27 048
Beheer Haringvlietsluizen

27 625
Waterbeleid

nr. 4
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 16 maart 2004

De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat1 heeft op 18 februari 2004 overleg gevoerd met mevrouw Schultz van Haegen-Maas Geesteranus, staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat, over:

brief van de staatssecretaris van 19 december 2003 houdende uitkomst overleg zuidwestelijke Delta/Haringvlietsluizen-de Kier en reactie motie-Geluk (29 200-XII/27 048, nr. 102);

– brief van de staatssecretaris van 8 januari 2004 inzake Procesplan zwakke schakels in de Nederlandse kust (27 625, nr. 34).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Geluk (VVD) brengt naar voren dat de kustverdediging de komende jaren topprioriteit moet krijgen om de veiligheid van de kustprovincies te garanderen. Onderzoek heeft aangetoond dat de zeespiegel de komende jaren zal rijzen en dat er hogere en sterkere golven zullen zijn dan berekend. Als de kust niet binnen afzienbare tijd wordt verstevigd, zullen de gevolgen daarvan niet te overzien zijn. Er leven en werken 9 miljoen mensen achter de dijken, beneden het zeeniveau. Het is onjuist om de Haringvlietsluizen op een kier te zetten om zout water in te laten voor natuurdoeleinden. Het project kost 34 mln, terwijl de natuureffecten gering zullen zijn. Het is de kiezers niet uit te leggen dat miljoenen worden uitgegeven aan een plan dat op veel punten onduidelijk en inefficiënt is, terwijl de kust dringend aan versteviging toe is. Er moet geld voor de kustverdediging op langere termijn worden vrijgespeeld, want eerst veiligheid en dan natuur. Voor de lange termijn, zo'n vijf tot vijftien jaar, zijn de volgende vijf punten aan de orde.

1. Voor herstel van de steenbekleding van de dijken is 225 mln uitgetrokken tot 2010. Er is nog een tekort van 300 mln na 2010. In totaal zal er tot 2015 meer dan 1100 mln euro nodig zijn.

2. Er zijn negen zwakke schakels in de kust, onder andere bij Den Helder tot Callantsoog, Pettemer en Hondsbossche Zeewering, Hoek van Holland tot Kijkduin en bij Cadzand, exclusief de Waddenzee en de Westerschelde. Volgens de nieuwe inzichten is tot 2015 ruim 700 mln nodig voor de zwakke schakels. Is de conclusie juist dat er in het Infrastructuurfonds geen extra geld is gereserveerd tot 2008? Waarom wordt pas drie jaar na afronding van de planstudies begonnen met de realisatie? Wil de regering haar opvolgers in 2007 achterlaten met enkele stevige lijken in de kast? Is het verantwoord om zo om te gaan met de veiligheid van de achter de kust wonende burgers en bedrijven?

3. Waarom wordt het IJsselmeer niet onder de zwakke schakels in de kust gerekend? Afgelopen weken is, gezien de problemen bij de balgstuw voor Zwolle weer duidelijk geworden dat vergroting van de spuicapaciteit van het IJsselmeer noodzakelijk is. In het MIT is dit project echter verder opgeschoven naar 2008/2013. Bij ongewijzigd beleid zullen vanaf 2010 de dijken langs het IJsselmeer niet voldoen aan de toets. De staatssecretaris motiveert het besluit door aan te geven dat het risico voor enkele jaren aanvaardbaar wordt geacht. Daarmee balanceert zij op het randje.

4. Bij de Haringvlietsluizen is er een schaarste aan budget voor onderhoud, zoals bij meerdere rijkswaterwegen. Is uitstel van opknappen tot 2009 verantwoord? Wat vinden de provincies en de waterschappen daarvan?

5. Het getuigt van een tekort aan middelen als de waterschappen wordt gevraagd om de versterking van de zwakke schakels voor te financieren.

Kustverdediging brengt hoge kosten met zich. Het is zeer verleidelijk om de investeringen naar achteren te schuiven. Er is voor de kustverdediging onvoldoende geld gereserveerd voor de middellange termijn tot 2007/2008. Voor de periode erna is geheel geen geld gereserveerd. Deelt de staatssecretaris het standpunt van de VVD-fractie dat er in feite te weinig te geld is voor de nabije toekomst?

