26 996
Wijziging van de Kernenergiewet (revisie, melding en verantwoordelijkheidsverdeling)

A
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN VAN DE MEMORIE VAN TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOORZOVER NADIEN GEWIJZIGD

1. Voorstel van wet

In het voorstel van wet zoals voorgelegd aan de Raad van State:

a. stond aan het slot van de considerans «te expliciteren» in plaats van «expliciet aan te geven».

b. kwamen in artikel I, onderdeel A, de woorden «vervoer van splijtstoffen of ertsen, of» niet voor en ontbrak in dat onderdeel de komma na «of lozing in lucht betreft».

c. stonden in artikel l, onderdelen A en J, alsmede bij de ondertekening, Onze Ministers van Volksgezondheid, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Economische Zaken in omgekeerde volgorde.

d. luidde artikel I, onderdeel B, als volgt:

Na artikel 15a wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 15aa

Indien een vergunning wordt aangevraagd als bedoeld in artikel 15, onder b, voor het wijzigen van een inrichting en voor die inrichting al een of meer vergunningen krachtens deze wet zijn verleend, is artikel 8.4, eerste, tweede en vierde lid, van de Wet milieubeheer van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het bevoegd gezag de rechten die de vergunninghouder aan de al eerder verleende vergunningen ontleende, niet kan wijzigen anders dan mogelijk zou zijn met toepassing van artikel 18a of artikel 19 van deze wet.

e. kwam artikel I, onderdeel C, niet voor.

f. waren in artikel I de onderdelen D tot en met F en J tot en met O geletterd C tot en met E en H tot en met M.

g. luidde artikel I, onderdeel D, als volgt:

Indien het bij koninklijke boodschap van * ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet milieubeheer inzake meldingen stelsel voor inrichtingen Wet milieubeheer (kamerstukken II */*, *) tot wet wordt verheven en in werking is getreden, wordt na artikel 17a een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 18

Op een voor een inrichting verleende vergunning als bedoeld in artikel 15, onder b, zijn de regels gesteld bij of krachtens artikel 8.19, tweede tot en met achtste lid, van de Wet milieubeheer van overeenkomstige toepassing.

h. kwam na artikel I, onderdeel F, een onderdeel voor dat luidde:

Artikel 21b komt te luiden:

Artikel 21b

Onze Ministers van Economische Zaken, van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Verkeer en Waterstaat zijn te zamen bevoegd te beslissen op de aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 21a, eerste lid.

i. kwam artikel I, onderdeel G, niet voor.

j. kwam artikel I, onderdeel H, voor als artikel I, onderdeel G, en luidde dat onderdeel:

Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onder d, wordt «artikel 16, 17 of 21» vervangen door: artikel 16, 17, 21, 21a of 21e.

2. Het derde lid vervalt.

k. kwam artikel I, onderdeel l, voor als artikel I, onderdeel N, en kwam in dat onderdeel voor het woord «vervangen» het woord «telkens» voor.

l. kwamen in artikel I, onderdeel J, de woorden «of de Mijnwet continentaal plat» niet voor en ontbrak in dat onderdeel de komma na «of lozing in lucht betreft».

m. ontbrak in artikel I, onderdeel K, de komma na «wordt» en luidde in dat onderdeel de zinsnede «na het tweede lid een lid»: een nieuw derde lid.

n. luidde artikel I, onderdeel L:

Artikel 35, eerste lid, komt te luiden:

1. De voordracht tot vaststelling, wijziging of intrekking van een algemene maatregel van bestuur krachtens dit hoofdstuk wordt Ons gedaan door Onze Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Indien de maatregel betrekking heeft op medische stralingstoepassingen, wordt de voordracht mede namens Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport gedaan. Indien de maatregel betrekking heeft op toepassingen met radioactieve stoffen of ioniserende stralen uitzendende toestellen in het kader van activiteiten in de zin van de Mijnwet 1903, wordt de voordracht mede namens Onze Minister van Economische Zaken gedaan. Indien de maatregel betrekking heeft op lozing in oppervlaktewater of lozing in lucht, wordt de voordracht mede door Onze Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij gedaan. Indien de maatregel betrekking heeft op het vervoeren van radioactieve stoffen of lozing in oppervlaktewater, wordt de voordracht mede door Onze Minister van Verkeer en Waterstaat gedaan.

o. kwamen in artikel I, onderdeel N, na de woorden «en van» de woorden «Onze Minister van» voor en kwamen in dat onderdeel voor het woord «hun» de woorden «van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid» voor.

p. kwam artikel I, onderdeel P, voor als artikel I, onderdeel O, en kwam in dat onderdeel het woord «overeenkomstige» niet voor.

q. luidde artikel II:

Artikel II

Artikel 22.1, derde lid, van de Wet milieubeheer komt te luiden:

3. De hoofdstukken 8 en 17 van deze wet zijn niet van toepassing op inrichtingen waarvoor een vergunning is vereist krachtens artikel 15, onder b, van de Kernenergiewet, behoudens voor zover uit de bepalingen van die wet anders blijkt. Die hoofdstukken zijn evenmin van toepassing op inrichtingen, voorzover daarvoor bij of krachtens andere bepalingen van die wet dan de in de eerste volzin genoemde, vergunning is vereist of algemene voorschriften gelden, behoudens voor zover uit de bij of krachtens die wet gestelde bepalingen anders blijkt.

2. Memorie van toelichting

In de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State:

a. was in het algemene deel van de memorie van toelichting, paragraaf 1, de derde volzin na «twee leemten,» de zinsnede «een fout herstellen,» opgenomen en kwam aan het slot van die paragraaf de zinsnede «, de bedoeling van twee bepalingen te verduidelijken en de Kernenergiewet in overeenstemming te brengen met de gewijzigde taakverdeling tussen de Minister van Economische Zaken en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer» niet voor.

b. stond in het algemene deel van de memorie van toelichting, paragraaf 2, in de eerste volzin van de eerste alinea «in zijn geheel» in plaats van «in hun geheel» en in de tweede volzin van de tweede alinea van die paragraaf«zelfstandig» in plaats van «uit eigen beweging».

c. stond in het algemene deel van de memorie van toelichting, paragraaf 3, in de tweede volzin van de eerste alinea en de eerste volzin van de derde alinea «een vergunning van een inrichting» in plaats van «een vergunning voor een inrichting»

d. stond in het algemene deel van de memorie van toelichting, paragraaf 3, in de vijfde volzin van de vierde alinea «zogenoemde» in plaats van «de».

e. luidden in het algemene deel van de memorie van toelichting, paragraaf 3, de vijfde tot en met de zevende alinea:

Het voorgestelde nieuwe artikel 18 van de Kernenergiewet beoogt dit bezwaar te ondervangen. Daartoe wordt aansluiting gezocht bij de wijze waarop deze problematiek is geregeld in artikel 8.19, tweede tot en met achtste lid, van de Wet milieubeheer, zoals dit na het van kracht worden van het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet milieubeheer (meldingenstelsel voor inrichtingen Wet milieubeheer, kamerstukken II */*,*) komt te luiden.

Het tweede lid van het nieuwe artikel 8.19 van de Wet milieubeheer bepaalt dat een voor een inrichting verleende vergunning tevens geldt voor veranderingen van de inrichting of van de werking daarvan die in overeenstemming zijn met de voor de inrichting verleende vergunning. Volgens het nieuwe derde lid geldt een voor een inrichting verleende vergunning voorts voor veranderingen van de inrichting of de werking daarvan die niet in overeenstemming zijn met onderdelen van de voor de inrichting verleende vergunning, maar die niet leiden tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan die de inrichting ingevolge de vergunning mag veroorzaken, onder de voorwaarde dat:

a. het voornemen tot het uitvoeren van een dergelijke verandering door de vergunninghouder schriftelijk overeenkomstig de krachtens het achtste lid, onder a, van artikel 8.19 van de Wet milieubeheer gestelde regels aan het bevoegd gezag is gemeld, en

b. het bevoegd gezag aan de vergunninghouder schriftelijk heeft verklaard dat de voorgenomen verandering een verandering is als bedoeld in de aanhef van het derde lid van artikel 8.19 van de Wet milieubeheer. Het bij het tweede en derde lid bepaalde is volgens het vierde lid van artikel 8.19 van de Wet milieubeheer niet van toepassing op veranderingen ter voorbereiding waarvan, indien zij vergunningplichtig zouden zijn geweest, een milieu-effectenrapport had moeten worden opgesteld.

Het bevoegd gezag moet uiterlijk binnen zes weken na ontvangst van de melding een besluit nemen over de melding. Tegelijkertijd met het afgeven van de verklaring geeft het bevoegd gezag openbaar kennis daarvan. Een ieder kan kosteloos inzage krijgen in de melding en de daarbij behorende stukken en tegen betaling van de kosten een afschrift daarvan krijgen. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de gegevens die bij de melding moeten worden verstrekt en met betrekking tot de openbare kennisgeving van de verklaring (het nieuwe artikel 8.19, vijfde tot en met achtste lid, van de Wet milieubeheer).

f. stonden in het algemene deel van de memorie van toelichting, paragraaf 3, in de achtste alinea en de tweede alinea van de toelichting op artikel I, onderdeel B, alsmede bij de ondertekening, Onze Ministers van Volksgezondheid, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer en van Economische Zaken in omgekeerde volgorde.

g. luidde in het algemene deel van de memorie van toelichting, paragraaf 3, de negende alinea:

Voor verdere toelichting van het nieuwe artikel 8.19, tweede tot en met achtste lid, van de Wet milieubeheer wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet milieubeheer (meldingenstelsel voor inrichtingen Wet milieubeheer, kamerstukken II */*,*).

h. kwam in het algemene deel van de memorie van toelichting, paragraaf 3, de tiende alinea niet voor.

i. kwamen in het algemene deel van de memorie van toelichting, paragraaf 3, in de derde volzin van de elfde alinea na «in overeenstemming zijn met» de woorden «onderdelen van» voor.

j. stond in het algemene deel van de memorie van toelichting, paragraaf 4, in de tweede volzin van de eerste alinea «Bestuursrecht» in plaats van «Bestuursrechtspraak», kwam in de tweede alinea van die paragraaf de voorlaatste volzin niet voor en stond in de vijfde volzin van de tweede alinea «krijgen» in plaats van «hebben».

k. kwam in het algemene deel van de memorie van toelichting paragraaf 5 niet voor.

l. stond in de toelichting op artikel I, onderdeel A, in de derde volzin «De toevoeging» in plaats van «Het vermelden» en «aan» in plaats van «in», stond in de vijfde volzin «toevoeging» in plaats van «vermelding» en kwamen in die volzin de woorden «vervoer van splijtstoffen en ertsen en» niet voor, stond in de zesde volzin «toevoeging» in plaats van «vermelding» en kwam er een tweede alinea voor die als volgt luidde:

Bij het opstellen van dit artikel is er vanuit gegaan dat bij de inwerkingtreding van artikel 15a van deze wet, artikel 57 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (wijzigingen van de Kernenergiewet) in werking is getreden. Voor het geval dit niet zo is, voorziet artikel III in de mogelijkheid van een gefaseerde inwerkingtreding. Bij artikel 57 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen is de vergunningverlening voor het vervoer van splijtstoffen en ertsen verhuisd van artikel 15 naar een nieuw artikel 21a. Uitgaande van het gewijzigde artikel 15, wordt de betrokkenheid van de Minister van Verkeer en Waterstaat bij de verlening van vergunningen voor het vervoer van splijtstoffen en ertsen niet in artikel 15a, maar in artikel 21b geregeld.

m. kwamen in de toelichting op artikel I, onderdeel B, aan het einde van de eerste volzin in de tweede alinea het woord «ander» en in de tweede volzin de woorden «vervoer van splijtstoffen of ertsen of» niet voor.

n. kwam de toelichting op artikel I, onderdeel C, niet voor.

o. waren de toelichtingen op artikel I, onderdelen D tot en met F, H, J tot en met N en P geletterd C tot en met E, G, H tot en met L en O.

p. luidde in de toelichting op artikel I, onderdeel D, de eerste alinea:

Artikel 18 verklaart de regels gesteld bij en krachtens artikel 8.19, tweede tot en met achtste lid, van de Wet milieubeheer van overeenkomstige toepassing op verleende vergunningen voor een inrichting als bedoeld in artikel 15, onder b, van de wet. Dit opent de mogelijkheid om de inrichting binnen de bestaande vergunning te wijzigen indien die veranderingen in overeenstemming zijn met de voor de inrichting verleende vergunning. Wijzigingen van de inrichting die weliswaar niet in overeenstemming zijn met onderdelen van de voor de inrichting verleende vergunning, maar die niet leiden tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan die de inrichting ingevolge de vergunning mag veroorzaken, kunnen na een melding aan het bevoegd gezag en een daarop verkregen verklaring, dat de voorgenomen wijziging niet leidt tot de hiervoor genoemde gevolgen, worden aangebracht. De voorschriften van de vergunning, voor zover relevant, moeten ook worden nageleefd.

q. betrof in de toelichting op artikel I, onderdeel D, in de derde alinea de verwijzing naar artikel 8.19 van de Wet milieubeheer het achtste lid.

r. luidde de toelichting op artikel I, onderdeel F:

Voor de van overeenkomstige van toepassing verklaring in artikel 21, vijfde lid, bestaat geen reden meer nu artikel 8.43 van de Wet milieubeheer is vervallen (Stb. 1993, 671).

s. was er tussen de toelichtingen op artikel I, onderdelen F en H een toelichting, luidende:

In artikel 21b van de Kernenergiewet is expliciet aangegeven welke ministers te zamen bevoegd zijn te beslissen op de aanvraag van een vergunning voor het vervoer van splijtstoffen of ertsen.

t. kwam de toelichting op artikel I, onderdeel G, niet voor.

u. was er in de toelichting op artikel I, onderdeel H, een eerste alinea die luidde:

De voorgestelde wijziging van artikel 26, eerste lid, onder d, strekt tot herstel van een fout. In artikel 57, onderdeel D, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen is abusievelijk onderdeel c van artikel 26, eerste lid, van de Kernenergiewet gewijzigd in plaats van onderdeel d.

v. luidde de toelichting op artikel I, onderdeel K:

De toevoeging van een nieuw derde lid aan artikel 31 van de Kernenergiewet houdt verband met de gelijkschakeling van de procedures bij de totstandkoming van vergunningen. Tevens wordt hier de wettelijke mogelijkheid geschapen een vergunning voor radioactieve stoffen onder beperkingen te kunnen verlenen.

w. was in de toelichting op artikel I, onderdeel L, in de eerste volzin na «In artikel 35» de zinsnede «, eerste lid,» opgenomen en kwam de tweede alinea er niet voor.

x. stond in de toelichting op artikel I, onderdeel P, in de eerste volzin van de eerste alinea de zinsnede «van toepassing zijn» in plaats van «van toepassing zouden zijn» en in de derde volzin van die alinea «handhaving bij» in plaats van «handhaving van», ontbrak de eerste volzin van de tweede alinea, stond in de vijfde en de tiende volzin van de tweede alinea «van toepassingverklaring» in plaats van «van overeenkomstige toepassingverklaring» en luidde de tweede volzin van die alinea als volgt:

Voorts is de van toepassingverklaring van artikelen van de Wet milieubeheer beperkt tot de artikelen 18.7, 18.11, 18.12, eerste en derde lid, 18.14, eerste lid, 18.15 en 18.16.

y. luidde de toelichting op artikel II:

De wijziging van artikel 22.1, derde lid, van de Wet milieubeheer strekt ertoe de verhouding tussen de Wet milieubeheer en de Kernenergiewet te regelen.

De eerste volzin van dit artikel heeft betrekking op een inrichting als bedoeld in artikel 15, onder b, van de Kernenergiewet. De vergunning voor een dergelijke inrichting is een integrale vergunning waarin naast nucleaire ook conventionele milieu-aspecten ingevolge de Wet milieubeheer zijn geregeld. Een aparte vergunning op grond van de Wet milieubeheer, naast een integrale vergunning op grond van de Kernenergiewet, is in dit geval overbodig.

De tweede volzin van dit artikel regelt de afbakening tussen de Kernenergiewet en de Wet milieubeheer voor situaties waarin de Wet milieubeheer wel een aanvullende functie heeft ten opzichte van de Kernenergiewet. Het betreft hier inrichtingen die bij toepassing van artikel 21, tweede lid, van de Kernenergiewet niet hoeven te beschikken over een vergunning krachtens artikel 15, onder b, van de Kernenergiewet, maar uitsluitend vergunningplichtig zijn op grond van artikel 15, onder a, van de Kernenergiewet dan wel inrichtingen die op grond van de artikelen 29 of 34 van de Kernenergiewetjuncto artikel 8 van het Besluit stralenbescherming Kernenergiewet vergunningplichtig zijn. Vergunningen op grond van deze artikelen van de Kernenergiewet zien uitsluitend toe op de stralingsaspecten en hebben dus geen integraal karakter. Aanvullende regeling van de conventionele milieu-aspecten ingevolge een vergunning op grond van de Wet milieubeheer blijft in dergelijke situaties derhalve geboden, maar deze aanvullende regeling kan geen betrekking hebben op de aspecten die reeds krachtens de Kernenergiewet worden geregeld. Hetzelfde geldt voor inrichtingen waarvoor op grond van de Kernenergiewet algemene voorschriften gelden, maar die op grond van die wet niet vergunningplichtig zijn. Ook hier kan aanvullende regelgeving van de conventionele milieu-aspecten ingevolge een vergunning op grond van de Wet milieubeheer geboden blijven.

z. luidde de toelichting op artikel III:

Aangezien de inwerkingtreding van artikel I, onderdelen A, F en G, van deze wet afhankelijk is van de inwerkingtreding van andere wetgeving, is in artikel III de mogelijkheid opgenomen deze wet gefaseerd in werking te laten treden.

Naar boven