26 991
Voedselveiligheid

nr. 107
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 augustus 2004

Tijdens het Algemeen Overleg van 9 december 2003, dat onder meer handelde over het onderzoeksrapport «Voer tot nadenken» (26 991, nr. 94), heb ik u toegezegd de Tweede Kamer te informeren omtrent de voortgang en implementatie van de aanbevelingen uit dit rapport. Tevens maak ik van de gelegenheid gebruik om u de rapportage1 en het advies1 van de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) inzake de ketenanalyse diervoeders aan te bieden. Ook mijn reactie op dit advies1 (VD. 2004/1885) heb ik bijgevoegd.

Hieronder volgt per aanbeveling de stand van zaken in relatie tot het rapport «Voer tot nadenken».

Intensiveer de handhaving door de overheid

Naar verwachting zal in het najaar van 2004 de Kaderwet Diervoeders in werking treden. Met deze Kaderwet streef ik naar een heldere taak- en verantwoordelijkheidsverdeling binnen het openbaar bestuur. Tevens is de Kaderwet het voornaamste instrument om de handhaving van de diervoederwet- en regelgeving te vergroten. Vooruitlopend op de definitieve inwerkingtreding van de Kaderwet Diervoeders is een gedeelte van deze wet reeds in werking getreden. Het betreft die bepalingen die het mogelijk maken om bij incidenten met diervoeders waarbij de volks- of diergezondheid of het milieu in gevaar is, bestuurlijke maatregelen te treffen. Dit in aanvulling op de huidige verantwoordelijkheid van het Productschap Diervoeder, die pas ophoudt als de Kaderwet Diervoeders volledig van kracht wordt.

Ten aanzien van de voorbereidingen met betrekking tot de invoering van de Kaderwet Diervoeders kan ik u het volgende melden. De Algemene Maatregel van Bestuur – het Besluit diervoeders – is inmiddels vastgesteld en zal medio augustus in het Staatsblad worden geplaatst. De ministeriële regeling is in voorbereiding en zal na de zomer worden vastgesteld. In die regeling zullen, naast de regels ter implementatie van diverse Europese diervoederrichtlijnen, ook de tarieven worden vastgelegd.

Met het oog op de verplichte voorhangprocedure (artikel 25, vijfde lid, van de Kaderwet Diervoeders) zijn de voorgenomen tarieven separaat bij het parlement voorgehangen (brief van 10 juni 2004, bij de Kamer bekend als niet-dossierstuk lnv0400338). Hierover zijn per brief van 8 juli 2004 door u vragen gesteld.

Vergroot de professionaliteit van de diervoederbranche

De sector is primair zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit en de veiligheid van de producten die zij voortbrengt. De afgelopen jaren is er hard gewerkt om de kennis en de kunde van de diervoedersector op peil te houden. Het is evenwel van belang dat het Productschap Diervoeder (PDV) en de brancheorganisaties veel energie blijven steken in het bevorderen van de professionaliteit en het geven van voorlichting aan de sector. Niet alleen om de kennis en kunde op peil te houden, maar ook om de kennis en kunde van de bedrijven die achterblijven te verbeteren. De ketenanalyse inzake de diervoedersector van de VWA zou door de sector benut kunnen worden bij de hiervoor genoemde activiteiten.

Naast de eigen inspanningen van de sector zouden ook enkele Europese verordeningen, die binnen afzienbare termijn van kracht worden, een extra stimulans kunnen betekenen voor verdere professionalisering van de gehele diervoedersector. In dit verband noem ik de Verordening inzake levensmiddelen en diervoeders (Vo. (EG) 178/2002), de Verordening diervoederhygiëne (voorstel 2003/0071 (COD) en de Verordening inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn (Vo. (EG) 882/2004).

Verbeter de mentaliteit van de diervoederbranche

Evenals de professionaliteit van de sector is het verbeteren van de mentaliteit primair de verantwoordelijkheid van de sector. Ook hier zie ik een rol weggelegd voor het PDV en de brancheorganisaties. Het is van het grootste belang dat alle schakels in de diervoederketen inzien dat zij hun verantwoordelijkheid nemen en dat de toekomst van de sector alleen is gegarandeerd indien zij op maatschappelijk verantwoorde wijze produceert.

Goede communicatie over de genomen maatregelen kan het draagvlak voor die maatregelen vergroten. Om die reden zal ik niet alleen rondom de inwerkingtreding van de Kaderwet Diervoeders, maar ook in het vervolgtraject aandacht besteden aan communicatie over diervoederregelgeving.

Versterk de borging van het GMP

Productiemethodes volgens het principe van Good Manufacturing Practice (GMP) zijn primair de verantwoordelijkheid van de sector. Aangezien het hier om een kwaliteitssysteem gaat, waaraan bedrijven op vrijwillige basis deelnemen en er bovendien sprake is van regelgeving die de sector zichzelf oplegt, kan de overheid geen invloed uitoefenen op de borging van het GMP.

Beperk de gevolgen van incidenten

Met de inwerkingtreding van de Verordening inzake levensmiddelen en diervoeders, per 1 januari 2005, zijn exploitanten van diervoederbedrijven verplicht mogelijke onregelmatigheden met betrekking tot diervoeder(grondstoffen) te melden. Deze melding moet geschieden aan de VWA. Daarnaast zal een adequaat werkend waarschuwingssysteem betreffende deze onregelmatigheden in diervoeders de gevolgen van een incident nog meer binnen de perken kunnen houden. Het is positief dat op dit moment het bedrijfsleven al initiatieven heeft ontplooid op het gebied van waarschuwingssystemen. Het is alleen jammer dat deze systemen niet (volledig) op elkaar aansluiten. Wellicht is het verstandig dat het bedrijfsleven de binnen de sector bestaande waarschuwingssystemen, eventueel in samenwerking met de VWA, kan uitbouwen of kan combineren tot één systeem.

Overweeg een ander regime voor de toepassing van incidentele reststromen

In mijn reactie op de VWA-ketenanalyse diervoedersector heb ik aangegeven in gesprek te zijn met het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) over de problematiek rondom de definitie afval-/reststoffen. Een werkgroep waarin het bedrijfsleven en de ministeries van VROM, Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zitting hebben, brengt de problematiek rondom afval- en reststromen uit de levensmiddelenindustrie in kaart en formuleert mogelijke oplossingsrichtingen. Hierbij wordt ook gekeken naar de handhaving en controle. De Europese kaderrichtlijn (RL 75/442/EEG) inzake afvalstoffen is leidend. Het is een feit dat de definitie afvalstof niet voor één eenduidige uitleg vatbaar is. Voor de toekomst moet worden bezien in hoeverre een aanpassing van de afvaldefinitie in Europees verband mogelijk en verantwoord is. Op korte termijn is dit echter niet haalbaar.

Daarnaast kan ik u melden dat ik opdracht gegeven heb voor een onderzoek door het Wageningen Universiteit en Researchcentrum dat erop gericht is inzicht te verkrijgen in de risicobeheersing van reststromen uit de voedingsen genotsmiddelenindustrie voor de verwerking in diervoeders. Hierbij wordt de nadruk gelegd op het in kaart brengen van de zogenaamde incidentele reststromen.

Bezie nogmaals de «voors en tegens» van een positieve lijst

Zoals ik in mijn reactie op het rapport «Voer tot nadenken» reeds heb aangegeven heeft Nederland zich in het verleden ingezet voor de invoering van een positieve lijst van voedermiddelen die gebruikt mogen worden in diervoeders, mits dit in Europees verband zou gebeuren. Uit een inventarisatie op ambtelijk niveau is gebleken dat er zich onder de lidstaten op dit moment geen meerderheid aftekent die voorstander is van een positieve lijst.

Ook de Europese Commissie is geen voorstander van een dergelijke positieve lijst, daar uit een haalbaarheidsstudie gebleken is dat een positieve lijst niet doorslaggevend bijdraagt aan de veiligheid van diervoeders. De discussie over de positieve lijst en mogelijke alternatieven vindt in Europees verband nog plaats. Ik hoop uw Kamer hierover in de volgende voortgangsrapportage nader te kunnen informeren.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven