27 052
Besluit huisvesting vleeskuikenouderdieren

nr. 193
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUURBEHEER EN VISSERIJ

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 maart 2000

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 21 maart 2000.

De wens dat de inwerkingtreding van de maatregl bij de wet wordt geregeld kan door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 20 april 2000.

Hierbij doe ik u, overeenkomstig artikel 110, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren een algemene maatregel van bestuur toekomen houdende regelen ter zake van het huisvesten van vleeskuikenouderdieren (Besluit huisvesting vleeskuikenouderdieren).1 Het besluit stelt regels omtrent de voor vleeskuikenouderdieren beschikbare vloeroppervlakte, strooiseloppervlakte, zitstokken en voerderbak. Voorts bevat het besluit een verbod op het houden van vleeskuikenouderdieren op draadroostervloeren. Het geheel van deze eisen houdt een feitelijk verbod op het houden van de dieren in legbatterijen in.

De huisvestingssituatie van vleeskuikenouderdieren is relatief goed. In deze sector worden de meeste dieren thans niet in kooien gehouden en beschikken de dieren over strooisel. De laatste jaren is in de vleeskuikenouderdierensector echter een tendens waar te nemen naar een minder welzijnsvriendelijke huisvestingssituatie. Met het onderhavige besluit beoog ik te voorkomen dat deze tendens zich doorzet. De eisen in het besluit sluiten daarom aan bij hetgeen in verreweg de meeste bedrijven in deze sector praktijk is of dat tot voor enkele jaren nog was.

Dit is te meer het geval nu in bijvoorbeeld de legkippensector juist een ontwikkeling in de richting van meer welzijnsvriendelijke huisvesting is waar te nemen, een ontwikkeling die ik van harte toejuich. In de Europese Unie wordt de legbatterij afgeschaft. De betreffende Europese richtlijn staat nog wel kooihuisvesting toe maar alleen in een zogenaamde verrijkte kooi. In een kooi gehouden legkippen dienen te beschikken over meer bewegingsruimte dan in de legbatterij, zitstokken en strooisel. In Nederland heeft het bedrijfsleven, in het kader van de Stuurgroep Heroriëntatie Pluimveehouderij, de bereidheid uitgesproken te streven naar huisvesting van tenminste de helft van alle legkippen in een systeem waarin de dieren beschikken over meer ruimte en strooisel dan in de verrijkte kooi, om het welzijn van de legkippen verder te verbeteren.

De tendens die de laatste jaren in de vleeskuikenouderdierensector valt waar te nemen, gaat juist in een tegenovergestelde richting. Hoewel de meeste dieren in deze sector niet in een kooi zijn gehuisvest, is een dertigtal van de in totaal ongeveer 600 bedrijven reeds overgaan op een kooisysteem dat minder aan de behoeften van de dieren aan scharrelen en stofbaden tegemoet komt dan de kooi die voor legkippen nog acceptabel wordt geacht. In deze zogenaamde groepskooi hebben de dieren geen beschikking over strooisel. Gelet op de verslechtering van het welzijn van vleeskuikenouderdieren die het gevolg zou zijn van een grootschalige omschakeling van deze sector op de huisvesting in groepskooien staat het onderhavige besluit een verdere introductie van kooihuisvesting in deze vorm in de weg. Hieraan ligt de overweging ten grondslag dat economische motieven of milieu-eisen niet mogen leiden tot een verdere verslechtering van het welzijn van de dieren.

Met het onderhavige besluit kan de ontwikkeling naar een minder welzijnsvriendelijke huisvesting van vleeskuikenouderdieren tijdig worden gekeerd zodat een situatie als bij de legkippen, waar het merendeel van de dieren in legbatterijen wordt gehouden, wordt voorkomen. Is zo'n situatie eenmaal ontstaan dan kan daaraan slechts tegen hoge kosten voor de sector en de maatschappij een einde worden gemaakt.

De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

L. J. Brinkhorst


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven