27 035
Wijziging van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars teneinde kunstenaars met een eigen woning niet langer van een beroep op de Wet inkomensvoorziening kunstenaars uit te sluiten

nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 1 mei 2000

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I, onderdeel C, wordt «f 1476,22» vervangen door: f 1519,45, «f 1898,00» door: f 1953,57 en «f 2108,88» door: f 2170,63.

B

In artikel III komt het tweede lid te luiden:

2. Artikel 47, eerste lid, onder a en c en het tweede lid van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars zijn van toepassing, met dien verstande dat:

a. onder het eerste jaar als bedoeld in artikel 47, tweede lid, wordt verstaan: het eerste jaar na de inwerkingtreding van deze wet;

b. voor de kunstenaar, bedoeld in het eerste lid, de bedragen, genoemd in artikel 47, tweede lid, door Onze Minister, op de in artikel 12 van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars voorgeschreven wijze, hoger worden vastgesteld, voorzover de ontwikkeling van het netto minimumloon en de netto aanspraak op minimumvakantiebijslag, gerekend vanaf 1 juli 1999 daartoe aanleiding geeft.

C

Na artikel III wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL III A

Onze Minister herziet met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet de in artikel 4, onderdeel a, van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars genoemde bedragen, op de in artikel 12 van die wet voorgeschreven wijze, voorzover de ontwikkeling van het netto minimumloon en de netto aanspraak op minimumvakantiebijslag, gerekend vanaf 1 januari 2000 daartoe aanleiding geeft.

D

Bij artikel III en artikel IV komen respectievelijk de aanduidingen «Overgangsbepaling» en «Inwerkingtreding» te vervallen.

Toelichting

Deze nota van wijziging is enerzijds technisch, anderzijds redactioneel van aard. In onderdeel A wordt voorzien in aanpassing van de in het wetsvoorstel in artikel I, onderdeel C, genoemde bedragen aan het niveau zoals dat geldt per 1 januari 2000. In onderdeel B wordt met het gewijzigde tweede lid van artikel III voorzien in de mogelijkheid tot aanpassing van de bedragen genoemd in artikel 47 van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars (WIK) voor die kunstenaars die op grond van het onderhavige wetsvoorstel (zie artikel III, eerste lid) alsnog voor een uitkering op grond van de WIK in aanmerking kunnen komen. Met het in onderdeel C voorgestelde artikel III A wordt voorzien in de mogelijkheid om de in artikel 4, onderdeel a, van de WIK genoemde bedragen (zoals dit artikel komt te luiden na de inwerkingtreding van deze wet) op de in artikel 12 van WIK voorgeschreven wijze aan te passen, voorzover de ontwikkeling van het netto minimumloon en de netto aanspraak op minimumvakantiebijslag, gerekend vanaf 1 januari 2000 daartoe aanleiding geeft. De in onderdeel D voorgestelde aanpassingen – het vervallen van de kopjes bij de artikelen III en IV – zijn van redactionele aard.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W. A. F. G. Vermeend

Naar boven