27 036
Wijziging van de Wet op de rechterlijke indeling in verband met de opheffing van de kantongerechten Meppel, Zevenbergen en Zuidbroek

nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 30 augustus 2000

Wij hebben met veel belangstelling kennisgenomen van het verslag en de standpunten die daarin door de leden van de fracties van de PvdA, de VVD, D66 en de SGP zijn ingenomen. Wij stellen het zeer op prijs dat de commissie een spoedige behandeling van het wetsvoorstel voorstaat. Daarbij hebben we goede nota genomen van haar opmerking dat de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid acht, als de regering de gestelde vragen en de gemaakte opmerkingen tijdig zal hebben beantwoord. Ook wij streven naar een spoedige behandeling van het wetsvoorstel en hopen met de beantwoording van de gestelde vragen daaraan voldoende te kunnen bijdragen.

ALGEMEEN

1. Inleiding

Alle aan het woord zijnde leden hebben instemmend gereageerd op ons voornemen de kantongerechten Zevenbergen en Zuidbroek op te heffen. De leden van de fracties van PvdA, VVD en SGP zijn niet overtuigd van de noodzaak tot opheffing van het kantongerecht Meppel. De leden van de fractie van D66 steunen in beginsel het gehele wetsvoorstel, omdat zij oog hebben voor de argumenten die pleiten voor opheffing. Wij zijn verheugd over de steun voor opheffing van eerstgenoemde kantongerechten en willen in deze nota graag ingaan op de gemaakte opmerkingen en de gestelde vragen.

2. Herhaalde verzoeken

De leden van de D66 fractie willen graag weten of er sprake is van herhaalde verzoeken ten aanzien van de betrokken kantongerechten. Wij kunnen dit bevestigen. Het eerste verzoek tot opheffing van alle drie gerechten wordt gedaan in 1995. De toenmalige minister van Justitie heeft destijds in een brief van 14 november 1995 aan de gerechten om tussentijdse inzichten bij de uitwerking van het toekomstige nevenlocatiebeleid per arrondissement verzocht. Dit verzoek wordt gedaan met het oog op de voorbereiding van het nadien ingediende wetsvoorstel tweede fase herziening rechterlijke organisatie (HRO) (kamerstukken II, 1995–1996, 24 651).

Kantongerecht Meppel

De arrondissementsraad Assen heeft op 29 mei 1996 om opheffing van het kantongerecht Meppel verzocht. Deze raad, waarin de gerechten van het arrondissement Assen vertegenwoordigd zijn, was van mening dat de vereiste kwaliteit voor de rechtzoekende beter bereikt kon worden door de drie relatief kleine kantongerechten in het arrondissement samen te smelten tot twee kwalitatief sterke, te weten Assen en Emmen. Het kleinste van de drie, Meppel, dat al geruime tijd geen eigen griffie-activiteiten meer kende, was te kwetsbaar gebleken. Bij brief van 31 oktober 1996 is die wens door de arrondissementsraad Assen herhaald. De politieke onzekerheid over de toekomst van de modernisering van de rechterlijke organisatie heeft ertoe geleid dat er pas op de plaats werd gemaakt. In dat licht heeft de toenmalige minister van Justitie uw Kamer in 1997 meegedeeld dat er geen onomkeerbare beslissingen zouden worden genomen dan wel dat de schijn daartoe vermeden moest worden (kamerstukken II, 1997–1998, 25 425, nr. 2).

Bij brief van 16 april 1997 heeft het bestuur van het arrondissement Assen, in reactie op de mededeling van de toenmalige minister van Justitie dat de gewenste opheffing niet zou worden gerealiseerd, gewezen op de nadelige gevolgen van dat besluit. Het bestuur heeft daarbij opnieuw de wens te kennen gegeven om in de toekomst het kantongerecht Meppel op te heffen. Op de mededeling van de toenmalige minister van Justitie, waarnaar de leden van de fractie van D66 verwijzen, komen wij later in deze nota nog terug.

