Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 juni 2010
Hierbij informeer ik u als verantwoordelijk bewindspersoon voor het homo-emancipatiebeleid, mede namens de betrokken bewindspersonen
van Justitie, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Economische Zaken, Defensie, Buitenlandse Zaken, Ontwikkelingssamenwerking, Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, voor Jeugd en
Gezin en voor Wonen, Wijken en Integratie, over de uitvoering van de beleidsnota «Gewoon homo zijn». In «Gewoon homo zijn»
is u een voortgangsrapportage toegezegd voor het zomerreces 20101. Naar aanleiding van het Algemeen Overleg van 10 december 2009 (kamerstuk 27 017, nr. 66) informeer ik u tevens over de uitvoering van enkele moties. Ook ga ik in op enkele uitkomsten van de tweede homo-emancipatiemonitor
van het Sociaal en Cultureel Planbureau. Net als de beleidsnota «Gewoon homo zijn» is de stand van zaken per afzonderlijk
departement beschreven in het tweede deel van deze rapportage. Hiermee wordt uitdrukking gegeven aan de eigen verantwoordelijkheid
die ieder departement afzonderlijk heeft.
In de afgelopen periode heeft het kabinet Balkenende-IV extra inspanningen geleverd op verschillende gebieden. Door die inzet
is met relatief weinig middelen veel tot stand gebracht en is het zicht op homo-emancipatie in de samenleving verbeterd. Gebleken
is dat verhoging van de sociale acceptatie van homoseksuelen een weerbarstig proces is. «Gewoon homo zijn» is beslist nog
geen gemeengoed. Er is sprake van een gemengd beeld. Aan de ene kant is er een positieve trend te zien. De algemene steun
voor gelijke rechten is namelijk de afgelopen periode onverminderd hoog gebleven. Aan de andere kant is het gebrek aan acceptatie
onder jongeren en andere bevolkingsgroepen reden tot zorg2. Incidenten van homovijandigheid in de afgelopen periode onderstrepen nog eens dit beeld. Verbetering van de sociale acceptatie
vergt een lange adem. Homo-emancipatie is nog niet af.
Gezien de demissionaire status van het kabinet beperkt deze rapportage zich nadrukkelijk tot een «beleidarme» stand van zaken
en tot de signalering van enkele ontwikkelingen uit de homo-emancipatiemonitor. Het is aan het nieuwe kabinet om, op basis
van deze rapportage en de SCP monitor, conclusies te trekken voor toekomstig beleid.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart.