27 004
Positionering Jeugdgezondheidszorg 0–19 jaar

nr. 8
VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 2 april 2002

In de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1 bestond er bij enkele fracties behoefte een aantal vragen ter beantwoording voor te leggen aan de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over haar brief van 28 januari 2002 inzake de tweede voortgangsrapportage jeugdgezondheidszorg 0–19 jaar (27 004, nr. 7). Deze vragen zijn, vergezeld van de door de staatssecretaris bij brief van 2 april 2002 toegezonden antwoorden hieronder afgedrukt.

Vragen VVD-fractie

1

Bent u ervan op de hoogte dat in de sector JGZ grote ongerustheid bestaat over de voortgang van de in uw rapportage weergegeven overdracht van taken en verantwoordelijkheden m.b.t. de zorg voor kinderen van 0–19 jaar?

In het kader van de realisatie van de integrale JGZ onder gemeentelijke regie vindt regelmatig afstemmingsoverleg plaats met de bestuurlijke koepels VNG en LVT en met GGD Nederland. Daarnaast vindt periodiek overleg plaats met de vijf beroepsverenigingen NVJG, LFC, LVSV-GGD, LVW en NVDA. Betrokken partijen zijn bekend met de complexiteit van deze operatie, die slechts met inspanning van alle betrokkenen tot een goed einde kan worden gebracht. Tegen deze achtergrond is het bestaan van grote ongerustheid in de sector JGZ mij niet bekend. Ik onderken echter het belang van een goede communicatie over de ontwikkelingen rond de JGZ, met name op het niveau van de uitvoerende professional. Om deze reden zal vanaf medio april onder eindredactie van mijn departement een Nieuwsbrief verschijnen, die periodiek actuele voorlichting over de stand van zaken zal verstrekken aan alle belangstellenden. Daarnaast is de oprichting van een website in voorbereiding, die naast een elektronische versie van de Nieuwsbrief ook relevante beleidsdocumenten zal bevatten.

2

Kunt u aangeven welke middelen door u beschikbaar zijn gesteldnaast de beschreven experimentregeling- om het alle gemeenten en GGD'en

mogelijk te maken de overdracht van taken en verantwoordelijkheden per 1 januari 2003 op de door de Kamer beoogde wijze doeltreffend te laten plaatsvinden gericht op een kwaliteitsimpuls voor de zorg voor 0–4 jarigen en de integratie met de zorg voor 4–19 jarigen?

Door een tweetal bureaus is berekend dat de totale structurele kosten van het uniform deel van het nieuwe basistakenpakket JOG 0–19 jaar uitkomen op EUR 248,5 mln. Met dit bedrag kan aan alle kinderen een kwalitatief goed uitvoering van de jeugdgezondheidszorg worden gegarandeerd. Voor de financiering daarvan zullen middelen worden overgeheveld uit de AWBZ (de huidige OKZ 0–4 jaar, EUR 156 mln.), middelen uit het gemeentefonds worden ingezet (de huidige JGZ 4–19 jaar, EUR 64,7 mln.), gedeclareerd worden bij de entadministraties (voor wat betreft activiteiten uit het Rijksvaccinatieprogramma, EUR 11,8 mln.) en zijn structureel extra middelen door het Kabinet beschikbaar gesteld, EUR 16 mln.

Daarnaast kan door gemeenten in het kader van de uitvoering van het basistakenpakket maatwerkactiviteiten worden verricht. Vanaf 2001 is structureel EUR 16 mln. extra beschikbaar gesteld in het kader van de vroegsignalering JGZ.

3

Waarom vond pas in januari 2002 overleg plaats over het maken van mogelijke afspraken tussen partijen, nadat de Kamer al in 2000 besloot over de overdracht en deze verantwoordelijkheden naar de gemeenten?

Na het Algemeen Overleg JGZ in november 2000 heeft frequent overleg plaatsgevonden met betrokken partijen (VNG, LVT en GGD Nederland) over de wijze waarop uitvoering zou moeten worden gegeven aan de door de Kamer onderschreven voortgangsrapportage. Hiertoe is in goed overleg met partijen een projectstructuur ontwikkeld, waarin beleidsvragen als inhoud en kwaliteit, organisatie, juridische vormgeving en financiering aan de orde komen. De projectstructuur is in april 2001 tot stand gekomen, waarna de Stuurgroep JGZ begin mei voor het eerst bijeen is gekomen. In het kader van dit project is onder meer de totstandkoming van de Tijdelijke regeling experimenten basistakenpakket JGZ voorbereid. Voorts is een communicatieplan ontwikkeld, en zijn werkgroepen voor resp. financiering, registratie/monitoring/elektronisch dossier en specifieke regeling van start gegaan. Momenteel is een convenant in voorbereiding, die afspraken tussen partijen formeel zal vastleggen.

4

Kan concreet worden aangegeven waaruit die afspraken zullen bestaan?

De afspraken zullen betrekking hebben op activiteiten die moeten worden uitgevoerd om de implementatie van het basistakenpakket op een verantwoorde wijze mogelijk te maken. Het gaat daarbij onder meer om kwalitatieve aspecten zoals opleiding en scholing, het oprichten van een platform, registratie en monitoring, bestuurlijke aspecten zoals afspraken over een door de VNG op te stellen modelsubsidiebesluit waarin de relatie in brede zin tussen gemeente en uitvoerende JGZ-organisatie is vastgelegd, afspraken over kostentoedeling waaronder verevening- en implementatiekosten en om de uitvoering van een communicatieplan.

5

Kunt u de Kamer de garantie geven dat op 1 januari a.s. de overdracht van taken en verantwoordelijkheden naar de gemeenten en de GGD'en, voorzien van voldoende middelen, op een verantwoorde wijze is geschied?

De invoering van het basistakenpakket JGZ is voorzien voor 1 januari 2003. Daarmee is het wettelijk kader geschapen voor de uitvoering van het basistakenpakket, dat onder de Wcpv en de bijbehorende AmvB door de rijksoverheid in medebewind is gegeven aan de gemeentelijke overheden. Het is de taak van de rijksoverheid om adequate randvoorwaarden te scheppen voor een goede uitvoering van het basistakenpakket. In overleg en in samenwerking met de betrokken partijen wordt de voorbereiding van de implementatie van het basistakenpakket voorbereid, daarbij zijn de middelen beschikbaar gesteld die naar mijn oordeel voldoende zijn voor een verantwoorde voorbereiding. Mede op verzoek van de Kamer is gekozen voor een geclausuleerde overheveling van de AWBZ-gelden naar een specifieke regeling onder gemeentelijke regie. Eerst na een gedegen evaluatie van inhoud en uitvoering van de specifieke regeling zal het definitieve besluit worden genomen over de overheveling naar het gemeentefonds.

6

Hoe faciliteert u gemeenten en GGD'en bij het overnemen van deze substantiële taken, teneinde ervan verzekerd te zijn dat op 1 januari 2003 de kwaliteit van de zorg niet achteruit maar vooruit gaat?

Uitgangspunt van mijn beleid is het realiseren van een integrale JGZ onder gemeentelijke regie. Afhankelijk van lokale afspraken kan dit leiden van een volledige integratie van de huidige uitvoeringspraktijk van thuiszorgorganisatie en GGD tot (voorshands) continuering van de huidige uitvoering door thuiszorgorganisatie en GGD. Er kan dus niet op voorhand worden gesteld dat de GGD'en de huidige taken van de JGZ 0–4 jaar per 1 januari 2003 zullen overnemen. De kwaliteit van de JGZ wordt gewaarborgd door de wettelijke verankering van het basistakenpakket JGZ in de Wcpv en de bijbehorende AmvB. In tegenstelling tot de huidige, niet-verplichtende, zorgpakketten die door resp. LVT en VNG/GGD Nederland en hun lidinstellingen als uitgangspunt voor de uitvoering van de JGZ 0–4 en 4–19 zijn aanvaard, heeft de gemeente vanaf 1 januari 2002 wat betreft de uitvoering van het uniform deel van het basistakenpakket geen beleidsvrijheid. De overheveling van de ABWZ (status aparte) middelen voor de financiering van het uniform deel van het basistakenpakket naar de specifieke regeling is inmiddels op basis van een doorrekening door het bureau Van Naem & Partners aangevuld met structureel extra 16 miljoen Euro. Daarnaast is het maatwerkdeel vanaf 2001 structureel extra aangevuld met 16 miljoen EUR in het kader van de Tijdelijke regeling vroegsignalering.

Vragen CDA-fractie

7

Is er al meer bekend over de invoerdatum van de invoering van het basistakenpakket?

Uitgaande van een tijdige behandeling door uw Kamer van het voorstel tot wijziging van de Wcpv is de invoering van het basistakenpakket JGZ bepaald op 1 januari 2003.

8

Wanneer kan de staatssecretaris de eerste resultaten van de experimentenregeling die per 1 januari 202 is ingegaan aan de Kamer doen toekomen?

De eerste resultaten geven het volgende beeld. In het kader van de Tijdelijke regeling experimenten basistakenpakket JGZ hebben in totaal 21 van de 46 coördinerende gemeenten een aanvraag ingediend. Alle aanvragen zijn besproken in het Implementatieoverleg door de bestuurlijke partijen VNG, LVT, VWS, alsmede door GGD Nederland. Gehoord partijen heb ik vier aanvragen gehonoreerd: Nijmegen voor een experiment waarbij een integrale afdeling JGZ 0–19 jaar ontstaat; Almere waarbij thuiszorgorganisatie en GGD en contract sluiten voor een integrale uitvoering van de JGZ 0–19 jaar en Breda en Gouda voor een experiment, waarbij een alternatieve samenwerkingsvorm tussen thuiszorg, GGD en gemeente wordt ontwikkeld. De experimenten starten zo spoedig mogelijk en hebben een looptijd van maximaal twee jaar. De gemeente aan wie de uitkering wordt verstrekt rapporteert over de ervaringen die met het experiment worden opgedaan.

