27 048
Beheer Haringvlietsluizen

nr. 1
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 14 maart 2000

Najaar 1999 heb ik het MER «Beheer Haringvlietsluizen» en een ontwerp-besluit voor uitvoering van de eerste fase in openstelling van de sluizen («de Kier») in inspraak gebracht. In het MER zijn vier alternatieven voor het sluisbeheer verkend. De vierde Nota Waterhuishouding vermeldt dat de Regering via een stapsgewijze aanpak uiteindelijk streeft naar het alternatief Getemd Getij.

Tijdens het Algemeen Overleg Waterbodems van 10 november 1999, (26 401, nr. 20) heb ik toegezegd de resultaten van de inspraak aan u toe te zenden alvorens een besluit te nemen over «de Kier». Ter informatie stuur ik u hierbij de adviezen over het MER en het ontwerp-besluit van de Commissie MER en de wettelijke adviseurs in de mer-procedure en een analyse van de inspraakreacties opgesteld door het Inspraakpunt V&W. De adviezen en de inspraakreacties ondersteunen in grote lijnen de beleidskeuze in de vierde Nota Waterhuishouding en het besluit voor uitvoering van de eerste stap. De inspraakreacties hebben mij wel aanleiding gegeven enkele passages in het ontwerp-besluit aan te passen.

Ik heb het voornemen het aangepaste besluit (bijlage 1)1 medio mei 2000 vast te stellen. Uw eventuele reactie op of overleg over dit besluit zie ik graag voor die tijd tegemoet.

Doel openstelling

Doel van een ander beheer van de Haringvlietsluizen is het scheppen van voorwaarden voor de terugkeer van karakteristieke estuariene levensgemeenschappen en voor duurzaam gebruik van de watersystemen aan weerszijde van de sluizen. In de monding van het Haringvliet ontstaat een brakke overgangszone en een getijdensituatie met de daarbijbehorende kenmerkende flora en fauna. De vismigratie tussen rivieren en zee verbetert aanzienlijk. Bestaande natuurgebieden in de Zuid-Hollandse Delta zoals de Biesbosch en investeringen in nieuwe natuurontwikkeling zoals in het kader van Natte Natuur en NURG, krijgen een meerwaarde.

Ook het waterbeheer profiteert van een ander sluisbeheer. Op termijn zal minder onderhoudsbaggerwerk nodig zijn in vaargeulen en wordt duurzaam waterbeheer bevorderd omdat minder rivierslib bezinkt.

Bij beheer volgens Getemd Getij staat eenderde van de sluizen 95% van de tijd open. De sluizen worden zo beheerd dat het voor de watervoorziening belangrijke inlaatpunt Bernisse zoet blijft. De veiligheid tegen overstromingen blijft bij Getemd Getij onveranderd.

Gefaseerde aanpak

De overgang van het huidige sluisbeheer naar beheer volgens Getemd Getij is een grote stap, te groot om in een keer te nemen. Door in kleine stappen naar het einddoel toe te werken, is het mogelijk van de praktijk te leren en Getemd Getij met de minste risico's te implementeren. Bij ieder stap kunnen de modelvoorspellingen gecontroleerd en bijgesteld worden aan de hand van veldmetingen en kunnen onzekerheden en kennisleemten over volgende stappen weggenomen worden. Beginnen met een kleine stap biedt tevens de gelegenheid om samen met de omgeving alternatieven voor de zoetwatervoorziening van de Hollandsche IJssel te verkennen, die bij Getemd Getij vaker zal verzilten dan nu al het geval is. Deze alternatieven zullen op termijn overigens ook bij voortzetting van het huidige sluisbeheer noodzakelijk zijn als gevolg van de zeespiegelstijging en veranderingen in het afvoerpatroon van de Rijn. Tot slot maakt een gefaseerde uitvoering spreiding van de kosten over een langere termijn mogelijk. De verwachting is dat het beheer volgens Getemd Getij over ongeveer 10 tot 15 jaar zal kunnen starten. Conform het besluit ben ik voornemens als eerste stap de sluizen op een «Kier» te zetten.

