten vroegtijdige betrokkenheid en coördinatie in het beleidsvormingsproces moeten waarborgen. Het instrument van de medeparaaf waarborgt wel betrokkenheid, maar niet noodzakelijkerwijs vroegtijdige betrokkenheid, hetgeen voor dit beleidsterrein essentieel is. Daarbij komt dat doelstellingen en maatregelen op het gebied van het integratiebeleid vaak opgenomen zijn in algemene beleidsmaatregelen, waarvoor een medeparaafconstructie niet in de rede ligt.

Met de reeds bestaande instrumenten (ICIM en RSCB) is in beginsel de basis aanwezig voor vroegtijdige inhoudelijke betrokkenheid van de minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid, omdat die instrumenten vroegtijdige informatie-uitwisseling en rijksbrede afstemming bevorderen. Om een optimale werking van dit instrumentarium te bereiken, zal binnen het ministerie van BZK het coördinatiepunt zowel in inhoudelijk als in financieel opzicht, sterker worden aangezet.

Nieuw is dat de coördinerende rol en de vroegtijdige betrokkenheid van de minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid belangrijk wordt versterkt doordat met ingang van de begrotingscyclus 2002, die van start gaat in januari 2001, in de rijksbegrotingsvoorschriften (RBV) bepalingen worden opgenomen over aanlevering van gegevens voor de overzichtsconstructie integratiebeleid etnische minderheden aan de minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid. Dit om de vroegtijdige betrokkenheid van de coördinerend minister bij de financiële vertaling van beleidsvoornemens te waarborgen.

Daarbij gaat het niet alleen om vroegtijdige betrokkenheid van de coördinerend minister bij de financiële vertaling van beleidsvoornemens, maar juist ook om betrokkenheid bij de beleidsvoornemens zelf.

Derhalve kiest het kabinet ervoor invulling te geven aan de motie de Graaf c.s. door actiever gebruik te maken van het reeds bestaande instrumentarium (ICIM en RSCB), aangevuld met de bepalingen over de overzichtsconstructie integratiebeleid etnische minderheden in de nieuwe Rijksbegrotingsvoorschriften (RBV) en versterking van het coördinatiepunt binnen BZK.

Ik stel voor om in het voorjaar van 2002 te bezien of het gekozen instrumentarium voldoende is gebleken.

De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid,

R. H. L. M. van Boxtel

Naar boven