nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
I
In artikel I, onderdeel C (artikel 637) wordt «in dat jaar»
telkens vervangen door: voor dat jaar.
II
Artikel IIA komt te luiden:
ARTIKEL IIA
Indien de werknemer met ingang van hetzelfde tijdstip tot meer dan één
kind in familierechtelijke betrekking komt te staan of met het oog op adoptie
met ingang van hetzelfde tijdstip de verzorging en opvoeding van meer dan
één kind op zich heeft genomen, en een of meer van deze kinderen
de leeftijd van 8 jaren hebben bereikt dan wel zullen bereiken op een tijdstip
gelegen tussen 1 januari 2000 en de datum waarop twaalf maanden na de inwerkingtreding
van deze wet zijn verstreken, bestaat in afwijking van artikel 644 lid 3 van
titel 7.10 van het Burgerlijk Wetboek, gedurende twaalf maanden na de inwerkingtreding
van deze wet recht op verlof ten aanzien van die kinderen.
Toelichting
Onderdeel I
De bovenwettelijke vakantiedagen in een bepaald jaar behoeven niet in
dat jaar te zijn overeengekomen. Om mogelijke onduidelijkheden op dit punt
te voorkomen wordt in artikel 637 «in dat jaar» telkens gewijzigd
in: voor dat jaar. Verwezen wordt voorts naar paragraaf 2.1 van de nota
naar aanleiding van het verslag.
Onderdeel II
De onderhavige overgangsregeling strekt er toe ouders van kinderen die
de leeftijd van 8 jaar bereiken tussen 1 januari 2000 en de datum van inwerkingtreding
van de wet na dat tijdstip een redelijke termijn te gunnen, i.c. 6 maanden,
om alsnog extra ouderschapsverlof op te nemen.
Bij nader inzien wordt een ruimere termijn dan aanvankelijk voorgesteld
wenselijk geacht, te weten: 12 maanden na inwerkingtreding van de wet. Voor
een nadere toelichting wordt verwezen naar paragraaf 3 van de nota naar aanleiding
van het verslag. Voorts zou het inconsistent zijn deze regeling niet toe te
passen waar het gaat om kinderen die eerst binnen de bedoelde termijn van
12 maanden acht jaar worden. Onderkend wordt dat ouders van laatstbedoelde
categorie kinderen onvoldoende op de regeling van ouderschapsverlof in geval
van meerlingen hebben kunnen inspelen. Door de onderhavige wijziging hebben
ook zij nog een voldoende periode om verlof te kunnen opnemen.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
A. E. Verstand-Bogaert
De Minister van Justitie,
A. H. Korthals
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K. G. de Vries