Ontwerp-besluit voor «de Kier»

Het ontwerp-besluit Beheer Haringvlietsluizen, dat ik najaar 1999 in inspraak heb gebracht, betreft de uitvoering van de eerste fase in openstelling van de sluizen: het beheer volgens «de Kier». De sluizen staan hierbij 95% van de tijd voor maximaal 10% open. In de monding van het Haringvliet zal een brakke overgangszone ontstaan, waarbij het water ten oosten van de lijn Middelharnis-monding Spui overigens zoet zal blijven. Voor trekvissen zoals de zalm en de zeeforel wordt daarmee de barrière tussen zee en rivierengebied weggenomen, terwijl zoetwatervissen effectief worden beschermd tegen uitspoeling naar en sterfte in de zee. De getijdensituatie zal bij «de Kier» nog niet merkbaar terugkeren.

Het besluit beschrijft de wijze waarop het sluisbeheer vormt krijgt en de randvoorwaarden en uitgangspunten ten aanzien van de zoetwatervoorziening.

In het besluit is opgenomen dat protocollen worden vastgesteld met regels ten aanzien van onder meer de toetsing van zoutgehalten, de inrichting van een meetnet voor het bewaken van de functionaliteit van (nood)inlaatpunten, de voorwaarden en omstandigheden waaronder mag worden afgeweken van het sluisbeheer «de Kier» en het uittesten van (nood)procedures. De protocollen worden in overleg met waterbedrijven en waterschappen opgesteld. Het protocol voor waterbedrijven wordt eerst na instemming van de regionale Inspectie Milieuhygiëne te Zuid-Holland vastgesteld.

Kosten en financiering

De kosten voor uitvoering van het besluit bedragen ongeveer f 70 miljoen. De kosten betreffen vooral het compenseren van benadeelde gebruikers door het verplaatsen van waterinlaatpunten. De benodigde middelen zijn gereserveerd op de begroting van Verkeer en Waterstaat binnen het budget voor Herstel en Inrichting Rijkswateren en op de begroting van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij binnen de Regeerakkoordmiddelen voor Natte Natuur.

Commissie MER en wettelijke adviseurs

Over het MER en het ontwerp-besluit heb ik, conform de Wet Milieubeheer, advies gevraagd aan de Commissie voor de Milieu Effect Rapportage en de wettelijke adviseurs. De wettelijke adviseurs betreffen in deze mer-procedure de regionale vertegenwoordigers van het ministerie van LNV en de Inspectie Milieuhygiëne.

De Commissie MER is van oordeel dat de essentiële informatie aanwezig is in het MER, de bijbehorende deelrapporten en de toelichting in het ontwerp-besluit Beheer Haringvlietsluizen voor het volwaardig meewegen van het milieubelang in de besluitvorming (bijlage 2).1 De Commissie adviseert om in de overwegingen bij het besluit zoveel ruimte te laten dat uiteindelijk ook beheer volgens het alternatief Stormvloedkering sluitstuk kan zijn, waarbij de sluizen zoveel mogelijk geheel open staan. De formulering in het besluit biedt inderdaad ruimte om hiervan af te wijken, in de richting van zowel een verdergaand als een minder vergaand alternatief. Het besluit over de laatste stap in het beheer zal te zijner tijd onder meer afhangen van de ervaringen die met eerdere stappen opgedaan worden.

De regionale vertegenwoordiger van LNV geeft in haar advies aan het streven naar Getemd Getij als einddoel, de stapsgewijze besluitvorming en het ontwerp-besluit voor «De Kier» te ondersteunen (bijlage 3).1

De vertegenwoordiger van de Inspectie Milieuhygiëne heeft mij geadviseerd om de tekst van het ontwerp-besluit op een aantal punten aan te passen om het belang van de zoetwatervoorziening nog beter te waarborgen (bijlage 4).1 Ik heb de tekst van het besluit naar aanleiding hiervan en naar aanleiding van overleg met de waterbedrijven aangepast.

