27 054
Protocol bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand, inzake zware metalen; Aarhus, 24 juni 1998 en Protocol bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand, inzake persistente organische stoffen; Aarhus, 24 juni 1998

nr. 195a
A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 6 december 1999 en het nader rapport d.d. 8 maart 2000, aangeboden aan de Koningin door de minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 9 september 1999, no.99.004162, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Buitenlandse Zaken, mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het Protocol bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over de lange afstand, inzake zware metalen; Aarhus, 24 juni 1998 (Trb.1998, 287) en het Protocol bij het Verdrag van 1979 betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand, inzake persistente organische stoffen; Aarhus, 24 juni 1998 (Trb.1998, 288), met toelichtende nota.

Het Protocol inzake zware metalen bevat technische bestrijdingsmaatregelen en productmaatregelen gericht op het reduceren van emissies naar de atmosfeer. Het Protocol inzake persistente organische stoffen regelt de eliminatie van de productie en het gebruik van tal van stoffen alsmede gebruiksbeperkingen van enkele andere stoffen.

De Protocollen geven de Raad van State aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 9 september 1999, nr. 99.004162, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake de bovenvermelde protocollen rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 6 december 1999, nr. W08.99.0473/V, bied ik U hierbij aan.

1. De toelichtende nota's spreken uit dat de onderwerpen van de Protocollen reeds (uitvoerig) zijn geregeld in EG-verband. Ook is gebleken dat de Europese Commissie medeondertekenaar is van de Protocollen. Dit doet bij de Raad de vraag rijzen of er voor Nederland nog wel sprake is van een verdragsluitende bevoegdheid. In de toelichtende nota's dient aan dit punt nader aandacht te worden besteed.

1. De toelichtende nota is op dit punt conform het advies van de Raad van State met een passage uitgebreid.

2. Voorts vraagt de Raad zich af of de in artikel 3 van het Protocol inzake persistente organische stoffen neergelegde verplichting tot vernietiging van de desbetreffende stoffen in eigen land niet leidt tot een verboden handelsbelemmering in het geval van een voornemen tot export ten behoeve van nuttige toepassing (de Verordening (EEG) nr.259/93 van de Raad van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap als geïnterpreteerd door het Hof van Justitie in het arrest van 25 juni 1998 in de zaak C-203/96 (Dusseldorp)). Naar het oordeel van de Raad dient aan de vraag of deze communautaire regeling kan worden nagekomen, in de toelichtende nota alsnog aandacht te worden besteed.

2. In zijn advies verwijst de Raad naar een verplichting, opgenomen in artikel 3 van het Protocol inzake persistente organische stoffen, om bepaalde persistente organische stoffen in eigen land te «vernietigen». Deze bepaling bevat echter geen verplichting om persistente organische stoffen «domestically» te «vernietigen», maar wel om bepaalde persistente organische stoffen «domestically» te «verwijderen» (eerste lid, onder b, onderdeel (ii)). De verplichting, opgenomen in onderdeel (ii), voor de lidstaten van de Europese Unie is verenigbaar met hun verplichtingen onder de Verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap, op grond van het volgende.

In de eerste plaats kan over onderdeel (ii) worden opgemerkt dat het aanvangt met de zinsnede «to endeavour» en dit onderdeel derhalve moet worden aangemerkt als een inspanningsverplichting en niet uitsluit dat grensoverschrijdend vervoer van persistente organische stoffen plaatsvindt. Dit blijkt ook uit onderdeel (iii) dat regels bevat over het grensoverschrijdend vervoer van deze stoffen. Het protocol heeft dan ook niet tot doel het grensoverschrijdend vervoer van persistente organische stoffen te verbieden, maar benadrukt wel het beginsel om deze stoffen zo dicht mogelijk bij de bron en op een milieuverantwoorde wijze te verwijderen.

Voorts kan er ook nog op worden gewezen dat het begrip «domestically» is gekoppeld aan het begrip «partij». De Europese Gemeenschap heeft het protocol mede ondertekend en beraadt zich over de ratificatie daarvan. Indien de Europese Gemeenschap partij wordt bij het protocol, moet het begrip «domestically» in relatie tot de Europese Gemeenschap zo worden uitgelegd dat het betrekking heeft op het grondgebied van de Europese Unie. Voorzover de Europese Gemeenschap bevoegd is, kan er ook om deze reden geen conflict ontstaan tussen het protocol en communautaire regelgeving.

De toelichting bij genoemd artikel is op dit punt verduidelijkt.

De Raad van State geeft U in overweging goed te vinden dat bedoelde Protocollen worden overgelegd aan de beide Kamers der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U mede namens de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer verzoeken mij te machtigen gevolg te geven aan mijn voornemen het verdrag vergezeld van de gewijzigde toelichtende nota ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen aan de Eerste en aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

J. J. van Aartsen

Naar boven