nr. 10
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 februari 2004
Hierbij zend ik u mijn reactie op het rapport over de landelijke scan
«Samenwerking Integrale JGZ», die onlangs door het Bureau Giotto
Management Consultants in opdracht van Thuiszorg Stad Utrecht (TSU) is uitgevoerd.
Per 1 januari 2003 is als gevolg van de gewijzigde Wet collectieve preventie
volksgezondheid (Wcpv) de regie over de preventieve jeugdgezondheidzorg 0–19
jaar opgedragen aan de gemeenten. Het is aan de gemeenten om, met de lokale
situatie als uitgangspunt, invulling te geven aan de realisatie van een integrale
jeugdgezondheidszorg. Dit impliceert dat door gemeenten verschillende samenwerkingsmodellen
en verschillende snelheden om tot realisatie daarvan te geraken kunnen worden
gehanteerd. Om toch enige richting te bieden aan individuele gemeenten zijn
vier experimenteergemeenten aangewezen die financieel gefaciliteerd een bepaald
samenwerkingsmodel gestalte geven en mij over de voortgang periodiek informeren.
Doel daarvan is dat te zijner tijd «models of good practice» beschikbaar
komen.
Daarnaast is met ingang van 1 juni 2003 de Task Force Jeugdgezondheidszorg
officieel van start gegaan. De Task Force JGZ is ingesteld door de convenantspartijen
in de JGZ (het ministerie van VWS, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten
en de Landelijke Vereniging voor Thuiszorg) en GGD Nederland en heeft tot
taak om de implementatie van de integrale JGZ 0–19 te begeleiden en
waar nodig (dreigende) problemen op te lossen, informatie te verstrekken en
eventuele conflicten weg te nemen. Alle betrokken partijen in het veld kunnen
een beroep doen op de Task Force, die periodiek rapporteert aan het JeugdGezondheidszorg
Overleg (JGO), een samenwerkingsverband van eerder genoemde convenantspartners
en GGD Nederland.
In het kader van de samenwerking tussen JGZ-partners in de stad Utrecht
heeft TSU een verkenning laten uitvoeren naar de stand van zaken van de verschillende samenwerkingsinitiatieven in het land. Zij concludeert
onder meer dat de integrale JGZ leeft, terwijl de invulling van het werken
aan een integrale JGZ sterk per regio verschilt. Een duidelijke projectsturing
draagt bij aan een succesvolle realisatie van de integrale JGZ.
Deze bevindingen onderschrijven de uitkomsten van een evaluatieonderzoek
dat met financiële steun van mijn departement reeds in 2000 naar aanleiding
van een experimenteel integratieproject in West-Brabant werd uitgevoerd.
De scan inventariseert als knelpunt dat gemeenten wisselend bereid zijn
om in integrale JGZ te investeren, terwijl geen duidelijk passende organisatiestructuur
voor de integrale JGZ voor handen is. Ik teken hierbij aan dat bij het onder
één gemeentelijke regie brengen van de gehele jeugdgezondheidszorg
juist uitgangspunt van beleid is geweest dat samenwerking c.q. werken aan
een integrale jeugdgezondheidszorg door betrokken partijen op een door lokale
omstandigheden ingegeven wijze zou moeten plaatsvinden. De inzet van middelen
en de vormgeving van het maatwerkdeel van het basistakenpakket JGZ maken daar
intrinsiek deel van uit. Bij de uitvoering van het convenant kan er sprake
zijn van frictiekosten, gedefinieerd als de kosten van een thuiszorgorganisatie
voortvloeiend uit een naar eigen inzichten genomen gemeentelijk besluit tot
wijziging van de uitvoering van de JGZ 0–19 jaar. In het convenant is
bepaald dat de verantwoordelijkheid voor de financiering van frictiekosten
bij de gemeenten ligt.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
C. I. J. M. Ross-van Dorp