27 079
Wijziging van enige bepalingen van het voorstel van wet tot wijziging van titel 7.10 (arbeidsovereenkomst) van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot vakantie en ouderschapsverlof

nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 31 mei 2000

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

I

In artikel I, onderdeel C (artikel 637) wordt «in dat jaar» telkens vervangen door: voor dat jaar.

II

Artikel IIA komt te luiden:

ARTIKEL IIA

Indien de werknemer met ingang van hetzelfde tijdstip tot meer dan één kind in familierechtelijke betrekking komt te staan of met het oog op adoptie met ingang van hetzelfde tijdstip de verzorging en opvoeding van meer dan één kind op zich heeft genomen, en een of meer van deze kinderen de leeftijd van 8 jaren hebben bereikt dan wel zullen bereiken op een tijdstip gelegen tussen 1 januari 2000 en de datum waarop twaalf maanden na de inwerkingtreding van deze wet zijn verstreken, bestaat in afwijking van artikel 644 lid 3 van titel 7.10 van het Burgerlijk Wetboek, gedurende twaalf maanden na de inwerkingtreding van deze wet recht op verlof ten aanzien van die kinderen.

Toelichting

Onderdeel I

De bovenwettelijke vakantiedagen in een bepaald jaar behoeven niet in dat jaar te zijn overeengekomen. Om mogelijke onduidelijkheden op dit punt te voorkomen wordt in artikel 637 «in dat jaar» telkens gewijzigd in: voor dat jaar. Verwezen wordt voorts naar paragraaf 2.1 van de nota naar aanleiding van het verslag.

Onderdeel II

De onderhavige overgangsregeling strekt er toe ouders van kinderen die de leeftijd van 8 jaar bereiken tussen 1 januari 2000 en de datum van inwerkingtreding van de wet na dat tijdstip een redelijke termijn te gunnen, i.c. 6 maanden, om alsnog extra ouderschapsverlof op te nemen.

Bij nader inzien wordt een ruimere termijn dan aanvankelijk voorgesteld wenselijk geacht, te weten: 12 maanden na inwerkingtreding van de wet. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar paragraaf 3 van de nota naar aanleiding van het verslag. Voorts zou het inconsistent zijn deze regeling niet toe te passen waar het gaat om kinderen die eerst binnen de bedoelde termijn van 12 maanden acht jaar worden. Onderkend wordt dat ouders van laatstbedoelde categorie kinderen onvoldoende op de regeling van ouderschapsverlof in geval van meerlingen hebben kunnen inspelen. Door de onderhavige wijziging hebben ook zij nog een voldoende periode om verlof te kunnen opnemen.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. E. Verstand-Bogaert

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries

Naar boven