27 035
Wijziging van de Wet inkomensvoorziening kunstenaars teneinde kunstenaars met een eigen woning niet langer van een beroep op de Wet inkomensvoorziening kunstenaars uit te sluiten

nr. 10
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 24 mei 2000

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

In artikel I, onderdeel F, wordt het vierde lid van artikel 8 vervangen door:

4. Indien binnen een periode van vijf jaar na beëindiging van uitkeringsverlening onder verband van hypotheek opnieuw recht op uitkering bestaat, wordt deze verleend met toepassing van de laatst gevestigde hypotheek.

Toelichting

Deze wijziging van het wetsvoorstel voorziet er in, dat indien het recht op uitkering onderbroken is geweest en er binnen een periode van vijf jaar opnieuw een recht op uitkering ontstaat, de uitkering wordt verleend met toepassing van de eerder gevestigde hypotheek. Indien de uitkering gedurende een langere periode dan vijf jaar beëindigd is geweest – en er een nieuwe aanvraag om uitkering wordt ingediend – moet opnieuw beoordeeld worden of deze uitkering onder verband van hypotheek moet worden verstrekt. Bij deze beoordeling dient te worden uitgegaan van de waarde van de woning op het moment waarop opnieuw een aanvraag om uitkering wordt ingediend. Deze waarde kan hoger zijn dan de waarde van de woning bij de eerste aanvraag om uitkering. Hier staat echter tegenover dat de inmiddels opgebouwde schuld met betrekking tot de eerdere – onder verband van hypotheek – verstrekte uitkering op grond van de WIK op de waarde van de woning in mindering wordt gebracht.

De reden voor deze nota van wijziging is, dat bij nader inzien de eerder voorgestelde regeling, waarbij de kunstenaar altijd kon terugvallen op de eerder gevestigde hypotheek en er dus geen herwaardering van de woning plaats zou vinden, in vergelijking tot de vigerende Abw krediethypotheekregeling te ruimhartig is. Met deze regeling wordt een redelijke mix gevonden tussen enerzijds de wens om de mobiliteit van kunstenaars – waaraan zowel in de memorie van toelichting als in de nota naar aanleiding van het verslag is gerefereerd – niet te zeer te beperken en anderzijds de wens om het verschil in rechtspositie tussen een uitkerings-gerechtigde op grond van de Abw en een uitkeringsgerechtigde op grond van de WIK niet al te groot te laten zijn.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W. A. F. G Vermeend

Naar boven