De werkgroep situeringsbeleid heeft bij de uitwerking van de hoofdlijnen van de Contourennota voorgesteld om over te gaan tot opheffing van een aantal kantongerechten waaronder Meppel. Bij brief van 13 april 1999 heeft de arrondissementsraad Assen eenzelfde standpunt ingenomen.

Kantongerecht Zevenbergen

In een reactie op de eerder genoemde brief van de toenmalige minister van Justitie van 14 november 1995 heeft het arrondissementsbestuur Breda in zijn brief van 6 mei 1996 aangegeven dat het kantongerecht Zevenbergen te klein is om te worden gehandhaafd. In deze brief wordt gepleit voor opheffing. Toen de activiteiten om te komen tot een herziening van de rechterlijke organisatie geen verdere voortgang vonden, heeft ook de besluitvorming rond de opheffing van het kantongerecht Zevenbergen stilgelegen. In reactie op onze brief van 2 maart 1999 heeft het arrondissementsbestuur Breda bij brief van 9 maart positief gereageerd op ons voorstel het kantongerecht Zevenbergen op te heffen. Het verzoek ging vergezeld van de boodschap om dit op de kortst mogelijke termijn te effecturen.

Kantongerecht Zuidbroek

Het verzoek tot opheffing van het kantongerecht Zuidbroek heeft een zelfde achtergrond. In een reactie op de brief van de toenmalige minister van Justitie van 4 april 1996 is de wenselijkheid van de opheffing van het kantongerecht Zuidbroek als te klein en ondoelmatig niet meer ter discussie gesteld. Bij brief van 27 oktober 1997 hebben de gerechtelijke diensten van het arrondissement Groningen de minister van Justitie verzocht het kantongerecht op te heffen. In een reactie op onze brief van 2 maart 1999 hebben de kantongerechten in het arrondissement Groningen ons op 30 maart 1999 laten weten in te stemmen met de opheffing van het kantongerecht Zuidbroek.

Het is op grond van deze herhaalde verzoeken en de daaraan ten grondslag liggende argumenten dat wij hebben besloten het voorstel tot opheffing van die kantongerechten te honoreren. Wij wensen hier nog eens voor alle duidelijkheid te vermelden dat het gaat om die verzoeken die – naar uit het bovenstaande blijkt – niet alleen herhaalde malen zijn gedaan, maar waarvan het verzoek ons al bereikt had vóór de Contourennota en voordat er sprake was van een regeerakkoord in 1998. Het pleidooi voor de opheffing van bedoelde kantongerechten met als resultaat een efficiëntere en effectievere werkwijze van de gerechten die weer tot gevolg zal hebben een kwaliteitsverbetering van de rechtspraak en een betere dienstverlening aan de rechtzoekende burger, heeft ons ervan overtuigd dat wij met dit voorstel op de goede weg zijn.

Wij sluiten ons dan ook graag aan bij de definitie van bereikbaarheid van gerechten die de arrondissementsraad Assen geeft in haar herhaalde verzoek van13 april 1999 om snel over te gaan tot opheffing van het kantongerecht Meppel. Wij citeren: «Door de huidige mogelijkheden op het gebied van vervoer achten wij het begrip bereikbaarheid overigens niet langer vooral bepaald door de afstand: snelle en adequate rechtspraak, vanuit een doelmatige inzet van mensen en middelen, met weinig formele drempels, en het bestaan van lage financiële belemmeringen verdienen evenzeer nadruk als het gaat om de bereikbaarheid van kantongerechten».

3. Achtergronden

De leden van de fractie van de PvdA wijzen erop dat het kantongerecht Meppel als mogelijke nevenzittingsplaats niet is meegenomen in het onderzoek van Adviesbureau Bleker en De Koningh. Zij leiden dit af uit het feit dat het kantongerecht Meppel in het onderzoek zelfs niet genoemd wordt.

Het antwoord aan deze leden is dat het onderzoek gericht was op haalbare nevenlocaties van de kantongerechten, als deze op grond van de «tweede fase herziening rechterlijke organisatie» zouden zijn opgegaan in de arrondissementsrechtbanken. De uitkomst van het onderzoek is dat instandhouding van Assen en Emmen in voldoende mate de bereikbaarheid garandeert voor de kantonrechtspraak in het arrondissement Assen. Dat impliceert dat er voor het kantongerecht Meppel geen plaats is. De leden van de fractie van de PvdA zetten vraagtekens bij de actualiteitswaarde van het onderzoek, dat in 1992 is uitgevoerd door het Adviesbureau Bleker en De Koningh. Deze leden vragen zich af of een dergelijk onderzoek, zou dit thans worden uitgevoerd, niet andere resultaten zal opleveren. De onderzoeksgegevens zijn inderdaad al zo'n acht jaar oud. Bovendien dienen we in ogenschouw te nemen hetgeen destijds de achtergrond van het onderzoek was, te weten de integratie van de kantongerechten in de rechtbanken. Dit brengt evenwel niet mee dat daarmee alle bevindingen en aanbevelingen van het rapport van nul en generlei waarde zijn. De overwegingen van doelmatigheid en bereikbaarheid voor de drie onderhavige kantongerechten blijven wat ons betreft overeind staan. De mobiliteit van de burger is in de afgelopen acht jaar eerder toegenomen dan afgenomen. De bereikbaarheid is daardoor minder problematiek. Dit is van belang voor de afweging van de argumenten van bereikbaarheid voor een beperkt aantal burgers enerzijds tegen het belang van verhoging van het kwaliteitsniveau voor alle burgers in het arrondissement anderzijds.

De leden van de VVD fractie vragen zich af waarom het kantongerecht Meppel opgeheven zou moeten worden, terwijl in andere relatief kleine arrondissementen wel kleine kantongerechten gehandhaafd blijven, zoals in het arrondissement Middelburg.

Wij wijzen deze leden erop dat het onderhavige wetsvoorstel alleen betrekking heeft op die gevallen waarin al concrete verzoeken tot opheffing voorliggen. Het betreft hier de uitvoering van een onderdeel van het situeringsbeleid zoals aangekondigd in de Contourennota. Verder wijzen wij erop dat het besluit om kantongerechten te behouden dan wel op te heffen voor elk arrondissement en elk kantongerecht een geheel eigen afweging kent die het beste door het. desbetreffende arrondissementsbestuur kan worden gemaakt. Zo is de geografische situatie in Zeeland al een geheel andere dan in Drente. In andere gevallen waarin om effectiviteitsoverwegingen maatregelen gewenst waren, zijn andere voorstellen ontwikkeld, bijvoorbeeld sluiting van het kantongerechtsgebouw en het zoeken naar andere vervangende zittingsruimte. Wij verwijzen hiervoor naar onze brief van 20 augustus 1999 (kamerstukken II, 26 352, nr. 16).

De leden van de fractie van D66 vragen zich af of met de opheffing van het kantongerecht Meppel niet alleen een pas op de plaats is gemaakt vanwege de patstelling bij de voortgang van de zogeheten tweede fase Herziening rechterlijke organisatie (HRO), maar of daarbij ook andere overwegingen een rol hebben gespeeld. Zij verwijzen in dit verband naar een uitspraak van de toenmalige minister van Justitie bij de behandeling van de Begroting van Justitie in de Eerste Kamer (Handelingen EK, 1996–1997, 25 000 VI, 3 juni 1997). Hoewel volgens het arrondissementsbestuur de gewenste opheffing van het kantongerecht Assen geheel los diende te worden gezien van de tweede fase HRO, heeft minister Sorgdrager destijds toch besloten op dat moment niet de gewenste opheffing te realiseren. Dit hield verband met haar toezegging in de Tweede Kamer om in verband met het Wetsvoorstel tweede fase HRO geen onomkeerbare stappen te zetten, dan wel de schijn daarvan te vermijden. Het is daarbij evenwel niet de bedoeling geweest dat de door het arrondissementsbestuur gewenste opheffing definitief van de baan zou zijn. Wij verwijzen u in dit verband naar een passage uit het Algemeen Overleg met uw Kamer op 11 september 1997, waarin wordt gesteld: «Er zullen in den lande zeker kantongerechten zijn waarvan de exploitatie niet meer verantwoord is. Het sluiten daarvan is evenwel iets anders dan het sluiten van kantongerechten om andere redenen. Het gaat de minister erom dat er geen kaalslag plaatsvindt in de kantongerechtsstructuur.» (kamerstukken II, 1997–1998, 25 425, nr. 2, p. 12). Het arrondissementsbestuur Assen heeft de minister bij brief van 16 april 1997 laten weten begrip te hebben voor dat standpunt. Wel werd daarbij gewezen op de nadelige consequenties van dit besluit en herhaalde het bestuur de wens tot opheffing van het kantongerecht Meppel in de toekomst.

