27 044
Vervreemding aandelenbezit NV SDU

nr. 2
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 25 juli 2000

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1 heeft over de brief van de minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid inzake de vervreemding van het aandelenbezit NV SDU de volgende vragen ter beantwoording aan het kabinet voorgelegd. De vragen zijn bij brief van 12 juli 2000 beantwoord.

Vragen en antwoorden zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

De Cloe

De griffier van de commissie,

Coenen

Werknemersparticipatie

Vraag 1 (CDA):

In uw brief aan de Tweede Kamer d.d. 11 juli 1991 is duidelijk aangegeven dat de directie van de N.V. Sdu met de ondernemingsraad overeenstemming heeft bereikt over de vorm en de modaliteiten van de werknemersparticipatie. In uw brief van 7 maart staat; «of en zo ja met welke modaliteiten een werknemersparticipatie wordt ingevoerd.»

a) Wat is de achtergrond van deze beleidswijziging?

b) Is over deze beleidswijziging overeenstemming met de Sdu en de ondernemingsraad van de Sdu?

c) Welke exacte afspraken zijn toentertijd gemaakt?

d) Waarom worden deze afspraken niet nagekomen?

a) Er is geen besluit genomen tot beleidswijziging. De in 1991 gemaakte afspraken waren op hoofdlijnen en zouden toen door de N.V. Sdu v/h Staatsdrukkerij/uitgeverij («Sdu») nader worden uitgewerkt. Het aldus uitgewerkte plan zou nog ter toetsing aan de Staat worden voorgelegd. Uitwerking heeft, voorzover mij bekend, niet plaatsgevonden. Er is in ieder geval nimmer een uitgewerkt plan ter toetsing aan de toenmalige Minister voorgelegd. Dit hangt waarschijnlijk samen met het toenmalige uitstel van de privatisering van de Sdu. Sinds juli 1991 is er inmiddels negen jaar verstreken. Het is daardoor praktisch gezien niet meer mogelijk de indertijd op hoofdlijnen gemaakte afspraken nu zonder wijziging uit te werken en ten uitvoer te leggen.

b) Wat de veronderstelde beleidswijziging betreft wordt verwezen naar het antwoord op vraag a). Er zal door de Staat over een werknemersparticipatie nog nader overleg gepleegd moeten worden met de directie van de Sdu. Het ligt niet op de weg van de Staat om rechtstreeks overleg te plegen met de ondernemingsraad van de Sdu. (Dat is een taak voor de directie van de Sdu.)

c) Voor de indertijd gemaakte afspraken wordt hierbij verwezen naar het rapport «Werknemersparticipatie bij de Sdu» d.d. oktober 1990 dat bij brief van 20 december 1990 (Tweede Kamer 1990–1991, 21 976, nr. 1) aan het parlement is toegezonden en naar de brief d.d. 11 juli 1991 van de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (Tweede Kamer, 1990–1991, 21 976, nr. 2).

d) Het antwoord op deze vraag is vervat in de antwoorden op vragen a), b) en c).

Vraag 1 (PvdA):

Kunt u meer duidelijkheid verschaffen over de vraag of en onder welke condities werknemersparticipaties mogelijk zullen worden gemaakt? (blz. 2)

Op dit moment kan niet meer duidelijkheid worden verschaft over de vraag onder welke condities werknemersparticipaties mogelijk zullen worden gemaakt. Wel is het de bedoeling om een werknemersparticipatieregeling mogelijk te maken. Zie ook het antwoord op vraag 1 (CDA).

Raamovereenkomst

Vraag 2 (PvdA):

In hoeverre is de Sdu als zelfstandig bedrijf levensvatbaar indien het contract met de Staat zou komen te vervallen? (blz. 2)

Vraag 4 (CDA):

Wat is de levensvatbaarheid c.q. de kans op continuïteit van een geprivatiseerde Sdu bij het wegvallen van het raamcontract?

