27 004
Positionering Jeugdgezondheidszorg 0–19 jaar

nr. 6
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 juli 2001

In mijn brief van 13 november 20001 heb ik u geïnformeerd over de voortgang van de modernisering van de jeugdgezondheidszorg (JGZ) waarmee uitvoering wordt gegeven aan de voornemens uit het regeerakkoord. Op 23 november daaropvolgend heb ik ondermeer over genoemde brief met u van gedachten gewisseld. De uitkomsten van dit overleg ondersteunen mijn beleid om het basistakenpakket JGZ zo zorgvuldig en spoedig mogelijk in te voeren. Daarbij is in het implementatietraject uitdrukkelijk voorzien dat relevante partijen actief in het proces worden betrokken. Op grond van inzichten op dat moment was de invoering van het basistakenpakket JGZ voorzien per 1 januari 2002.

Thans kan ik u meedelen dat de voorstellen tot wijziging van de Wet Collectieve Preventie Volksgezondheid (Wcpv) voor advies liggen bij de Raad van State. Het is nog onzeker of de wetswijziging nog dit najaar in beide Kamers zal worden behandeld. Mede na overleg met partijen kom ik tot de conclusie dat gezien de onzekerheid over het tijdpad van het wettelijk traject en het niet kunnen melden van het financieel effect in de zogenoemde juni circulaire aan de gemeenten het niet verantwoord is de invoering van het basistakenpakket per 1 januari 2002 te effectueren. Ik streef derhalve naar invoering op 1 januari 2003.

Over de voortgang van de implementatie zal ik u na het zomerreces van de Kamer informeren.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. M. Vliegenthart


XNoot
1

Tweede Kamer vergaderjaar 2000–2001, 27 004, nr. 4.

Naar boven