De noodzaak om op dat moment pas op de plaats te maken, werd bevestigd door de ontwikkelingen die zich vervolgens hebben afgespeeld. Wij noemen in chronologische volgorde: het kritisch verslag van uw kamer over het op 18 oktober 1998 ingetrokken Wetsvoorstel tweede fase HRO (kamerstukken II 1998–1999, 24 651, nr. 8), het rapport van de commissie Leemhuis in 1998, het regeerakkoord van het huidige kabinet en de Contourennota.

De opheffing van de drie betreffende kantongerechten past in de visie over de modernisering van de rechterlijke organisatie die is uitgezet in de Contourennota en het inmiddels bij uw Kamer aanhangige wetsvoorstel Organisatie en Bestuur Gerechten (WOBG) (kamerstukken 1999–2000, 27 181).

Bij de discussie over de Contourennota in uw Kamer op 19 april 1999 is onder meer gesproken over het situeringsbeleid. Bij die gelegenheid is gesteld dat wij voornemens waren drie kantongerechten, waaronder Meppel, op te heffen. Tijdens dat overleg is van de zijde van de Kamer niet gebleken van bezwaren tegen ons voornemen. Dat heeft ons gesterkt in onze plannen om een en ander ook daadwerkelijk te doen verwezenlijken. Daartoe strekt dit wetsvoorstel.

4. Situatie Drente

De leden van de SGP-fractie zouden graag een nadere toelichting zien op onze argumenten dat de kantongerechten in Drente zo klein zijn dat alleen een bundeling het mogelijk maakt om het vereiste kwaliteitsniveau te halen. Zoals eerder in deze nota gemeld, heeft de arrondissementsraad Assen bij herhaling aangedrongen op opheffing van het kantongerecht Meppel met als belangrijkste argument dat drie relatief kleine kantongerechten in dit arrondissement te veel is om de vereiste kwaliteit voor de rechtzoekenden ook in de toekomst te kunnen waarborgen. Bij de keuze om het kantongerecht Meppel op te heffen is een afweging gemaakt tussen een constante en hoge kwaliteit van dienstverlening voor alle rechtzoekenden en de aanwezigheid van een kantongerecht in de directe omgeving van een beperkt aantal inwoners in het arrondissement. Eén van de criteria daarbij was het zaaksaanbod bij het kantongerecht Meppel.

Alle aan het woord zijnde leden hebben terecht gesteld dat de reisafstand voor de burger naar het kantongerecht niet al te groot mag zijn. Die opvatting delen wij geheel. De bereikbaarheid van de kantongerechten past geheel in de lijn van een doelmatige en efficiënte rechtspraak. Het is echter niet het enige criterium. Het dient afgezet te worden tegen de noodzaak van een kwalitatief sterke organisatie. Bij het maken van de keuze van twee kantongerechten in plaats van drie is de geografische bereikbaarheid mede in ogenschouw genomen. Voor een aantal inwoners neemt de bereikbaarheid weliswaar af, maar de afstand alsook de vervoersmogelijkheden naar het kantongerecht blijven verantwoord.

Wij willen onze argumentatie voor opheffing van het kantongerecht Meppel in deze nota graag met cijfers onderbouwen. Gemeten naar de gewogen instroom van zaken behandelen de drie kantongerechten in het arrondissement Assen samen 2% van het totaal aantal kantongerechtszaken in Nederland. Met het arrondissement Middelburg, ook 2%, is dat het kleinste aantal. Ook het aandeel van het ondersteunend personeel bedraagt naar de gewogen instroom 2%. Het kantongerecht Meppel is het kleinste kantongerecht in het arrondissement Assen en behandelt 25% van de zaken. De kantongerechten Assen en Emmen nemen respectievelijk ongeveer 39% en 36% voor hun rekening.

Als wij de opbouw van het kantongerecht Meppel in ogenschouw nemen, dan zien wij twee grotere kernen, te weten Meppel en Hoogeveen. Hoogeveen ligt ruim 20 kilometer dichter bij Assen dan bij Meppel. De gemeente Meppel telt ruim 29 000 inwoners en de gemeente Hoogeveen ruim 52 000. Bovendien is Hoogeveen een plaats die wat bedrijvigheid betreft niet onderdoet voor Meppel.

De overige inwoners van het kanton, ongeveer 35 000, wonen verspreid op het platteland en in dorpen rond de genoemde kernen. De reisafstand over de weg van Meppel naar Assen is ongeveer 55 kilometer via de A 28. Langs de Drentse hoofdvaart bedraagt die afstand ongeveer 40 kilometer. Van de plaats Hoogeveen naar Assen is de afstand ongeveer 32 km. Zowel vanuit Meppel als vanuit Hoogeveen is de verbinding naar Assen goed. Er is een snelweg die geen fileproblemen kent en wat het openbaar vervoer betreft is er een goede treinverbinding van ongeveer dertig minuten vanuit Meppel naar Assen en achttien minuten vanuit Hoogeveen naar Assen. De stelling die de leden van de fractie van de PvdA betrekken dat de gemeenten in het werkgebied van het kanton Meppel een systeem van openbaar vervoer hebben dat op Meppel is gericht en niet op Assen, kunnen wij op basis van bovengenoemde feiten niet delen.

Een telling van de zaken van het kantongerecht Meppel over het jaar 1999 laat zien dat 56% van het totale zaaksaanbod een relatie had met de plaats Hoogeveen, terwijl 25% van het aanbod betrekking had op de plaats Meppel.

Het openbaar vervoer is op het platteland van Drente niet in ruime mate aanwezig. Burgers die woonachtig zijn buiten de kernen Meppel en Hoogeveen maken dan ook in hoge mate gebruik van de auto om voorzieningen als het ziekenhuis, het gemeentehuis of het gerecht te bezoeken. Voor een aanmerkelijk deel van die inwoners zal het wat de reistijd betreft niet veel uitmaken of ze per auto naar Meppel of Assen reizen; datzelfde geldt voor de inwoners van Hoogeveen.

Zowel de leden van de fracties van de SGP als van de VVD hebben ons gevraagd naar de efficiency van de huidige organisatie van het kantongerecht Meppel, waar de griffiewerkzaamheden zijn ondergebracht in het kantongerecht Assen. Deze leden zijn van mening dat, nu de situatie zo is dat de ondersteunende werkzaamheden al geconcentreerd zijn in Assen, er van opheffing van het kantongerecht Meppel geen voordeel van efficiency kan worden verwacht.

In de huidige situatie is het inderdaad zo dat Meppel feitelijk functioneert als nevenzittingsplaats. Er is geen personeel meer aanwezig in het gebouw. Alleen voor zittingen komt het personeel naar Meppel. Deze situatie is verre van ideaal en wordt door de gerechten in Assen gezien als nadelig voor de bestaande beleidsvoornemens om tot een betere kwaliteit te komen, waarbij de eerder genoemde afwegingen van bereikbaarheid en doelmatigheid een grote rol spelen. Bij een bezetting van 2,5 fte kantonrechter en 11 fte ondersteunend personeel in Assen dient twee dagen per week naar Meppel gereisd te worden door telkens een rechter, een secretaris en een griffiemedewerker om daar zittingen te houden. Door de reistijd en de beperkingen om in Meppel ook buiten het directe zittingswerk optimaal te kunnen functioneren, gaat veel tijd verloren, omdat er geen dossiers in Meppel zijn en er geen afdoende automatisering aanwezig is. Verder wordt er op de griffie van Assen een dubbele administratie gevoerd. Zo moet er dubbel werk worden verricht als het gaat om de voorbereiding en de afwerking van de rolzittingen. Het is één van de meest tijdrovende taken van de griffie. Wanneer alleen in Assen een civiele rolzitting van de kantongerechten Assen en Meppel gezamenlijk wordt gehouden, zal dit de griffie enorm veel tijd besparen. Op dezelfde wijze kan tijd worden bespaard door straf- en Mulderzittingen voor beide kantongerechten te combineren.

De leden van de PvdA fractie vragen waarom wij niet overwogen hebben Zwolle aan te merken als geschikte plaats om het kantongerecht Meppel onder te brengen.

De mogelijkheid om arrondissementsgrenzen te wijzigen hebben wij in het kader van dit wetsvoorstel bewust niet aan de orde gesteld. Wij wijzen erop dat destijds in het kader van de reorganisatie van de politie besloten is dat de justitiële en de bestuurlijke (buiten)grenzen samenvallen. Een voorstel tot wijziging van de arrondissementsgrenzen kan niet zonder nader overleg met alle betrokkenen worden gerealiseerd.

Wij willen de aan het woord zijnde leden er graag nog eens op wijzen dat in zijn algemeenheid geldt dat alvorens het verzoek tot opheffing is gedaan, er natuurlijk een afweging heeft plaatsgevonden tussen enerzijds het belang van de burger om een gerecht zo dicht mogelijk in de buurt te hebben en anderzijds de overwegingen van efficiency en effectiviteit in het arrondissement. Ook in het geval van het kantongerecht Meppel zijn bij het verzoek tot opheffing deze elementen meegewogen. Dat heeft geleid tot de conclusie dat het belang van efficiency en een verbetering van de kwaliteit van rechtspraak zwaarder moest wegen dan het belang van een relatief klein aantal burgers bij een gerecht (iets) dichter in de buurt. Bij de afweging heeft natuurlijk ook een rol gespeeld dat de gemiddelde burger slechts zelden te maken krijgt met de rechter, dat bovendien de mobiliteit sterk is toegenomen, dat veel Meppelse zaken uit Hoogeveen afkomstig zijn en dat het voor de inwoners van die plaats niet wezenlijk uitmaakt of ze naar Assen dan wel naar Meppel gaan.

5. Situeringsbeleid/Justitie in de buurt

Wij willen tot slot van deze nota ingaan op het toekomstige situeringsbeleid.

De leden van de fractie van de SGP vragen zich af of niet onnodig wordt vooruitgelopen op de uitkomsten van onderzoeken naar de vraag waar binnen de arrondissementen nevenlocaties van rechtbanken worden gesitueerd. En hoewel zij nog niet overtuigd zijn van de wenselijkheid tot opheffing van het kantongerecht Meppel, vragen zij zich wel af in hoeverre het mogelijk is Meppel in elk geval als zittingsplaats te behouden. Ook de leden van de fracties van PvdA en VVD hebben gevraagd naar deze mogelijkheid.

In de Contourennota (kamerstukken II 26 352, nr. 2) hebben wij de hoofdlijnen van het situeringsbeleid uiteengezet. De gewenste bestuurlijke onderbrenging van de kantongerechten bij de rechtbanken diende te staan in het kader van laagdrempeligheid en toegankelijkheid. Daarbij speelden drie belangrijke criteria een rol:

– de toegenomen mobiliteit van de burger,

– de relatief geringe afstanden in Nederland, en

– het feit dat de gemiddelde burger slechts zelden gebruik maakt van de rechterlijke voorzieningen.