In 1994 heeft het bestuurlijk overleg Integraal Beleidsplan Haringvliet, Hollandsch Diep, Biesbosch (IBHHB) de Minister van Verkeer en Waterstaat geadviseerd over het toekomstig sluisbeheer. Mede op basis van dit advies is het initiatief genomen om een MER op te stellen. Het bestuurlijk overleg, bestaande uit vertegenwoordigers van gemeenten, waterschappen, natuur- en recreatieschappen, Havenschap, Inspecties Ruimtelijke Ordening en Milieuhygiëne, Domeinen en provincies onder voorzitterschap van de provincie Zuid-Holland, heeft mij opnieuw geadviseerd over het MER en het ontwerp-besluit. Het overleg adviseert mij de Haringvlietsluizen tijdelijk te beheren conform het ontwerp-besluit en parallel hieraan onderzoeken voor te bereiden naar compenserende maatregelen die nodig zijn bij vervolgstappen richting Getemd Getij. Het overleg benadrukt het belang van de randvoorwaarden ten aanzien van een zoetwatervoorziening, zoals genoemd in het ontwerp-besluit. Ik zie het advies als een ondersteuning van mijn besluit.

Resultaten van de inspraak

Het Inspraakpunt Verkeer en Waterstaat heeft een analyse gemaakt van de inspraak-reacties (bijlage 5).1 Hieruit blijkt dat 162 inspraakreacties zijn binnengekomen. De inspraakreacties betreffen zowel de juistheid en de volledigheid van het MER als opmerkingen en meningen over het ontwerp-besluit. Onder de insprekers bevinden zich zowel voorals tegenstanders van een ander beheer van de Haringvlietsluizen. Overigens betreft een groot deel van de inspraakreacties niet alleen het voorliggende ontwerp-besluit voor «de Kier» maar ook besluitvorming over vervolgstappen richting Getemd Getij, waar deze inspraakprocedure formeel geen betrekking op had.

Een aantal veel voorkomende inspraakreacties en mijn zienswijze daarop zal ik hieronder kort verwoorden. Een meer volledige verwoording zal ik na het vaststellen van het besluit in de nota van antwoord publiceren.

Natuur

Een groot aantal voorstanders van een ander beheer van de Haringvlietsluizen is van mening dat het einddoel niet Getemd Getij zou moeten zijn maar het verdergaande alternatief Stormvloedkering. Uit het MER blijkt dat de kosten voor Stormvloedkering zeer hoog zijn en niet in verhouding staan tot de relatief geringe ecologische meerwaarde ten opzichte van Getemd Getij. Om die reden heeft de Regering het streven naar Getemd Getij als einddoel opgenomen in de vierde Nota Waterhuishouding. Wat het uiteindelijke einddoel zal kunnen zijn, hangt onder meer af van de ervaringen die met de eerste stap worden opgedaan en de toekomstige besluitvorming over vervolgstappen. Ik vind het echter van belang om nu al zoveel mogelijk zekerheid te geven aan de gebruikers van het gebied. Getemd Getij als sluitstuk ligt op dit moment het meest in de rede.

Watervoorziening

De waterbedrijven hebben in een gezamenlijke inspraakreactie hun zorgen en bezwaren kenbaar gemaakt. Naar aanleiding hiervan is in overleg met de waterbedrijven en met de Inspecteur Milieuhygiëne het besluit op een aantal punten bijgesteld. In de nieuwe tekst is het behoud van de functionaliteit van (nood)inlaatpunten krachtig als uitgangspunt verwoord. De rol van de waterbedrijven en de Inspecteur Milieuhygiëne bij de vaststelling van het protocol is expliciet omschreven. Tevens is opgenomen dat dit protocol en het meetnet voor de bewaking van de functionaliteit van (nood)inlaatpunten uiterlijk een jaar voor invoering van de Kier zullen functioneren. Deze aanpassingen gaan niet ten koste van het beoogde natuurdoel. De zoetwatervoorziening in de regio blijft overigens gewaarborgd door de verplaatsing van inlaatpunten.

Naar aanleiding van inspraakreacties van enkele waterschappen, heb ik de grotere inzet van Kleinschalige Water Aanvoervoorzieningen (KWA) uit het besluit geschrapt. Uit aanvullende berekeningen is gebleken dat een grotere inzet niet nodig zal zijn.

recreatie en scheepvaart

Een aantal insprekers vreest dat door een groter getijdenverschil problemen ontstaan met de bruikbaarheid van vaste aanlegplaatsen, bereikbaarheid van havens en bevaarbaarheid van geulen. Bij uitvoering van «de Kier» treden deze problemen niet of nauwelijks op. Bij deze eerste stap staan de sluizen zo weinig open dat geen noemenswaardig extra getijdenverschil zal optreden. Bij beheer volgens Getemd Getij zullen de genoemde effecten wel kunnen optreden als gevolg van lagere laagwaterstanden in de ebfase van het getij.

De problemen zullen worden opgelost door maatregelen zoals éénmalig verdiepingsbaggerwerk en de vervanging van vaste door drijvende steigers. Met name in de Biesbosch zal een deel van de vaargeulen niet permanent bevaarbaar blijven voor een deel van de huidige recreatievloot. Voor een nieuwe groep waterrecreanten, gericht op natuur en avontuur, zal de Biesbosch juist aantrekkelijker worden. Bij de voorbereiding van de besluitvorming van vervolgstappen zal ik, net als bij de voorbereiding van dit besluit, vertegenwoordigers van de recreatie- en scheepvaartsector betrekken om problemen en mogelijke oplossingen zo goed mogelijk in beeld te krijgen.

Schadevergoeding

Een aantal insprekers vraagt in hun reacties toezeggingen over vergoeding van verwachte schade. De Regeling Nadeelcompensatie Verkeer en Waterstaat 1999 biedt de mogelijkheid om een verzoek voor schadevergoeding in te dienen. Op voorhand kan ik echter geen toezeggingen doen over schadevergoedingen. Een onafhankelijke commissie van deskundigen zal mij per geval adviseren of schadevergoeding in de rede ligt en wat een redelijke omvang van de vergoeding is. In principe komt schade als gevolg van rechtmatig overheidshandelen voor rekening van de betrokkene, maar als sprake is van onevenredige schade moet de overheid schade vergoeden.

Bij de voorbereiding van dit besluit is een potentiële schadepost voor een pré-advies voorgelegd aan de commissie nadeelcompensatie, om zo een beeld te verkrijgen van de aan dit besluit verbonden compenserende maatregelen en kosten. Dit betreft de schade als gevolg van het verzilten van een inlaatpunt in de nabijheid van de Haringvlietsluizen. In overleg met de betrokkene is hiervoor een mogelijke compenserende maatregel onderzocht (het oostwaarts verplaatsen van het inlaatpunt).

Vervolgtraject

Ik heb het voornemen het besluit medio mei 2000 vast te stellen. Voortvarendheid in de vaststelling van het besluit acht ik van belang om gebruikers en omwonenden niet langer in onzekerheid te laten over de toekomst van hun gebied. Mijn besluit staat vervolgens open voor bezwaar en beroep (Algemene wet bestuursrecht). Vanaf de vaststelling van het besluit zal het mogelijk zijn verzoeken tot schadevergoeding in te dienen volgens de Regeling Nadeelcompensatie Verkeer en Waterstaat.

Ik verwacht dat het beheer volgens de Kier op 1 januari 2005 kan ingaan. De komende vijf jaar zal nodig zijn voor de voorbereiding en uitvoering van de compenserende maatregelen, het verplaatsen van waterinlaatpunten, en het opstellen van protocollen en een meetnet.

Uiterlijk 5 jaar na invoering van «de Kier» zal ik de effecten van het gewijzigde sluisbeheer evalueren en deze resultaten betrekken bij de besluitvorming over vervolgstappen. Naar alle waarschijnlijkheid zal daarvoor een aanvulling op het MER noodzakelijk voor zijn.

Parallel aan de praktijkervaring die ik via het beheer volgens «de Kier» verkrijg, zal ik in nauw overleg met betrokken partijen starten met voorbereidende onderzoeken gericht op vervolgstappen. Hierbij zal ik ook de resultaten van de Commissie Waterbeheer in de 21-ste Eeuw betrekken. Een bestuurlijke begeleidingsgroep zal de invoering van het nieuwe beheer en de voorbereiding van vervolgstappen zorgvuldig begeleiden en volgen.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

J. M. de Vries


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven