27 017
Homo-emancipatiebeleid

nr. 10
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 januari 2005

Hierbij zend ik u het antwoord op de vraag van de leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van uw Kamer inzake homobeleid op Amsterdamse scholen.

De vraag werd mij toegezonden bij uw bovenaangehaalde brief met kenmerk M-04-70.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven

In uw brief verzoekt u mij een reactie te geven op het feit dat Amsterdamse scholen geen homobeleid voeren, zoals geconstateerd in het artikel uit het Parool d.d. 30 november «directies vaak bang voor confrontaties met allochtone leerlingen».

Ik heb het rapport waarnaar het artikel in het Parool verwijst gelezen en ben van mening dat de titel van het artikel in het Parool de inhoud van het rapport geen recht doet. Het onderzoek betreft een peiling van de gemeente Amsterdam voor het opzetten van een netwerk van VO scholen, die willen werken aan homo-emancipatie. In het onderzoek wordt geconstateerd dat op alle scholen veel aandacht wordt besteed aan het creëren van een tolerant en veilig schoolklimaat voor alle leerlingen. De scholen willen dit bereiken door in de praktijk veel aandacht te besteden aan respectvol omgaan met elkaar. Binnen dit kader valt ook de tolerantie jegens homo's.

Zoals ook in de gezamenlijke brief van mij en de Staatssecretaris van VWS van 26 oktober 2004 over homo-emancipatiebeleid op scholen (kamerstuk 27 017, nr. 8) is aangegeven, zijn scholen primair verantwoordelijk voor een veilig schoolklimaat. Homotolerantie maakt daar deel van uit. Ik vind het van groot belang dat scholen daar aandacht aan besteden. De Inspectie van het Onderwijs ziet daarop toe. Scholen mogen echter zelf bepalen hoe zij invulling geven aan hun veiligheidsbeleid en daarmee ook hun beleid ten aanzien van homotolerantie. Zij zijn dus niet verplicht een expliciet beleid ten aanzien van homotolerantie te voeren.

Uit het onderzoek blijkt dat scholen deze verantwoordelijkheid op hun eigen wijze invullen en aandacht besteden aan homotolerantie binnen hun veiligheidsbeleid, hetzij middels voorlichting door het COC, pestprojecten, mentorlessen of in reguliere lessen. Het feit dat scholen aangeven samen te willen werken en kennis en informatie met elkaar te willen delen, zie ik als een teken dat scholen actief bezig zijn met werken aan een veilig en tolerant schoolklimaat.

Op basis van het onderzoek kan ik niet anders concluderen dan dat de betrokken scholen hun eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van een veilig schoolklimaat en homotolerantie vorm geven. Ik zie dan ook geen aanleiding om op grond van dit onderzoek actie te ondernemen.

Naar boven