26 980
Verdieping Westerschelde

nr. 31
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 23 oktober 2006

De vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 en de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat2 hebben op 21 september 2006 overleg gevoerd met minister Veerman van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over:

– de brief van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 23 mei 2006 met beantwoording van schriftelijke vragen van het lid Van der Staaij (SGP) over de ontpoldering in Zeeland (Kamervragen 2005–2006, nr. 1509);

– de brief van de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat van 29 juni 2006 met voortgangsrapportage Project derde verdieping Westerschelde en aanleg natuur, v.w.b. het onderdeel natuurprogramma en ontpoldering (26 980, nr. 29).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Van der Staaij (SGP) memoreert dat zijn fractie altijd al tegen de ontpoldering van goede Zeeuwse landbouwgrond is geweest. Het is alleen maar kapitaalvernietiging. De veiligheid van de Zeeuwse bevolking is niet in het geding en er is bovendien ook geen sprake van een harde internationaal-rechtelijke onontkoombare plicht om te ontpolderen. Er bestaat slechts de plicht om het betreffende gebied met de natuurwaarden in stand te houden en waar nodig te herstellen. Uit een recent onderzoek is gebleken dat, ondanks alle voorlichting, nog steeds een grote groep mensen tegen de ontpoldering is. De vele handtekeningen tegen deze ontpoldering, de betrokkenheid van de Zeeuwen, hun emoties en hun liefde voor het Zeeuwse land maken vandaag veel indruk.

De heer Van der Staaij heeft in eerdere overleggen gepleit voor het onthouden van steun aan de Ontwikkelingsschets 2010 Schelde-estuarium, waarvan de ontpoldering deel uitmaakt. Een meerderheid van de Kamer wilde de Ontwikkelingsschets echter wel steunen onder de uitdrukkelijke voorwaarde dat ontpoldering alleen op vrijwillige basis zou geschieden. Hoe gaat het in de praktijk met die vrijwilligheid? Uit de beantwoording van de schriftelijke vragen blijkt dat wel degelijk de mogelijkheid wordt opengehouden om in uiterste gevallen tot onteigening over te gaan. Betrokkenen worden tijdens de eerste gesprekken ook gewezen op de mogelijkheid van onteigening als niet vrijwillig wordt meegewerkt.

In de brief van de staatssecretaris staat dat aangenomen mag worden dat de provincie in de brede afweging voorafgaand aan deze voorstellen, de mogelijkheden van vrijwillige grondverwerving zal betrekken. Dat klinkt wel erg voorzichtig, aldus de heer Van der Staaij. Het zou wat zijn als dat niet het geval was! Er moet op worden toegezien dat vrijwilligheid het uitgangspunt is. In de communicatie met de provincie moet dat zeer duidelijk worden gemaakt.

Het baart zorgen dat de voorwaarde van vrijwilligheid bij de ontpoldering nergens is vastgelegd terwijl de goedkeuring van de Ontwikkelingsschets, inclusief ontpoldering, wel vastligt. Hij overweegt derhalve om een motie in te dienen waarin die vrijwilligheid klip en klaar wordt vastgelegd, zodat er ook voor de toekomst volstrekte helderheid is over de voorwaarden en uitgangspunten van het parlement.

De heer Van der Staaij acht het bepaald niet ondenkbaar dat het natuurherstel ook langs alternatieve wegen dichterbij kan worden gebracht. De provincie Zeeland heeft aangekondigd dat er een analyse zal komen van de alternatieven. Wil de minister dit initiatief waar mogelijk ondersteunen? Is hij voorts bereid om te bevorderen dat met het verwerven van gronden ten behoeve van de ontpoldering gestopt wordt totdat het onderzoek naar alternatieven is afgerond?

Mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD) brengt in herinnering dat al vaak over de verdieping van de Westerschelde en de ontpoldering is gesproken en dat haar fractie het standpunt heeft verwoord dat ontpoldering alleen mag plaatsvinden op basis van vrijwilligheid. In de praktijk blijkt echter dat er van die vrijwillige ontpoldering niet veel terechtkomt. Het is daarom beter dat wordt afgestapt van de ontpoldering in deze vorm. De commissie-Maljers onderzoekt momenteel of de beoogde natuurcompensatie ook op een andere wijze en in andere gebieden van Zeeland kan plaatsvinden. Dat onderzoek naar de alternatieven moet worden afgewacht.

Vlaanderen en Nederland hebben een Verdrag inzake de uitvoering van de Ontwikkelingsschets getekend. Naar de mening van mevrouw Snijder-Hazelhoff wordt Nederland daarin helemaal niet gedwongen om die 600 ha landbouwgrond te ontpolderen. Zij verwijst in dit verband naar eerdere overleggen waarin de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat heeft aangegeven dat de aanleg van 600 ha estuariene natuur noodzakelijk is in het kader van het behoud van natuurwaarden in de Westerschelde, dus in het kader van het nakomen van verplichtingen ingevolge de Vogel- en Habitatrichtlijn, en dat die los moet worden gezien van de derde verdieping van de Westerschelde.

De heer Slob (ChristenUnie) is zeer blij met de duidelijke opstelling van de VVD-fractie. De fractie van de ChristenUnie is altijd tegen de ontpoldering geweest. Een Kamermeerderheid heeft echter ingestemd met de ontpoldering onder de voorwaarde dat die op een vrijwillige basis plaatsvindt. Er moet dan wel voor worden gewaakt dat die vrijwilligheid geen farce wordt. Die moet duidelijk worden vastgelegd.

Het is een goede zaak dat constructief wordt gezocht naar alternatieven. Dat onderzoek verdient alle ruimte en ondersteuning. Ook hij is van mening dat tijdens dit onderzoek de grondverwerving zou moeten worden gestaakt. Hij steunt ten slotte het voornemen om een motie in te dienen waarin de voorwaarde van vrijwilligheid bij ontpoldering uitdrukkelijk wordt vastgelegd.

De heer Van den Brink (LPF) constateert dat de plannen tot ontpoldering heel veel emoties teweeg hebben gebracht en dat bepaalde fracties, wellicht onder druk van die emoties en van de vervroegde verkiezingen, hun standpunten bijdraaien.

Een meerderheid van de Zeeuwse bevolking is tegen de ontpoldering. Daarbij spelen emotionele redenen, zoals de strijd tegen het water en de liefde voor het Zeeuwse land, een rol. Daar is absoluut niets mis mee! In Zeeland ligt de beste landbouwgrond van Nederland, grond die is onttrokken aan het water. Die grond moet niet zomaar weer worden prijsgegeven. Daar kan een boer nooit mee leven! De boeren voelen zich de dupe van een koehandel tussen Nederland en België.

Ook de heer Van den Brink memoreert dat zijn fractie altijd tegen de ontpoldering is geweest. Wordt echt vastgehouden aan de voorwaarde van vrijwilligheid bij de ontpoldering? Kan de minister toezeggen dat de Onteigeningswet de eerste twintig jaar niet zal worden toegepast voor het betreffende gebied?

De heer Buijs (CDA) stelt allereerst vast dat er op dit moment in Zeeland geen draagvlak voor de ontpoldering bestaat.

De staatssecretaris schrijft in de brief van 29 juni dat de aanleg van 600 ha nieuwe estuariene natuur in het kader van de Ontwikkelingsschets noodzakelijk is vanwege de verplichting dit Natura2000-gebied in stand te houden door herstel. Over Natura2000 heeft onlangs nog een overleg plaatsgevonden. Deelt de minister de mening van de meerderheid van de Kamer dat Natura2000 meer helderheid moet bieden over zaken als de instandhoudingsdoelstelling en bestaand gebruik? Hoe kijkt de minister, in het kader van de laatste discussie over Natura2000, terug op het besluitvormingsproces? Is het niet te voorbarig geweest om die 600 ha in dit kader al te benoemen? De heer Buijs kan zich overigens niet voorstellen dat deze 600 ha doorslaggevend zal zijn voor de Natura2000-verplichtingen. Het is immers maar 0,15% van het totale stroomgebied. Waarom is de kwaliteit van het water niet meegenomen in de Ontwikkelingsschets? Welke invloed heeft de kaderrichtlijn Water nog op het hele project? De MER-commissie heeft aangegeven dat de minister haar moet overtuigen als het gaat om de ontwikkeling van estuariene natuur in de Hertogin Hedwigepolder en de Prosperpolder. Die commissie is blijkbaar niet overtuigd van de noodzaak om te ontpolderen. Waarom kan in het Zwin wel worden overgegaan tot het afgraven van oude bestaande schorren, en niet in de Hedwige- en Prosperpolders?

De heer Buijs vraagt zich af of de onderbouwing van de besluitvorming destijds wel valide is geweest. Hij heeft zo zijn bedenkingen, zeker nu de Zeeuwse Milieufederatie openlijk heeft toegegeven dat de besluitvorming tot stand is gekomen dankzij het feit dat werd gedreigd met juridische procedures. Daarover was destijds niets bekend en daarvan staat ook niets op papier.

Het is verheugend dat dat de minister de signalen uit Zeeland serieus heeft genomen. Na een aanzienlijke periode is nog maar 25 ha van de benodigde 600 ha vrijwillig verworven. De weg van een ontpoldering op vrijwillige basis is dus heilloos. Daar moet van afgestapt worden. Daarover moeten vandaag knopen worden doorgehakt. De commissie-Maljers, die zodanig is samengesteld dat haar onafhankelijkheid gegarandeerd kan worden, zal eind november rapporteren over de mogelijke alternatieven. Deze zullen vervolgens serieus moeten worden bekeken. Ook de heer Buijs stelt dat de grondverwerving op vrijwillige basis moet worden gestaakt totdat het onderzoek naar de alternatieven is afgerond. Hij hoopt dat de minister meer dan serieus zal kijken naar de alternatieven. Waarschijnlijk liggen er nog wel kansen in het Zwin. In de provincie Zeeland wordt nu al heel veel gedaan aan natuur. Kan datgene wat nu al ondernomen is, niet worden gebruikt als compensatie voor de gemaakte afspraken in de natuurparagraaf van de overeenkomst met Vlaanderen? Is het juist dat Vlaanderen zich bemoeit met de verwerving van grond in de Hedwige- en de Prosperpolder, dat minister Peeters probeert om daar voet aan de grond te krijgen? Er mag overigens absoluut niet met twee maten worden gemeten in Zeeuws-Vlaanderen. In Nederland en Vlaanderen zullen dezelfde prijzen en voorwaarden moeten gelden.

De heer Boelhouwer (PvdA) benadrukt dat het dossier inzake de verdieping van de Westerschelde als een totaalpakket moet worden gezien, waaraan met name door de helaas veel te vroeg overleden gedeputeerde van Zeeland, de heer Thijs Kramer, ontzettend hard is gewerkt. Het Verdrag inzake de uitvoering van de Ontwikkelingsschets, dat is ondertekend door de Nederlandse regering en het Vlaamse gewest, heeft een behoorlijke status en ligt feitelijk in de Kamer ter ratificering voor. Er zijn afspraken gemaakt. Provinciale Staten van Zeeland hebben zich vrijwel unaniem voor het verdrag uitgesproken. Wat is de staatsrechtelijke consequentie als het element van ontpolderen nu ineens uit dat verdrag wordt gehaald? Staat dat verdrag dan nog wel overeind? Als dat niet het geval zou zijn, dan moet daar nog eens goed over nagedacht worden.

Naar aanleiding van de strikte voorwaarde dat ontpoldering alleen kan plaatsvinden op basis van vrijwilligheid, merkt hij op dat het toch niet zo kan zijn dat de inwerkingtreding van een verdrag met een staatsrechtelijke betekenis afhankelijk wordt gemaakt van de allerlaatste Zeeuwse boer die vrijwillig zijn grond verkoopt aan de overheid. Als een meerderheid van de grondeigenaren zijn grond heeft verkocht, kan de regering alvast starten met de ontwikkeling van estuariene natuur. Dan bevinden de mensen die hun land niet willen verkopen, zich eigenlijk in een onmogelijke situatie. Zal er op zo’n moment worden doorgepakt of zal de minister zich laten gijzelen door de allerlaatste boer die vrijwillig zijn land verkoopt?

De heer Boelhouwer kan zich vinden in de instelling en de taakopdracht van de commissie-Maljers, maar vindt niet dat de grondverwerving op basis van vrijwilligheid tijdelijk moet worden gestaakt in afwachting van de resultaten. De eventuele alternatieven zullen uiteraard wel moeten passen binnen het verdrag.

Antwoord van de minister

De minister benadrukt allereerst dat er volstrekte duidelijkheid moet zijn. Er moet geen verkeerde voorstelling van zaken worden gegeven. Hij begrijpt best dat allerlei emoties een rol spelen, maar hij is niet van plan om sprookjes te vertellen en valse hoop te wekken. De Zeeuwse bevolking verdient die duidelijkheid. Hij kan zich bij dit dossier niet laten leiden door zijn emoties en verzoekt eenieder om het onderscheid tussen Cees Veerman als verantwoordelijk minister op dit dossier en Cees Veerman als boer scherp in de gaten te houden. Hij heeft als taak om datgene wat besloten is, uit te voeren en tot een goed einde te brengen in het licht van de belangen die spelen.

Nederland heeft een verdragsrechtelijke verplichting die moet worden ingelost. In het met Vlaanderen gesloten verdrag staat dat Nederland uiterlijk in 2010 langs de Westerschelde werken moet uitvoeren ter realisatie van minimaal 600 ha estuariene natuur. De minister erkent dat daarin inderdaad niet precies wordt aangegeven op welke wijze dat moet geschieden. Conform de wens van de Kamer is destijds besloten dat de provincie Zeeland het voortouw zou nemen en een regierol zou vervullen. Inmiddels heeft de Ontwikkelingsschets 2010 Schelde-estuarium al een heel traject doorlopen. Die is uitvoerig besproken, de instanties in Zeeland zijn het er uiteindelijk over eens geworden en vervolgens heeft de Kamer in een eerder overleg als voorwaarde gesteld dat de grondverwerving alleen op basis van vrijwilligheid zou mogen plaatsvinden. Over die vrijwilligheid is uitvoerig gecommuniceerd. In dat overleg werd ook afgesproken dat de minister naar de Kamer terug zou komen als die vrijwillige grondverwerving niet zou lukken. De verwerving van grond verloopt inderdaad moeizaam, maar die processen vragen nu eenmaal tijd. De minister blijft bij de belofte dat getracht zal worden om de ontpoldering op basis van vrijwilligheid te laten plaatsvinden.

Hij erkent dat er in Zeeland grote weerstand tegen de ontpoldering bestaat. Hoewel het kabinet nog steeds van mening is dat het natuurherstel dient plaats te vinden via een ontpoldering op basis van vrijwilligheid, heeft het, mede naar aanleiding van de emoties in Zeeland, besloten dat alternatieven een kans moeten krijgen. De minister heeft samen met wijlen Thijs Kramer, over wie men alleen maar voortreffelijke gedachten kan hebben, in Wissekerke overleg gevoerd met tegenstanders van het project. Tijdens dat overleg kwamen gedachten en ideeën naar voren die de moeite waard waren om nader te onderzoeken. Ter plekke is toen besloten om ruimte te geven voor het onderzoeken van die alternatieven. Dat heeft geleid tot de instelling van de commissie-Maljers. Deze commissie beziet uitdrukkelijk de alternatieven die door mensen uit de streek en uit de provincie zijn aangedragen. Verder is een aantal hoogleraren verzocht om zich eveneens over de problematiek te buigen. Ten slotte loopt er nog een milieueffectrapportage (MER). In deze MER-studie worden de effecten van de verschillende maatregelen onderzocht, maar wordt geen conclusie gegeven over wel of niet ontpolderen. De minister zal de voorstellen vanuit Zeeland graag steunen en alle kans geven, mits met deze alternatieven aan de verdragsverplichtingen wordt voldaan. Desgevraagd geeft hij aan dat hij niet bereid is om het verdrag open te breken.

De uitkomst van het onderzoek naar de alternatieven is nog ongewis. De commissie-Maljers zal eind november rapporteren. Het zou onverstandig en unfair zijn om nu reeds te zeggen dat het ontpolderen geen doorgang kan vinden. Het gaat niet aan om de mensen in Zeeland valse hoop te geven. De commissie-Maljers kan immers ook tot de conclusie komen dat, om aan de verdragsverplichting te voldoen, er geen andere optie is dan gedeeltelijk of elders ontpolderen. Als zij wel met alternatieven komt, zullen deze door de Staten van Zeeland en de minister uiteraard zeer positief worden bejegend en professioneel worden beoordeeld. De verdragsverplichtingen zullen echter altijd uitgangspunt blijven.

De minister verwerpt de suggestie van de heer Van den Brink om toe te zeggen dat de Onteigeningswet gedurende de eerstkomende twintig jaar niet zal worden toegepast in het desbetreffende gebied. De afspraak is dat onteigening alleen maar zal gebeuren in het alleruiterste geval, en slechts dan nadat er met de Kamer is gesproken. Hoewel hij het stoppen met de aankoop van grond in hoge mate een symbolische daad vindt, zegt hij toe dat deze grondverwerving zal worden gestaakt totdat er meer duidelijkheid is over de eventuele alternatieven voor de bestaande ontpolderingsplannen. Dat heeft echter geen materiële betekenis en er moet ook geen hoop uit worden geput.