Er zijn (combinaties van) oplossingen denkbaar, zoals het plan inzake de kustuitbreiding voor Zuid-Holland, dat bij motie door de VVD is voorgesteld. Landaanwinning kan voor meerdere doeleinden worden gebruikt, inclusief natuurbouw en kustverdediging. Het is aan de politiek om keuzes te maken. De motie waarin om een heroverweging van het kierbesluit wordt gevraagd zal de VVD wederom in stemming brengen.

De heer Boelhouwer (PvdA) beschouwt het kierbesluit als een kleine stap op weg naar meer dynamiek in het deltawatersysteem. Na afsluiting van de zeearmen zijn er de afgelopen vijftig jaar effecten opgetreden die niemand kon voorzien, zoals zandhonger, blauwalgen, het dichtslibben van het Hollands Diep en het Haringvliet, verschraling van natuur en stromingseffecten op de Noordzee. Na veel wikken en wegen hebben de provincies Zeeland, Noord-Brabant en Zuid-Holland een plan opgesteld voor enig herstel van de estuariene dynamiek in de Scheldedelta. Dat verdient grote lof, want daarmee laten de provincies zien dat zij vooruit willen denken op het gebied van water. De kier in het Haringvliet past goed in de ontwikkelingsgedachte inzake herstel van de estuariene dynamiek.

De boerenlobby in Zeeland en Zuid-Holland verzet zich tegen het kierbesluit, terwijl het een proef betreft, waarbij maatregelen worden genomen waardoor de hoeveelheid zoet water in stand blijft. De problemen waarvoor wordt gevreesd, zullen zich dan ook niet voordoen. De proef is belangrijk met het oog op de lange termijn. Op termijn valt niet te ontkomen aan een eb-vloedsysteem in het Haringvliet en zelfs in het Hollands Diep om te voorkomen dat het Hollands Diep over honderd jaar een slurriebak is waarin wateropslag onmogelijk is.

In het rapport over de zwakke schakels in de Nederlandse kust staat dat mogelijk de veiligheid in het geding is. Hoe zit het met de risico's op lange termijn? Als de kust veiliger moet worden, moet de normering daaraan worden aangepast. De regering dient op de kortst mogelijke termijn een plan op te stellen voor het veilig maken van de kust. Ook al zijn de financiële keuzes moeilijk, de wettelijk vastgestelde veiligheidsnorm moet in acht worden genomen.

Over de stijging van het zeewaterniveau wordt verschillend gedacht. In het lage scenario wordt uitgegaan van een stijging van de waterspiegel van 20 cm, in het middenscenario van 50 cm en het hoge scenario gaat uit van een stijging van 80 cm. De staatssecretaris kiest consequent voor het middenscenario, waardoor er een kans van 50% is dat deze keuze onjuist is. Er moet altijd voor het hoge scenario worden gekozen. Hoe kijkt de staatssecretaris hier tegenaan?

De heer Van Lith (CDA) steunt in principe de stellingname van de staatssecretaris dat het kierbesluit moet worden uitgevoerd. De CDA-fractie is overtuigd door de mededeling van de staatssecretaris dat de provincies een breed gedragen voorstel hebben opgesteld, waarbij de kosten binnen redelijke proporties zullen blijven. Bovendien is de waterkwaliteit in het Haringvliet dusdanig slecht dat een beperkt ziltwatergetij onder voorwaarden wenselijk is, zodat de vispopulatie in het Haringvliet kan toenemen en de baggerslib wordt verminderd. Dat is niet alleen ecologisch, maar ook economisch van belang. Met het kierbesluit ontstaat er een win-winsituatie. De CDA zal de gang van zaken kritisch volgen. De gevolgen voor de landbouw kunnen beperkt blijven. In hoeverre zijn de gevolgen in kaart gebracht voor de uien- en bloementeelt op Goeree Overvlakkee? Welke concrete garanties biedt de staatssecretaris voor de levering van zoet water aan de landbouw? Welke concrete afspraken zijn daarover met de regio gemaakt?