We hebben toen ook de afweging gemaakt dat sluiting of opheffing van kantongerechten op korte termijn alleen aan de orde zou zijn als daartoe al eerdere verzoeken waren ingediend en als de exploitatie van de gerechten onevenredig kostbaar zou zijn. De kantongerechten Meppel, Zevenbergen en Zuidbroek kwamen voor opheffing in aanmerking. Daarmee beantwoorden wij de vraag van de fractie van PvdA naar de mogelijkheid van het kantongerecht Meppel als nevenlocatie. De overige kantongerechten worden in het kader van het wetsvoorstel Organisatie en bestuur gerechten aangemerkt als nevenvestigingsplaatsen van de rechtbanken (kamerstukken II, 1999–2000, 27 181).

Los van dit besluit zullen in de toekomst na inwerkingtreding van de Wet organisatie en bestuur gerechten de besturen van de gerechten in hun eigen rechtsgebied zelfstandig nevenzittingsplaatsen kunnen aanwijzen waar ook andere zaken dan kantongerechtszaken kunnen worden behandeld. Of dat laatste ook al gebeurt, staat ter beoordeling van het gerechtsbestuur.

Naar ons oordeel moet de voorgenomen opheffing van de kantongerechten Meppel, Zevenbergen en Zuidbroek los worden gezien van de nog te ontwikkelen voorstellen in het kader van het situeringsbeleid op de lange termijn. Het WODC is gevraagd onderzoek te verrichten naar de criteria voor het nevenlocatiebeleid van de rechtbanken. Het door de leden van de fractie van de VVD bedoelde onderzoek ziet derhalve uitsluitend op de criteria voor de invulling van het situeringsbeleid op de langere termijn en staat los van de voorgenomen opheffing van drie kantongerechten en de voorgenomen sluiting van enkele andere kantongerechtsgebouwen. Om de hierboven genoemde redenen is er geen aanleiding de onderzoeksopdracht uit te breiden tot de situatie van het kantongerecht Meppel. Ook om praktische redenen is dat echter niet meer mogelijk. Wij hebben onlangs het bedoelde onderzoek aangeboden gekregen en zullen over enige tijd met een standpunt komen. De leden van de fractie van de PvdA vragen zich af hoe de opheffing van kantongerechten, en zij doelen hier met name op het kantongerecht Meppel, zich verhoudt tot het voornemen van de regering om Justitie meer in de buurt te brengen.

Wij gaan graag op deze vraag in. In den lande loopt een aantal experimenten met Justitie in de buurt (Jib). De doelstelling van deze experimenten is het leveren van een bijdrage aan de leefbaarheid en de veiligheid(sgevoelens) in woonbuurten. De eerste experimenten werden opgezet vanuit de arrondissementsparketten met een coördinerende rol voor de officier van justitie. Uit de bevindingen tot nu blijkt dat slechts in enkele gevallen Jib ervoor kiest om een terechtzitting in de wijk zelf te houden. Als er een gerechtsgebouw in de buurt is, zal daaraan zeker geen behoefte ontstaan. Bovendien moet ervoor gewaakt worden dat dat Jib niet ontaardt in een «wijktribunaal». Het is heel goed mogelijk een Jib op te zetten zonder dat er een concreet gerecht in de buurt is.

Wij kunnen het opheffen van een kantongerecht dan ook niet zien als strijdig met de gedachte van Justitie in de buurt. Mocht er in het kader van Jib wel dringende behoefte ontstaan aan terechtzitting en de rechtbank wil daaraan ook meewerken, dan kan de desbetreffende plaats worden aangewezen als nevenzittingsplaats van de rechtbank. Het Besluit nevenzittingsplaatsen dient dan te worden aangepast. Na inwerkingtreding van de Wet organisatie en bestuur gerechten die voorzien is op 1 januari 2002, zal het bestuur van het gerecht overigens zelf bij reglement zittingsplaatsen van de rechtbank binnen het rechtsgebied kunnen aanwijzen. Een reden daarvoor kan bijvoorbeeld zijn de opkomst van justitiabelen, waarnaar de leden van de fractie van de PvdA verwijzen.

De Minister van Justitie,

A. H. Korthals

De Staatssecretaris van Justitie,

M. J. Cohen

Naar boven