27 035
Wijziging van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars teneinde kunstenaars met een eigen woning niet langer van een beroep op de Wet inkomensvoorziening kunstenaars uit te sluiten

nr. 11
DERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 31 mei 2000

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

In artikel I, onderdeel F, vervalt het vierde lid in artikel 8, waarna onder vernummering van het vijfde tot zesde lid twee artikelleden worden ingevoegd, luidende:

4. Indien uitkering in de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek is verleend tot het bedrag, bedoeld in het tweede lid, en het recht op uitkering wordt voortgezet, wordt het vermogen gebonden in de door de kunstenaar of zijn gezin in eigendom bewoonde woning opnieuw vastgesteld. Indien blijkt, dat het vermogen met ten minste een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen bedrag is toegenomen wordt de uitkeringsverlening in de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek voortgezet tot een bedrag gelijk aan het bedrag waarmee het vermogen is toegenomen. Het derde lid is van overeenkomstige toepassing.

5. Indien na beëindiging van uitkeringsverlening onder verband van hypotheek opnieuw recht op uitkering bestaat, wordt deze verleend met toepassing van de laatst gevestigde hypotheek.

Toelichting

De voorgestelde wijziging voorziet er in, dat er een hertaxatie van de waarde van de woning plaats vindt zodra het op grond van de eerder afgesloten krediethypotheek vastgestelde saldo van de krediethypotheek op basis waarvan de WIK-uitkering als lening onder verband van krediethypotheek is verstrekt, is opgebruikt en er nog recht op continuering van de WIK uitkering bestaat.

Met deze hertaxatie wordt bereikt dat er, in geval van een waardestijging van de woning, een nieuwe hypotheek wordt afgesloten, waardoor het verstrekken van een WIK-uitkering wordt voortgezet in de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek.

Zonder deze wijziging kan het voorkomen dat een stijging van de waarde van de woning en de daarmee samenhangende stijging van het eigen vermogen van de kunstenaar, gedurende de periode van maximaal 10 jaar waarin men aanspraak kan maken op een WIK uitkering, niet tot uitdrukking komt in de hoogte van de gevestigde krediethypotheek. Hierdoor ontstaat de situatie dat een kunstenaar aanspraak kan maken op een WIK-uitkering terwijl hij op, basis van de actuele waarde van de woning, over een aanzienlijk eigen vermogen beschikt.

Een dergelijke omstandigheid druist in tegen het algemene gevoel van rechtvaardigheid en past niet binnen het uitgangspunt van de WIK, waarin een uitkering wordt verleend indien de betrokkene niet beschikt over voldoende eigen middelen ter voorziening in de noodzakelijke kosten van het bestaan. Ten opzichte van de tweede nota van wijziging betekent de voorgestelde wijziging van artikel 8 een vermindering van de uitvoeringslast omdat hertaxaties uitsluitend plaats behoeven te vinden als het oude krediet is opgebruikt.

De in de tweede nota van wijziging genoemde mobiliteit van de kunstenaar wordt met deze wijziging niet wezenlijk aangetast. Immers, zodra het openstaande kredietsaldo is opgebruikt aan verstrekte WIK-uitkeringen, vindt er een hertaxatie plaats en wordt er eventueel een nieuwe krediethypotheek afgesloten. Deze hertaxatie kan vallen in een periode dat men een uitkering ontvangt, maar zou ook plaats kunnen vinden op het moment dat men opnieuw een WIK-uitkering aanvraagt.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W. A. F. G. Vermeend

Naar boven