In de motie-Geluk wordt onterecht een relatie gelegd tussen het kierbesluit en de veiligheid, in het bijzonder de zwakke schakels langs de kust. Het kierbesluit moet beoordeeld worden op zijn eigen resultaat, te weten het verhogen van de waterkwaliteit in het Haringvliet. De staatssecretaris werkt voortvarend aan de aanpak van de zwakke schakels. Op basis van de planstudies wordt het gewenste pakket van maatregelen op korte termijn vastgesteld en binnen een periode van twintig jaar uitgevoerd. De CDA-fractie gaat ervan uit dat de tijdelijke maatregelen voor 2003 en 2004 volgens planning kunnen worden genomen, zodat de risico's tot een acceptabel niveau worden teruggebracht, met een relatief kleine kans op een overstroming. Vormen de planstudies geen belemmering voor de toegezegde tijdelijke maatregelen?

De heer Van der Vlies (SGP) wijst erop dat Nederland groot is geworden vanwege de strijd tegen het water, culminerend in de keuzes in de delta naar aanleiding van de watersnoodramp op 1 februari 1953. Het inzetten van een tegenbeweging is voor de SGP-fractie op zichzelf geen contrabande, maar gezien de schaarste aan middelen is een scherpe prioritering van belang. Zij stelde zich aanvankelijk kritisch op ten aanzien van het kierbesluit in relatie tot een adequate beleidsreactie op de zwakke plekken in de kustverdediging, de zeedijken en de dijken langs de grotere rivieren. In de sfeer van natuur en milieu worden voordelen van het kierbesluit verwacht ten aanzien van de karakteristieke estuariene levensgemeenschappen, de vismigratie. In meer technische beheerszin wordt minder onderhoudsbaggerwerk voorzien. Daartegenover staan echter nadelen. Veiligheid mag nimmer worden afgewogen tegen natuur- en milieubelangen. Daarnaast is de zoetwatervoorziening, waarop een groot gebied rondom het Haringvliet steunt, in het geding. Het terugschroeven van de huidige landbouwcultuur heeft consequenties. Ook de drinkwatervoorziening is aan de orde. De visserijactiviteiten, de scheepvaart(industrie) en de recreatie zijn gevoelig voor een wijziging van het getij. Daarnaast gaat het om stroompatronen, zoals de vaarstroom tussen Voorne en Goeree. Aan de consequenties daarvan hangt een prijskaartje.

Als het kierbesluit wordt geëffectueerd, welke compensatieregeling is er dan voor de agrarische sectoren, de waterschappen en eventuele andere participanten in dat geheel? Er zal een gewijzigd beheer ontstaan. Wat is het spoedeisende karakter van de ingreep? Een scherpe prioritering is nodig. Daarnaast is sprake van een diepere verzilting op langere termijn. De waterschappen hebben ook signalen uitgezonden naar aanleiding van de periode van droogte. Welke lessen trekt de staatssecretaris daaruit? Er is nog onvoldoende geregeld om tegen de motie-Geluk te kunnen stemmen.

De SGP-fractie maakt zich grote zorgen over de zwakke schakels in de Nederlandse kust. Leven met die wetenschap is eigenlijk onaanvaardbaar. Fasering is begrijpelijk, maar er is een taakstellend pakket aan maatregelen, data en de daarbij behorende middelen nodig. In het voorgelegde procesplan wordt het samengaan van de functies duurzame veiligheid en ruimtelijke kwaliteit bevorderd. Doorgaans heeft deze koppeling geleid tot vertragingen, zoals de rivierverruimingsprojecten, zandmaas, grensmaas, met nadelige consequenties voor de veiligheid en de bescherming tegen overstromingen.

De heer Van der Vlies herkent zich in de opmerkingen van de heer Boelhouwer over de gehanteerde methodieken op basis waarvan sterkte en toereikendheid van de waterkeringen worden vastgesteld. Er moet een slag gemaakt worden op het punt van kwaliteitsverbetering, want daardoor kan de burger vertrouwen stellen in het meetsysteem voor de veiligheid.