9

De Landelijke Vereniging voor Thuiszorg heeft onder haar lidinstellingen een quick scan uitgevoerd, met het doel een beeld te krijgen van de ervaringen met knelpunten bij de uitvoering van de regeling vroegsignalering. Een van de conclusies is dat er bij de lidinstellingen onduidelijkheid bestaat over de omvang en werkwijze van de registratie. Hoe wil de staatssecretaris dit knelpunt oplossen?

In de Tijdelijke regeling vroegsignalering is opgenomen (art. 6, lid 3) dat de coördinerende gemeente zorgdraagt dat de consultatiebureaus vanaf1 juli 2001 een registratie bijhouden waaruit een aantal relevante gegevens kan worden herleid. Het Landelijk Centrum Ouder- en Kindzorg heeft daartoe voor de consultatiebureaus een registratieformulier ontwikkeld.

Uit een quick scan van de LVT blijkt dat veel thuiszorgorganisaties niet beschikken over een geautomatiseerd systeem voor de OKZ, waardoor registratie per genoemde datum niet haalbaar is. Overleg met betrokken partijen heeft geleid tot een (tijdelijke) versoepeling van de registratie-eisen. Blijkens de brief van de LVT van 19 juli 2001 is daarmee tegemoet gekomen aan de knelpunten die vanuit de praktijk zijn aangegeven. Om te voorzien in een structurele oplossing wordt in het kader van de realisatie van een integrale JGZ onder gemeentelijke regie door de werkgroep «Registratie, monitoring en elektronisch dossier» ten behoeve van een landelijk registratiesysteem een programma van eisen en een eenduidig begrippenkader voorbereid. Haar rapportage verwacht ik in september 2002.

10

Hoe wordt gewaarborgd dat in het platform JGZ i.o. de stem van de jongeren «zichtbaar» is? Het gaat immers over gezondheidszorg aan jongeren.

Het Platform JGZ krijgt een belangrijke taak bij de begeleiding van de implementatie van het basistakenpakket JGZ. Het zwaartepunt daarbij ligt op inhoudelijke expertise. In dat kader ligt de participatie van een vertegenwoordiging van jongeren(organisaties) niet voor de hand.

11

Kan bij de totstandkoming van een landelijk registratiemodel voor de jeugdgezondheidszorg het registratiemodel van de Jeugdhulpverlening gebruikt worden?

De werkgroep «Registratie» bereidt momenteel de ontwikkeling voor van een programma van eisen en een eenduidig begrippenkader. Bij haar werkzaamheden maakt zij gebruik van een door het RIVM uitgevoerde quick scan van gegevensbronnen met betrekking tot gezondheidstoestand, determinanten, preventie en zorg van en voor kinderen en jongeren, waaronder de Rapportage Jeugdhulpverlening. Ik wacht de voorstellen van de werkgroep ter zake af.

12

Welke inspanningen wil de staatssecretaris leveren om structureel 16 miljoen Euro beschikbaar te stellen om aan alle kinderen een kwalitatief verantwoord aanbod te garanderen?

De huidige middelen in de AWBZ voor de OKZ 0–4 jaar (EUR 156 mln.) zullen naar de gemeenten worden overgeheveld en via een specifieke uitkering aan die gemeenten worden toegewezen. De extra ter beschikking gestelde EUR 16 mln. zullen daaraan worden toegevoegd. De specifieke regeling biedt de mogelijkheid om de overgang naar de nieuwe JGZ-structuur nauwgezet te monitoren en de uitvoering zonodig bij te sturen. In deze regeling zullen onder andere eisen worden gesteld aan de toegankelijkheid en bereikbaarheid van voorzieningen voor de kinderen in de beoogde doelgroep.

De voorzitter van de commissie,

Van Lente

De wnd. griffier van de commissie,

Clemens


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van der Vlies (SGP), Swildens-Rozendaal (PvdA), ondervoorzitter, Middel (PvdA), Van Lente (VVD), voorzitter, Dankers (CDA), Oudkerk (PvdA), Bakker (D66), Rouvoet (ChristenUnie), Van Vliet (D66), Van Blerck-Woerdman (VVD), Passtoors (VVD), Gortzak (PvdA), Hermann (GroenLinks), Buijs (CDA), Atsma (CDA), Arib (PvdA), Spoelman (PvdA), Kant (SP), E. Meijer (VVD), Van der Hoek (PvdA), Blok (VVD), Mosterd (CDA), Rijpstra (VVD), T. Pitstra (GroenLinks), C. Cörüz (CDA).

Plv. leden: Lambrechts (D66), Rehwinkel (PvdA), Apostolou (PvdA), Örgü (VVD), Verburg (CDA), Noorman-den Uyl (PvdA), Ravestein (D66), Slob (ChristenUnie), Van 't Riet (D66), Terpstra (VVD), Udo (VVD), Belinfante (PvdA), Harrewijn (GroenLinks), Ross-van Dorp (CDA), Th. A. M. Meijer (CDA), Duijkers (PvdA), Smits (PvdA), Marijnissen (SP), O. P. G.  Vos (VVD), Hamer (PvdA), Cherribi (VVD), Rietkerk (CDA), Weekers (VVD), Van Gent (GroenLinks), Visser-van Doorn (CDA).

Naar boven