27 047
Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het gezamenlijk gezag van rechtswege bij geboorte tijdens een geregistreerd partnerschap

nr. 11
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 maart 2001

Tijdens de mondelinge behandeling op 20 maart 2001 van het wetsvoorstel Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het gezamenlijk gezag van rechtswege bij geboorte tijdens een geregistreerd partnerschap, zijn door mevrouw Ross-van Dorp vragen gesteld over de wijziging van gezag in de situatie dat een bekende donor het kind heeft erkend en omgang heeft met het kind. Wanneer op enig moment er een situatie ontstaat waarin deze donor graag het gezag wil uitoefenen, terwijl ook het kind deze gezagswijziging wenst, maar de moeder daarmee niet akkoord gaat, wijst het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) dan in de richting van een recht van de donor op gezag, omdat hij de biologische vader is? Kan de rechter ten gunstige van de donor beslissen, waar het gezag van de partner van de moeder onder zou kunnen lijden?

Deze vragen beantwoord ik graag als volgt. Daarbij ga ik uit van de situatie dat een moeder een geregistreerd partnerschap is aangegaan met een andere vrouw. Ook ga ik ervan uit dat het wetsvoorstel wet is geworden en in werking is getreden.

Is het kind staande het geregistreerd partnerschap geboren en is het kind na de geboorte door de donor erkend, dan hebben de moeder en haar partner van rechtswege gezamenlijk het gezag over het kind. Dit gezamenlijke gezag kan (uitsluitend) op verzoek van de moeder of haar partner worden beëindigd in geval de omstandigheden zijn gewijzigd. Een gewijzigde omstandigheid kan bijvoorbeeld zijn dat het normale overleg tussen de moeder en haar partner zodanig is verstoord dat er een onaanvaardbaar risico voor het kind ontstaat. Voor beëindiging van het gezamenlijk gezag is de tussenkomst van de rechter nodig. De rechter mag evenwel pas een beslissing geven omtrent de beëindiging van het gezamenlijk gezag nadat de niet met het gezag belaste ouder (i.c. de donor) in de gelegenheid is gesteld om te verzoeken hem alleen met het ouderlijk gezag te belasten of nadat beide ouders in de gelegenheid zijn gesteld te verzoeken hen met het ouderlijk gezag te belasten (artikel 253v, tweede lid, juncto artikel 253y Boek 1 BW). In de praktijk betekent dit dat de donor een afschrift ontvangt van het verzoekschrift tot beëindiging van het gezamenlijk gezag. De donor wordt tevens gewezen op de mogelijkheid tot het indienen van een verzoek tot ouderlijk gezag.

Wanneer de rechter beslist dat het gezamenlijk gezag wordt beëindigd, bepaalt de rechtbank aan wie van partijen (de moeder, haar partner, dan wel (indien een daartoe strekkend verzoek is ingediend) de donor of de moeder en de donor tezamen) voortaan het gezag toekomt. De rechter zal die beslissing geven die hij het meest in het belang van het kind acht; aan de moeder of de donor komt niet een voorkeurspositie toe boven de partner van de moeder (niet-ouder). Het EVRM wijst in verband met het bestaan van family life tussen het kind en de partner van de moeder, niet in de richting van een voorkeurspositie van een van de ouders.

Is een kind staande het geregistreerd partnerschap geboren en is het kind al tijdens de zwangerschap door de donor erkend, dan oefent de moeder alleen het gezag uit over het kind.

Gezamenlijk gezag door de moeder en haar partner kan worden verkregen na een beslissing terzake door de rechter (artikel 253t Boek 1 BW). Bestaat eenmaal dit gezamenlijk gezag, dan geldt ten aanzien van de beëindiging daarvan het hiervoor beschrevene (artikel 253v Boek 1 BW).

In de situatie dat alleen de moeder het gezag uitoefent, kan de donor (de vader) de rechter verzoeken hem met het gezag over het kind te belasten. Dit verzoek wordt slechts ingewilligd indien de rechter dit in het belang van het kind wenselijk oordeelt (artikel 253c Boek 1 BW).

Indien de donor het kind niet heeft erkend, kan er niettemin een zodanige band tussen het kind en de donor zijn ontstaan, dat daaruit het bestaan van family life tussen de donor en het kind voortvloeit. Het is voorstelbaar dat in een procedure tot beëindiging van het gezamenlijk gezag van de ouder en zijn partner, als hierboven geschetst, de donor die in een nauwe persoonlijke betrekking tot het kind staat, wordt opgeroepen om te worden gehoord over het verzoek tot toedeling van het gezag aan de ouder alleen of aan de partner van de ouder alleen. De donor die het kind niet heeft erkend, kan echter op grond van de wet geen verzoek doen om hem met het gezag over het kind te bekleden.

De Staatssecretaris van Justitie,

N. A. Kalsbeek

Naar boven