27 051
Wijziging van de regeling van de productenaansprakelijkheid in het Burgerlijk wetboek in verband met uitbreiding tot landbouwproducten

nr. 6
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 16 juni 2000

De leden van de PvdA-fractie verzoeken de regering zich in de thans lopende discussie binnen Europa over de etikettering van rundvlees(producten) hard te maken voor een regeling die het de consument mogelijk maakt de herkomst van dergelijke producten te achterhalen.

Momenteel wordt in Brussel de verordening inzake de etikettering van rundvlees behandeld. Volgens de concept verordening zal deze op 1 september 2000 in werking treden en per die datum verplichten op elk stuk rundvlees het erkenningsnummer van de groep dieren, het slachthuis en de uitbeningsinrichting te vermelden. Met ingang van 1 januari 2002 zal tevens de lidstaat waar het dier is geboren, gemest en geslacht moeten worden vermeld. Met de uitvoering van deze verordening wordt het mogelijk aan het etiket af te lezen uit welk(e) land(en) het vlees afkomstig is. Voor gehakt zal een iets lichter regime gelden. De Nederlandse regering heeft dit voorstel steeds gesteund. Daarnaast heeft de Nederlandse regering ingestemd met een zo spoedig mogelijke invoering van de tweede fase. Deze was in het oorspronkelijke voorstel gepland op 1 januari 2003, maar met instemming van Nederland is dit een jaar vervroegd.

De vraag van de leden van de VVD-fractie of met de onderhavige wetswijziging de gehele voedselketen onder het (producten)aansprakelijkheidsrecht zal vallen kan bevestigend worden beantwoord. Na de inwerkingtreding van de onderhavige wijziging vallen alle voedselproducten die op de markt worden gebracht, ongeacht of zij eerst een bewerking of verwerking hebben ondergaan, onder het regime van de productenaansprakelijkheid. Daarbij moet worden aangetekend, dat ook thans voor schade door onbewerkte landbouwproducten aansprakelijkheid kan bestaan op grond van de (algemene) norm van art. 162 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (onrechtmatige daad). De consument is momenteel dan ook beslist niet onbeschermd.

Met het oog op deze laatste constatering is het dan ook niet opportuun om naar aanleiding van het onderhavige wetsvoorstel, zoals de leden van de VVD-fractie voorstellen, een uitgebreide voorlichtingscampagne te beginnen. Van groter belang is de uitkomst van de hierboven bedoelde discussie binnen Europa over de etikettering van rundvlees(producten). Een goede regeling op dit gebied kan de bewijspositie van de consument in een verhaalsprocedure aanzienlijk verbeteren en daarmee de mogelijkheden van een succesvolle schadeclaim. Het ligt daarom meer in de rede om in het verlengde van de totstandkoming van Europese regelgeving op dit punt een voorlichtingscampagne te starten. Een en ander neemt uiteraard niet weg dat ook ter gelegenheid van de inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel voor de nodige publiciteit zal worden gezorgd.

De leden van de VVD-fractie vragen voorts om een uitgebreidere inschatting van de mogelijke premieverhogingen en wijzigingen van verzekeringspolissen naar aanleiding van het wetsvoorstel.

Zoals zojuist al werd aangegeven, bestaat onder het huidige recht reeds een aansprakelijkheidsrisico en zal het overgrote deel van de landbouwbedrijven dit risico ook thans hebben verzekerd. Volgens gegevens van de belangrijkste verzekeraar op dit gebied gaat het bij de huidige polissen om een dekking van maximaal 1 miljoen gulden per gebeurtenis, met een maximum van 2 miljoen gulden per jaar. De (voorlopige) inschatting van de betreffende verzekeraar is dat de polisvoorwaarden niet hoeven worden aangepast. Met betrekking tot de premieconsequenties moet nog een onderbouwde schatting worden gemaakt. De verwachting is echter dat deze niet groot zullen zijn, vooral omdat de kans dat schadelijke producten in het verkeer worden gebracht door de (bona fide) bedrijven die zich verzekeren, vanwege de uitgebreide controle door middel van keuringen e.d. niet erg groot is. Een indicatie van de orde van grootte van de bedragen waarover het gaat in geval van premieverhoging, geeft het feit dat de totale premie van de verzekering op dit moment circa tweehonderd gulden per jaar bedraagt. Zelfs in geval van een aanzienlijke premieverhoging zal het dan ook niet gaan om meer dan enkele tientallen guldens op jaarbasis. Een en ander strookt met de waarneming van de Europese Commissie, dat de landbouwbedrijven in de EU-lidstaten die de landbouwproducten reeds onder het bereik van de implementatiewetgeving hadden gebracht daarvan geen nadeel hebben ondervonden.

In antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie naar de verzekerbaarheid van de aansprakelijkheidsrisico's waarover het hier gaat, lijken zich bij landbouwproducten geen problemen voor te doen die zich bij andersoortige producten niet voordoen. Verzekeraars zullen vanzelfsprekend de eis stellen dat de door hen verzekerde producten aan de eisen van de geldende voorschriften voldoen. Schade die het gevolg is van producten die daaraan niet voldoen is weliswaar onverzekerbaar, maar dergelijke producten mogen ook niet op de markt worden gebracht. Op dit laatste zal door middel van controle en handhaving van de betreffende regels moeten worden toegezien. Ingeval van de BSE- en dioxineaffaires waar deze leden op wijzen, was de schade overigens het gevolg van het op de markt brengen van rundvlees- c.q. kipproducten die een bewerking hadden ondergaan en derhalve reeds onder het regime van de productenaansprakelijkheid vielen. Niet is gebleken dat dit tot grote (onverzekerde) schadeclaims aanleiding heeft gegeven.

Wat betreft de vraag van de leden van de VVD-fractie naar de mogelijkheden van beperking of limitering van aansprakelijkheid, zij er in de eerste plaats op gewezen dat de producent zelf zijn aansprakelijkheid jegens de benadeelde niet kan uitsluiten op beperken (art. 6:192 BW). Wel heeft de rechter op grond van art. 6:109 BW de bevoegdheid om de verplichting tot betaling van schadevergoeding van de producent te matigen. Voorts biedt art. 6:110 BW de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur de aansprakelijkheid te limiteren. Bij de parlementaire behandeling van deze bepaling is duidelijk gemaakt dat van deze bevoegdheid zeer terughoudend gebruik zal worden gemaakt. Dit zal slechts worden overwogen wanneer in de praktijk is gebleken dat zich op bepaalde terreinen grote problemen voordoen die voortvloeien uit de hoogte van de in de rechtspraak toegewezen schadevergoedingen. Het ligt niet voor de hand een dergelijke situatie met betrekking tot de onderhavige materie te verwachten. Overigens zijn de mogelijkheden tot limitering in geval van productenaansprakelijkheid beperkter dan op andere gebieden van het aansprakelijkheidsrecht. Art. 16 van de richtlijn staat limitering slechts toe in het specifieke geval van personenschade veroorzaakt door identieke artikelen die hetzelfde gebrek vertonen. Bij gelegenheid van implementatie van de richtlijn is er weloverwogen (en in navolging van een advies van de SER) van afgezien om van deze mogelijkheid gebruik te maken.

Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie op welke wijze en op welke termijn de controlemogelijkheden en etikettering van landbouwproducten verbeterd (kunnen) worden en of dit tegemoet kan komen aan de bezwaren die voorheen tegen het brengen van landbouwproducten onder de productenaansprakelijkheid bestonden, namelijk dat ten aanzien van deze producten de controlemogelijkheden minder waren dan bij indutrieel vervaardigde producten.

Met de onderhavige richtlijnwijziging is voorzien in een systeem waarbij de producent van agrarische producten aansprakelijk kan worden gesteld. De mate waarin het daadwerkelijk mogelijk is in geval van «gebrekkige» agrarische producten de producent te achterhalen is in hoge mate afhankelijk van de concrete situatie. Etikettering van de producten speelt hierbij en belangrijke rol. Voor sommige producten is de tracering naar de producent in de primaire fase reeds mogelijk. Het plantenpaspoort is hier een goed voorbeeld van. Dit paspoort bevat de gegevens van onder andere de Lidstaat en de teler waar de plant van afkomstig is en volgt het product tot aan de consument. Daarnaast zijn er in toenemende mate binnen de agrarische productiesector private ketensystemen georganiseerd, waardoor de traceerbaarheid wordt vergroot. Naar verwachting zullen deze ketensystemen in de toekomst toenemen, aangezien deze systemen de mogelijkheid van controle op de kwaliteit van de eigen producten door het bedrijfsleven verbeteren. Daarnaast kan worden geconstateerd dat de agrariër steeds minder afhankelijk is van de elementen en zelf de productie-omstandigheden kan beheersen. Dit blijkt bijvoorbeeld uit gesloten teeltsystemen, de intensieve veehouderij, de toegenomen mogelijkheden voor grondmonster-, water- en gewasonderzoek en de biotechnologie. Het oorspronkelijke bezwaar, dat de beheersmogelijkheden bij primaire producten veel kleiner zijn dan bij industrieel vervaardigde producten, is hiermee grotendeels vervallen.

Op Europees niveau wordt momenteel gesproken over etikettering van producten teneinde de traceerbaarheid te vergroten. Het meest concrete voorbeeld daarvan is de discussie rondom de etikettering van rundvlees, die hiervoor reeds aan de orde klwam. Dit systeem zal op korte termijn in werking kunnen treden. Het is thans nog niet duidelijk op welke termijn de etikettering van andere producten verder zal worden uitgewerkt.

Naar aanleiding van de opmerkingen van de leden van de VVD-fractie over de artikelsgewijze toelichting zij verwezen naar de nota van wijziging.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

Naar boven