Vraag 8 (VVD):

De Staat heeft met de Sdu een raamcontract gesloten. Is de Staat, met het oog op de continuïteit van de onderneming, bekend met andere opdrachtgevers? Hoe groot is het aandeel van de Staat als opdrachtgever in vergelijking met andere opdrachtgevers? (blz. 2)

Vraag 2 (CDA):

Het raamcontract tussen Staat en Sdu is tweejarig (looptijd 1999–2001). Wat is de omvang van dit raamcontract in relatie tot de totale omzet van de Sdu?

De Raamovereenkomst heeft een onbepaalde looptijd en is ieder moment opzegbaar met een opzegtermijn van twee jaar. Vast staat dat de Staat de belangrijkste opdrachtgever van de Sdu is en dat indien het contract met de Staat zou komen te vervallen dit een grote impact op de onderneming zou hebben. Zoals reeds gemeld in de brief is het laten vervallen van het contract door de Staat als klant van de Sdu thans niet aan de orde.

Het aandeel van de Staat als opdrachtgever-klant was bij de verzelfstandiging in 1988 100%. Thans is een substantieel kleiner deel van de omzet en het resultaat van de onderneming afhankelijk van de Raamovereenkomst. Voor het overige bestaat het klantenbestand van de Sdu hoofdzakelijk uit medeoverheden en professionele beroepsgroepen, zoals juristen, fiscalisten, milieuspecialisten etc. Zoals uit bovenstaande schattingen blijkt, is de afhankelijkheid van de Sdu van de Raamovereenkomst sinds de verzelfstandiging afgenomen. De vervreemding van de aandelen door de Staat biedt de Sdu mogelijkheden om de afhankelijkheid van de Raamovereenkomst verder te verminderen en zo de kans op verdere uitbouw van de activiteiten te verbeteren. Privatisering biedt de Sdu namelijk nieuwe mogelijkheden eigen vermogen aan te trekken en allianties te sluiten.

Vraag 9 (D66):

Welke gevolgen heeft het afstoten van overheidsaandelen voor het beleid van de Sdu ten aanzien van de Staatscourant waarin tot nu toe de productie van officiële publicaties van de overheid plaatsvindt en dat op dit moment contractueel is gewaarborgd door middel van een met de Sdu gesloten raamcontract?

Vervreemding van de aandelen heeft geen gevolgen voor het beleid van de Sdu ten aanzien van de Staatscourant. Op basis van de genoemde Raamovereenkomst en de daarbij behorende Deelovereenkomst Nederlandse Staatscourant met Supplementen en Bijvoegsels is de Sdu onder meer verplicht om:

• de Staatscourant met Supplementen en Bijvoegsels uit te geven en daarin kosteloos en tijdig bepaalde bekendmakingen te publiceren;

• jaarlijks met de Staat overleg te plegen over de leveringsvoorwaarden en tarieven (wanneer geen overeenstemming kan worden bereikt worden deze door een scheidsgerecht vastgesteld);

• in de Staatscourant alleen nieuws en beschouwingen op te nemen voor zover verenigbaar met het karakter van dit blad als officieel publicatieblad van het Koninkrijk der Nederlanden en daarbij eventuele algemene of bijzondere aanwijzingen van de Minister van GSI op te volgen.

Deze en andere verplichtingen uit hoofde van Raamovereenkomst en Deelovereenkomst blijven na het afstoten van overheidsaandelen onverminderd van kracht. Het beleid van Sdu zal er na het afstoten van aandelen net als thans op gericht zijn om met inachtneming van deze verplichtingen tot een zo gunstig mogelijke exploitatie van de Staatscourant te komen.

Vraag 10 (D66):

Wat betekent het dat de zekerheid ontbreekt dat ook in de toekomst het raamcontract met de Sdu wordt voortgezet?

De Staat treedt in twee verschillende hoedanigheden op ten opzichte van de Sdu; enerzijds als de enige aandeelhouder anderzijds als (belangrijke) klant van de Sdu. Onafhankelijk van de privatisering zou de Staat als klant op enig moment in de toekomst kunnen besluiten de contractuele relatie niet met de Sdu te willen voortzetten, maar met een andere marktpartij.

Overigens verwacht ik niet dat de onzekerheid of ook in de toekomst de Raamovereenkomst met de Sdu wordt voortgezet, negatieve implicaties heeft voor het vervreemdingsproces. Zoals reeds eerder gezegd is, kan de vervreemding juist leiden tot een extra impuls voor de Sdu om verder te groeien en nieuwe samenwerkingsverbanden aan te gaan. Bovendien is enige mate van onzekerheid met betrekking tot de omzet inherent aan ondernemerschap.

Vraag 3 (PvdA):

Is het in 1997 gesloten contract (met twee jaar opzegtermijn) tot stand gekomen met inachtneming van de Europese regels voor aanbesteding? (blz. 2)

Vraag 11 (D66):

Kan de voorgenomen vervreemding tot gevolg hebben dat hetzij nu hetzij op termijn het contract officiële publicaties overeenkomstig de Europese regelgeving Europees zal moeten worden aanbesteed? En impliceert dit dat de productie van onze officiële publicaties mogelijk in buitenlandse handen komt?

Vraag 12 (D66):

Is dit een gewenste ontwikkeling? Wat zijn de financiële consequenties? Kan het gesignaleerde effect worden voorkomen?

Er is in 1997 geen nieuw contract gesloten, maar er is een wijziging gebracht in de verlengingsmodaliteit. Oorspronkelijk was overeengekomen dat de Raamovereenkomst telkens verlengd zou worden met een termijn van 5 jaar indien geen van beide partijen met inachtneming van een opzeggingstermijn van 2 jaar gebruik zou maken van de bevoegdheid de Raamovereenkomst te beëindigen. De wijziging van 1997 hield in dat de Raamovereenkomst voor onbepaalde tijd werd verlengd met dien verstande dat de Raamovereenkomst op elk moment door een van beide partijen met inachtneming van een opzeggingstermijn van 2 jaar kon worden beëindigd.

De Raamovereenkomst officiële publicaties kan worden beschouwd als een op privaatrechtelijke basis verleende concessie aan de NV Sdu om als enige uitgeverij gedurende de looptijd van de overeenkomst alle officiële publicaties te mogen uitgeven. De verlening van een concessie is geen overheidsopdracht in de zin van de Europese aanbestedingsrichtlijn 92/50/EEG. Derhalve zijn de Europese aanbestedingsregels niet van toepassing op de Raamovereenkomst officiële publicaties. De voorgenomen vervreemding brengt daarin geen verandering. De vervreemding wijzigt de eigendomsverhouding van de Staat (als eigenaar) ten opzichte van de Sdu. De eventuele gebondenheid van de Staat (als opdrachtgever) aan aanbestedingsregels staat hier los van.

De omstandigheid dat de Europese aanbestedingsregels niet van toepassing zijn betekent niet dat de Raamovereenkomst ongelimiteerd met de Sdu voortgezet zal worden. Op enig moment in de toekomst kan de Staat de aan de Sdu verleende concessie beëindigen teneinde marktpartijen in de gelegenheid te stellen een offerte uit te brengen ter verwerving van de concessie. Indien de verleende concessie wordt beëindigd en marktpartijen een offerte kunnen uitbrengen zullen de algemene beginselen van het EG-Verdrag, waaronder met name het gelijkheidsbeginsel, in acht genomen worden. Dit impliceert dat de productie van de officiële publicaties in buitenlandse handen kan komen.

De Staat kan in het kader van een eventuele nieuwe concessieverlening, zoals ook nu in de Raamovereenkomst van toepassing is, strikte voorwaarden opleggen aan de dienstverlener ter waarborging van de vertrouwelijkheid en continuïteit van de overheidsinformatievoorziening. Ook zullen de voorwaarden voor de afnemers van officiële publicaties, waaronder prijs/prestatieverhouding en de financiële consequenties, uiteraard behoren tot de essentiële criteria bij de selectie van een nieuwe concessionaris. Vanuit dit gezichtspunt is de mogelijkheid dat ook private dienstverleners in de andere lid-Staten in de gelegenheid worden gesteld mee te dingen naar een concessie inzake de uitgifte van de officiële publicaties een logische ontwikkeling.

Vraag 13 (D66):

Wat betekent deze ontwikkeling voor het karakter van de Staatscourant?

Indien de Staat een (raam)contract met een andere dienstverlener dan de Sdu zou sluiten dan zou deze dienstverlener minstens aan soortgelijke verplichtingen worden onderworpen, als thans in de relatie met de Sdu gelden. Zie hiervoor tevens het antwoord op vraag 9.

Privatisering

Vraag 5 (PvdA):

De Tweede Kamer heeft in 1991 ingestemd met de voorgenomen vervreemding door de Staat van haar aandelen in de Sdu. In welk opzicht acht de minister het ondernemingsklimaat ten opzichte van 1991 gewijzigd, waardoor hij thans meent dat vervreemding ten gunste van de onderneming zal zijn? Wat zijn de huidige perspectieven met betrekking tot de continuïteit van de onderneming? (blz. 2)

Vraag 6 (VVD):

De minister schrijft dat voor verdere groei als ook voor het borgen van de vereiste marktgerichtheid een vervreemding van aandelen thans wenselijk wordt geacht. De leden van de VVD-fractie vragen de minister in hoeverre hij het thans opstarten van de verkoopprocedure beschouwd als een goed aandeelhoudersbesluit met het oog op het verkrijgen van een optimale prijs.

Vraag 5 (CDA):

Wat is de meerwaarde van een verdere groei c.q. de kans op continuïteit van een geprivatiseerde Sdu als de aandelen vervreemd worden?

Het tijdelijk stopzetten van de privatisering in het begin van de jaren negentig is niet ingegeven door het ondernemingsklimaat maar is voortgekomen uit de constatering dat het bedrijf nog niet de omslag had kunnen maken om in een commerciële omgeving te kunnen opereren en overleven. Tijdens het verzelfstandigingsproces heeft de nadruk met name gelegen op de sociale aspecten van het op afstand plaatsen van de Staatsdrukkerij/Uitgeverij en niet zozeer op de commerciële aspecten. Het gevolg was dat in de jaren negentig een ingrijpend transformatieproces nodig is geweest om het voormalige Staatsbedrijf om te vormen tot een moderne gedigitaliseerde uitgeverij met aansprekende bedrijfsresultaten en goede vooruitzichten. Continuïteit en verdere groei van de onderneming zijn gebaat bij de mogelijkheden die een privatisering met zich meebrengt, zoals het aantrekken van nieuw eigen vermogen en het aangaan van strategische allianties. De laatste jaren heeft de Sdu een ware cultuuromslag gemaakt. Het vervreemden van de aandelen van de Staat kan als laatste stap worden gezien in de omslag van Staatsbedrijf naar een onderneming los van de Staat.

Het huidige 100% aandeelhouderschap van de Staat in het voormalige Staatsbedrijf Sdu dient, in overeenstemming met het algemene kabinetsbeleid inzake overheidsdeelnemingen, te worden gezien als tussenstap op weg naar privatisering van de Sdu. Het oogmerk van de Staat is dus niet het deelnemen in en verkopen van ondernemingen vanuit beleggingsoverwegingen. Maar uiteraard is ook de Staat gebaat bij een goede opbrengst van de verkoop van haar bezittingen. De verwachting is dat het nu gekozen moment van herstart van het verkoopproces, dat wil zeggen na een ingrijpende transformatie van de onderneming, dan ook leidt tot een goede opbrengst voor de Staat als aandeelhouder.

Vraag 3 (CDA):

In 1991 is de vervreemding niet gerealiseerd omdat te veel onzekerheid bestond over de continuïteit. In de daarop volgende jaren is de Sdu gemoderniseerd. Is het juist dat de uitgesproken relatie met de overheid het onderscheidende element vormde waardoor de uitbouw mogelijk was?