De heer Hermans (LPF) onderschrijft de urgentie die andere partijen hebben geuit over de zwakke schakels. Het geld voor het kieren dient te worden aangewend voor het bestrijden van de zwakke schakels. Het eerste argument van de staatssecretaris dat de provincie bereid is om bestuurlijk het voortouw te nemen bij het opstellen van een gedragen voorstel voor realisatie van het project, is niet inhoudelijk van aard. Uit gegevens blijkt dat het tweede argument dat door het op een kier zetten van de Haringvlietsluizen een belangrijke barrière voor migrerende vissoorten wordt opgeheven, nauwelijks valide is. Vismigratie vindt nu al bovenlangs plaats, via het Hartelkanaal en het Spui. Soortenrijkdomvergroting van vis lijkt geen sterk argument. Het derde argument is dat er in de monding van Rijn en Maas weer een zoet/zoutgradiënt hersteld zal worden, een leefgebied voor specifieke planten- en diersoorten, dat sterk onder druk staat. Er is al een zoet/zoutgradiënt in de Oosterschelde. Daaraan is al voldoende geld uitgegeven. Het vierde argument is dat de hoogte van de kosten binnen redelijke proporties zullen blijven. Voor rijkswaterstaat zullen de kosten beperkt blijven, maar de kosten voor de Nederlandse maatschappij zijn aanzienlijk. Al eerder is gewezen op de verzilting van landbouwgebieden. Ook worden de mogelijkheden van grondgebruik sterk gereduceerd en de drinkwatervoorziening aangetast. De kosten van de proef worden via de waterschappen afgewenteld op de drinkwaterleidingklant, de burger. De burger mag niet ongewild daarmee geconfronteerd worden. Het laatste argument is dat de zoetwatervoorziening voor zowel de drinkwaterwinning als de landbouwwatervoorziening door het project geen gevaar zal lopen en dat de huidige functionaliteit van de innamepunten in het gebied is gegarandeerd. Dat is juist, maar de meerkosten worden daarbij niet genoemd.

Veiligheid is belangrijker dan een visie die zich richt op honderd jaar verder. De proef zal niet aantonen dat estuarium en getijde nodig zijn om het deltagebied duurzaam te ontwikkelen. Daarvoor zullen ongetwijfeld betere oplossingen zijn. Er is geen urgentie verbonden aan het besluit.

De industrie van Rotterdam maakt gebruik van koelwater uit het Brielse Meer. Inname van zout water kan ernstige schade aan de koelwaterinstallaties aanbrengen. Waarschijnlijk zal de reactie hierop zijn dat de indringing voorlopig niet is voorzien tot in het Brielse Meer. Bij de berekeningen is men echter uitgegaan van de gebruikelijke situatie en niet van een extreme situatie, zoals minimale rivierafvoer voor langere periode, waardoor de koelwaterinstallaties wel beschadigd kunnen worden.

De overheid geeft de standaardgarantie dat schade door verzilting wordt vergoed via een openeinderegeling. Dit wordt bij de lagere overheden neergelegd. Waterschappen mogen de kosten omslaan op de burgers in hun gebied. Willen de burgers dat? Het bedrag waarover het gaat, is niet bekend. 50 mln euro is een conservatieve schatting van de kosten. De LPF-fractie is tegen het kierbesluit. Het heeft geen spoedeisend karakter.

Het antwoord van de staatssecretaris

De staatssecretaris vindt dat sommigen het beeld schetsten dat er een keuze gemaakt moet worden tussen een kier in de Haringvlietsluizen of in de kust, terwijl het en-en is. Ook voor de verdediging van de kust zijn de benodigde middelen gereserveerd. Het Haringvlietbesluit wordt met name genomen vanwege de natuurwaarden, het realiseren van een zoet/zoutwaterovergang en vismigratie. Het is een proef om duidelijk te krijgen wat in de toekomst gewenst is ten aanzien van het deltagebied. Zonder verandering zouden er problemen ontstaan in het Volkerak-Zoommeer, maar wellicht ook in het Veerse Meer. De afsluiting heeft een vreemde overgang tot gevolg van natuurlijk-natuurlijk water naar natuurlijk-kunstmatig water. Afvalstoffen verergeren dat probleem. Voordat over een meer natuurlijke doorgang wordt gediscussieerd, dienen de effecten via deze proef te worden nagegaan. De proef houdt geen enkele toezegging in voor het vervolg. De provincies Noord-Brabant, Zeeland en Zuid-Holland is gevraagd of eerst aan de slag moet worden gegaan met de Haringvlietsluizen-de kier of het Volkerak-Zoommeer. Zij hechten aan de proef met de Haringvlietsluizen.

