nr. 12
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 maart 2001
Na afloop van de mondelinge behandeling op 20 maart jl. van het voorstel
van wet houdende wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband
met het gezamenlijk gezag van rechtswege bij geboorte tijdens een geregistreerd
partnerschap (Kamerstukken II 1999/2000, 27 047, nrs. 1 e.v.) zijn twee
amendementen ingediend. Een amendement van de heer Rabbae onder stuk nr. 8,
dat inmiddels is gewijzigd en thans 10 als nummer heeft, alsmede een amendement
nr. 9 van de heren Santi en Rabbae, dat dient tot vervanging van het amendement,
gedrukt onder stuk nr. 7. Graag doe ik u mijn visie op deze amendementen toekomen.
Amendement, gedrukt onder nr. 10
Dit amendement strekt ertoe aan de erkenning van rechtswege het gevolg
van gezag te verbinden. Het amendement impliceert een behoorlijk ingrijpende
wijziging van het huidige familierecht. Erkenning leidt nu niet automatisch
tot gezag. Daarmee is het ook een verstrekkend amendement.
Het gaat hier om een helemaal niet eenvoudige afweging van belangen. Enerzijds
is er het belang van het kind bij een vader (de erkenner). Soms zal dat een
belang zijn bij een vader die er wel is, maar op enige afstand blijft. Soms
zal dat een belang zijn bij een vader die er ook echt voor het kind kan zijn,
in die zin dat hij mede het gezag heeft, dus verantwoordelijkheid voor het
kind heeft. Anderzijds is er het belang van de vader, de erkenner, om ook
echt de vader van het kind te kunnen zijn. En dan is er het belang van de
moeder. Deze heeft soms belang bij het kunnen behouden van een ongestoorde
verhouding met haar kind, bij voorbeeld omdat zij dat kind al jaren alleen
heeft verzorgd en opgevoed. Moet zij dan het medegezag van de vader voor lief
nemen? Kortom, er zijn hier sterk uiteenlopende belangen. Het hangt nogal
van de omstandigheden van het geval af welke belangen zullen prevaleren. Om
dan wettelijk te bepalen dat aan de erkenning automatisch gezag wordt verbonden
gaat mij te ver. Ik zou het bij de huidige situatie willen laten, waarin naar
gelang van de omstandigheden de ouders beslissen tot aantekening van gezamenlijke
gezagsuitoefening in het gezagsregister.
Ik ontraad dan ook dit amendement.
Amendement, gedrukt onder nr. 9
Dit amendement dient tot vervanging van het amendement onder nr. 7. Dat
amendement is tijdens de mondelinge behandeling van afgelopen week besproken.
Ik heb toen aangegeven dat in situaties als in dit amendement aan de orde –
de moeder is overleden of ontheven van het gezag – het belang van het
kind, het belang van de ontheven moeder en, als de moeder is overleden, het
belang van haar familie met zich mee behoren te brengen dat de rechter een
beslissing geeft over het gezag. Het amendement onder stuk nr. 7 was beperkt
tot de situatie van twee mannen. Het vervangende amendement impliceert een
verruiming naar alle gevallen waarin de moeder is overleden of ontheven van
het gezag en de andere ouder voortaan alleen het gezag heeft. De verruiming
van de situaties waarin het amendement toepassing kan vinden, brengt geen
verandering in mijn opvatting over dit amendement. Ik blijf dit amendement
dan ook ontraden.
De Staatssecretaris van Justitie,
N. A. Kalsbeek