De dienstverlening aan de overheid heeft de Sdu een basis gegeven voor de verdere ontwikkeling en groei van de Sdu sinds de oprichting in 1988. De Sdu is erin geslaagd «een positie op te bouwen als uitgever van instrumentele informatie voor professionele doelgroepen» (citaat aanbiedingsbrief jaarverslag 1999), waarbij het relatieve belang van de officiële publicaties is afgenomen. Het op afstand zetten van de Sdu in 1988 betekende de oprichting van de N.V. SDU v/h Staatsdrukkerij/Uitgeverij als structuurvennootschap, met de Staat als enig aandeelhouder. In een structuurvennootschap als de Sdu heeft de aandeelhouder relatief weinig invloed. De uitbouw van de Sdu dient dan ook primair te worden gezien als de verdienste van het bestuur van de onderneming. De relatie met de overheid, hier niet begrepen als de aandeelhoudersrelatie, is daarbij belangrijk geweest.

Overig

Vraag 4 (PvdA):

De minister schrijft dat naast NV Sdu tevens Koninklijke Vermande en Vuga Systemen deel uitmaken van de uitgeefactiviteiten van Sdu uitgevers. Kan de minister aangeven hoe de zeggenschapsverhoudingen liggen ten aanzien van deze activiteiten en daarbij tevens de vennootschapsstructuren van Koninklijke Vermande en Vuga systemen betrekken? (blz. 1)

Koninklijke Vermande en Vuga Systemen zijn deelnemingen van de Sdu. De Sdu bezit van beide 100% van de aandelen. Beide deelnemingen zijn integraal opgenomen in de organisatie van de Sdu.

Vraag 7 (VVD):

Bestaan er enige afspraken tussen de Staat als aandeelhouder en NV Sdu over de allocatie van de opbrengst van de vervreemding c.q. koerswinst? Welk bedrag is met de vervreemding gemoeid?

De gehele opbrengst van de verkoop zal conform het Kabinetsbeleid worden aangewend voor verlaging van de staatsschuld. Het rentevoordeel dat, na aftrek van gemaakte kosten en compensatie voor dividendderving, hierdoor ontstaat, zal worden gestort in het FES-fonds.

Het vervreemdingsproces bevindt zich nog in de startfase. Er zijn nog geen concrete indicaties over een mogelijke opbrengst. Daarnaast acht ik het voor de onderhandelingspositie van de Staat niet opportuun om thans met verwachtingen omtrent de opbrengst naar buiten te treden.


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Schutte (GPV), Te Veldhuis (VVD), ondervoorzitter, De Cloe (PvdA), voorzitter, Van de Camp (CDA), Van den Berg (SGP), Scheltema-de Nie (D66), Van der Hoeven (CDA), Van Heemst (PvdA), Oedayraj Singh Varma (GroenLinks), Rijpstra (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Hoekema (D66), Dankers (CDA), O. P. G. Vos (VVD), Rehwinkel (PvdA), Wagenaar (PvdA), Luchtenveld (VVD), De Boer (PvdA), Verburg (CDA), Rietkerk (CDA), Halsema (GroenLinks), Kant (SP), Duijkers (PvdA), Balemans (VVD) en De Swart (VVD).

Plv. leden: Rouvoet (RPF), Van Beek (VVD), Zijlstra (PvdA), Van Wijmen (CDA), Ravestein (D66), Augusteijn-Esser (D66), Balkenende (CDA), Barth (PvdA), Rabbae (GL), Cherribi (VVD), Gortzak (PvdA), Dittrich (D66), Wijn (CDA), Van den Doel (VVD), Van Oven (PvdA), Apostolou (PvdA), Cornielje (VVD), Kuijper (PvdA), Mosterd (CDA), Eurlings (CDA), Van Gent (GroenLinks), Poppe (SP), Belinfante (PvdA), Essers (VVD) en Nicolaï (VVD).

Naar boven