De zeer kleine kier zal geen effect hebben op de landbouw, de zoetwaterinname en de uien- en bloementeelt. De grootste kosten worden veroorzaakt door het verplaatsen van de innamepunten voor zoet water. Ter voorbereiding van het kierbesluit is er een uitgebreide MER uitgevoerd en er is een deelrapport verschenen over de effecten op de landbouw. Centraal staat een goede watervoorziening, van belang voor onder andere de bloembollenteelt. Uit de MER is gebleken dat gegarandeerd kan worden dat er geen significant negatief effect op de bestaande landbouw zal ontstaan. Een eventuele echte kier zal wel effecten geven. Dan is de keuze aan de orde inzake het teruggaan naar het natuurlijk systeem.

Aangezien er geen effecten te verwachten zijn, zal er geen compensatie nodig zijn. Er is echter wel een nadeelcompensatieregeling ingesteld. Deze onafhankelijke nadeelcompensatiecommissie kan achteraf nagaan of toch sprake is van nadelen. Omdat de innamepunten worden verlegd voor landbouw en drinkwater, zullen de drinkwaterbedrijven, de waterschappen en de landbouw echter geen nadeel ondervinden.

Het kierbesluit heeft geen spoedeisend karakter. Op basis van de kaderrichtlijn water en andere projecten is er echter een opgave om vissoorten weer te laten trekken. Uit onderzoek is gebleken dat vis niet goed langs andere wegen trekt, onder andere om in de Waal te komen. Een doorgang via een sluis of vistrap is gewenst. In 2000 is besloten om te starten met een proef, omdat de problematiek in de delta om een oplossing vraagt. Er zijn gronden opgekocht. Voor LNV is het project belangrijk, omdat daarmee een deel van het programma voor het realiseren van de natuurwaarden tot stand komt.

De zoet/zoutwatergradiënt hangt samen met de vraag wat er in de toekomst moet gebeuren met de delta. Effecten zullen getest moeten worden. Voorkomen moet worden dat de meren een slechte waterkwaliteit krijgen, want dat is niet in het belang van Zeeland als toeristisch-recreatieve provincie. De landbouw is zeker niet gebaat met uiteindelijk de inname van vergiftigd water uit het Volkerak-Zoommeer.

Een eventueel probleem bij de Haringvlietsluizen is niet dat de sluizen niet naar beneden gaan. Wellicht gaan zij niet meer zo gemakkelijk omhoog. Daarvoor wordt een tijdelijke maatregel genomen. De definitieve maatregel zal in 2009 zijn gerealiseerd. Er is door de noodmaatregel geen sprake van een acuut veiligheidsprobleem. De provincie heeft zorgen geuit over de veiligheid, maar zij is niet in het geding. Met de aanpak wordt nu gestart, maar dat vergt tijd.

De kosten van de proef zijn gemaximeerd. LNV en VW dragen ieder 17,5 mln bij. Het geld komt uit de budgetten realiseren natte natuur plus herstel en inrichting rijkswateren. Tot 2010 is 225 mln extra uitgetrokken voor de steenbekledingen. In de toekomst is nog 300 mln nodig. De minister spreekt met de Kamer over de periode MIT/SNIP 2010–2014. Er wordt wel gereserveerd voor na 2010, maar dat wordt niet vastgelegd. In de begroting is voor zwakke schakels een apart budget van ruim 715 mln beschikbaar. In de begroting van 2003–2007 is 3 mln opgenomen voor 2007, oplopend naar 18 mln in 2008, 23 mln in 2009 enz., doorlopend tot 2020.

In 2001 heeft een toetsing van zwakke plekken plaatsgevonden. De volgende toetsing zou zijn in 2006. Vanaf 2007 zou er een aangepast programma voor de kust komen. Uit het onderzoek naar golfslag en de daarbij te stellen randvoorwaarden kwam echter naar voren dat de normen voor de duinen aangescherpt moeten worden, hetgeen echter nog niet betekent dat de kust in één keer doorslaat. De planstudies zullen in 2005 gereed zijn. Als provincies of waterschappen het onverantwoord vinden om nog enkele jaren te wachten, mogen zij alvast beginnen, waarbij zij zelf moeten voorfinancieren. De discussie over wie de rentelasten draagt, vindt nog plaats. Het geld is dus in 2008 beschikbaar. Of de beschikbare 730 mln voor versterking van de zwakke schakels voldoende is, hangt af van de plannen die de provincies samen met de waterschappen zullen indienen. Het betreft een integrale inpak. Mocht het niet voldoende zijn, zal er een afweging moeten worden gemaakt ten opzichte van andere uitgaven.

Zowel bij de vaststelling van het NBW (Nationaal bestuursakkoord water) als bij de begroting is met de Kamer de keuze besproken om verhoging van de spuicapaciteit op het IJsselmeer een aantal jaren naar achteren te schuiven; 100 mln ten bate van het NBW. De inschatting is dat er geen probleem ontstaat. Ramspol heeft onlangs goed gewerkt, maar is instabiel geweest vanwege het hoge water. Mochten er eerder problemen ontstaan, dan zal daarop actief worden ingespeeld.

Kustverdediging heeft topprioriteit. De norm is een overschrijdingsrisico van 1 op de 10 000 jaar. Bij de rivieren is dat 1 op de 1250 jaar. Bij de rivieren kan worden gedifferentieerd, bijvoorbeeld omdat het risico bij gebieden die minder dicht worden bewoond wat hoger kan liggen. Bij de kust is differentiatie moeilijker. De norm in Zeeland is overigens 1 op de 4000 jaar. Een deel van de dijkringen die worden getest in het kader van VNK (Veiligheid Nederland in kaart)project, een experiment waarbij meer dan alleen overschrijdingskansen worden meegenomen, zijn kustdelen.

Een van de moeilijkste vragen, onderdeel uitmakend van de discussie over de risico's, is of meer gedaan moet worden voor de kust dan voor de rivieren, omdat hiermee economische belangen gemoeid zijn. Aanscherping van de norm kan het effect hebben dat de ingrepen zodanig zijn dan geen sprake meer is van een groot economisch centrum, bijvoorbeeld omdat er een diepe duinenrij gerealiseerd moet worden of zaken verboden moeten worden. Nagegaan wordt of het toekomstig risicobeleid gevoerd moet worden op basis van ophoging van de norm of door het maken van bestuurlijke keuzes over wat wel of niet gewenst is in een gebied.

Er zijn ter bevordering van de veiligheid in 2003 op zwakke plekken tijdelijke zandsuppleties gedaan voor in totaal 13,6 mln. Voor 2004 is het werkschema voor de suppleties vastgesteld, ook voor in totaal 13,6 mln. Zo nodig, zullen ook voor 2005 aanvullende maatregelen worden genomen. Voor 2007 en daarna is 715 mln beschikbaar. Of dat voldoende is, hangt af van de beheerdersoordelen van de provincie en de waterschappen en van de toetsing in 2006. De keuze van een middenscenario hangt samen met de onzekerheid over de hoogte van de zeespiegelrijzing. Toetsing vindt echter iedere vijf jaar plaats.

Bij het ontwerp, met een duur van 50 jaar, voor de verzwaring wordt gekozen voor het middenscenario, te weten een waterstijging in deze eeuw van 60 cm. Voor ruimtereservering voor de toekomstige versterking wordt uitgegaan van het maximale scenario. Aanpassingen leiden tot irritatie, maar er wordt getoetst op basis van gerealiseerde waarden. Op basis daarvan worden de duinen en dijken aangepast. Een systeem gebaseerd op verwachtingen die niet goed zijn te onderbouwen, houdt in dat meer middelen moeten worden uitgetrokken. Het systeem is inherent aan dat van de Wet op de waterkering, met een toetsingsronde en realisatieaanpassing naar aanleiding van ervaringen. Het betreft een principieel uitgangspunt.

Het coördinerend ministerie van VW maakt zich sterk voor het nemen van maatregelen op korte termijn. Als integrale plannen een belemmering vormen voor het veiligheidsaspect, zal aan het laatste voorrang worden gegeven. De provincies zullen dat ook doen. Als niet voor de integrale variant wordt gekozen, ontbreekt het draagvlak bij provincies en gemeenten om aan de slag te gaan met kustversteviging. Bij de vormgeving daarvan is altijd de vraag aan de orde wat de consequenties zijn voor de ontwikkeling van een kustgemeente.

Nadere gedachtewisseling

De heer Geluk (VVD) wijst nogmaals op de benodigde gelden voor de kustverdediging, als hoge prioriteit. Financiële problemen worden doorgeschoven naar een volgend kabinet. Voor de aanwending van de 35 mln voor de Haringvlietsluizen wordt één hard argument genoemd, de aankoop van grond, maar dat is marginaal. Gelooft de staatssecretaris zelf wel in het project?

De heer Boelhouwer (PvdA) wil op termijn discussiëren over de differentiatie in kansen en risico's en het maken van een onderscheid tussen de gevolgen van een overstroming van zoet water uit de rivieren en de gevolgen van een overstroming van zout water uit zee.

De heer Van Lith (CDA) deelt mee dat het CDA de staatssecretaris kritisch zal volgen.

De heer Van der Vlies (SGP) wijst er nogmaals op dat, als na de proef wordt overgegaan op een grotere kier, compensatie in den brede geboden moet worden.

De heer Hermans (LPF) betreurt het dat er geen Kamermeerderheid voor de motie-Geluk zal stemmen. Wil de staatssecretaris nog ingaan op zijn vraag over het Brielse Meer in relatie tot extreme droogte?

De staatssecretaris zegt toe, de gelden voor het kustbeleid apart in de begroting te zullen vermelden. Zij staat open voor verdere discussie over het risicobeleid.

Het kierbesluit staat op zichzelf. Het openzetten van de Haringvlietsluizen is nu niet aan de orde. In dat geval zal de Kamer ook over compenserende maatregelen en wellicht over reconstructie moeten discussiëren. De proef met de kleine kier vormt onderdeel van de totale aanpak van de delta, waarbij voor de verbetering van de natuurwaarden meerdere mogelijkheden aan de orde zijn, waaronder het openzetten van de sluizen, maar de consequenties daarvan zijn niet te overzien.

Bij zeer laag water worden de Haringvlietsluizen gesloten, zodat de intrek van zilt water wordt voorkomen.

De voorzitter van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat,

Ten Hoopen

De griffier van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat,

Roovers


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Duivesteijn (PvdA), Dijksma (PvdA), Hofstra (VVD), ondervoorzitter, Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Oplaat (VVD), Geluk (VVD), Ten Hoopen (CDA), voorzitter, Dijsselbloem (PvdA), Depla (PvdA), Van As (LPF), Van den Brand (GroenLinks), Duyvendak (GroenLinks), Koopmans (CDA), Gerkens (SP), Van Haersma Buma (CDA), Bruls (CDA), Van Lith (CDA), Haverkamp (CDA), Van der Ham (D66), Boelhouwer (PvdA), Dubbelboer (PvdA), De Krom (VVD), Hermans (LPF), Dezentjé Hamming (VVD) en Van Hijum (CDA).

Plv. leden: Heemskerk (PvdA), Samsom (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Smeets (PvdA), De Ruiter (SP), Slob (ChristenUnie), De Grave (VVD), Szabó (VVD), Van Winsen (CDA), Van Dijken (PvdA), Waalkens (PvdA), Herben (LPF), Vos (GroenLinks), Halsema (GroenLinks), Buijs (CDA), Vergeer (SP), Jager (CDA), Mastwijk (CDA), Eurlings (CDA), Giskes (D66), De Pater-van der Meer (CDA), Van Dam (PvdA), Verdaas (PvdA), Van Beek (VVD), Van den Brink (LPF), Luchtenveld (VVD) en Hessels (CDA).

Naar boven