Nadere gedachtewisseling

De heer Van der Staaij (SGP) stelt vast dat de regering in het verleden heeft aangegeven dat ontpoldering ook op grond van Europeesrechtelijke verplichtingen in het kader van de Vogelen Habitatrichtlijn onontkoombaar was. Inmiddels lijkt er gelukkig meer ruimte te zijn voor alternatieven om tot natuurherstel te komen. Had men niet eerder tot het inzicht kunnen komen dat ook alternatieven moesten worden onderzocht? Zijn fractie was destijds al niet overtuigd van de noodzaak van die ontpoldering en is blij dat de grondverwerving zal worden gestaakt totdat er meer duidelijkheid is over de alternatieven.

Hij zal tijdens het plenaire debat naar aanleiding van dit algemeen overleg de al eerder aangekondigde motie inzake de voorwaarde dat ontpoldering alleen mag plaatsvinden op basis van vrijwilligheid, indienen.

Volgens mevrouw Snijder-Hazelhoff (VVD) is het mogelijk om de Vogel- en Habitatrichtlijn anders uit te voeren dan in het verleden is overeengekomen. Het moet mogelijk zijn om in relatie met de Vogel- en Habitatrichtlijn alternatieven voor de ontpoldering te ontwikkelen. Daarbij moeten de verdragsverplichtingen uiteraard in het oog worden gehouden. In afwachting daarvan moet in ieder geval tijdelijk met de ontpoldering worden gestopt.

De heer Van den Brink (LPF) merkt op dat als de Kamer vindt dat ontpoldering alleen op basis van vrijwilligheid mag plaatsvinden, het geen enkel probleem zou moeten zijn om voor dat gebied de Onteigeningswet buiten werking te stellen. Daarmee zou een krachtig signaal worden afgegeven. Ook hij is van mening dat natuur moet kunnen worden ontwikkeld zonder dat ontpoldering plaatsvindt. Als dat niet mogelijk is, dan is ieder alternatief niets ander dan het neerleggen van het probleem op een andere plek. Hij is van mening dat het Verdrag inzake de uitvoering van de Ontwikkelingsschets nooit getekend had mogen worden. Dat verdrag is getekend voordat het aan de Kamer ter goedkeuring is voorgelegd. De Kamer is dus voor een voldongen feit geplaatst.

De heer Buijs (CDA) wijst op de opmerking in de brief van de staatssecretaris, dat het project Natuurprogramma Westerschelde vaak wordt verward met natuurcompensatie en dat de aanleg van 600 ha estuariene natuur geen compensatie is voor de tweede verdieping van de Westerschelde. Hij is van mening dat de besluitvorming over het verdrag op z’n minst chaotisch kan worden genoemd. De voorwaarde dat ontpoldering alleen op basis van vrijwilligheid mag plaatsvinden, blijft onverminderd van kracht. Hij kan zich vinden in het voornemen om de commissie-Maljers alle ruimte te geven en de grondverwerving tijdelijk op te schorten. Er liggen nu zes goede initiatieven die door de commissie Maljers worden onderzocht. Deze initiatieven verdienen een serieuze behandeling. Daarbij moet de minister de discussie over Natura2000 van vorige week betrekken. Op die manier wordt een proces in gang gezet dat in ieder geval op meer draagvlak kan rekenen.

De heer Boelhouwer (PvdA) is het volmondig met de minister eens, dat het een illusie is om te denken dat ontpoldering voor eens en altijd van de baan is. Die mogelijkheid zal altijd blijven bestaan. De aanleg van estuariene natuur is een essentieel onderdeel van het akkoord. Daaraan moet dus gevolg worden gegeven. Voor zijn fractie is de ontpoldering geen doel op zich, maar het verdrag moet in zijn totaliteit, dus inclusief de natuurcomponent, worden nageleefd. Hij wacht de resultaten van de commissie-Maljers en de reactie van de minister daarop met belangstelling af.

De minister benadrukt dat de huidige regering geconfronteerd werd met de uitkomst van een bestuurlijk proces in Zeeland dat jaren geleden al is gestart: het herstel van estuariene natuur door ontpoldering in de Westerschelde. De aanleg van 600 ha nieuwe estuariene natuur in het kader van de Ontwikkelingsschets is noodzakelijk vanwege de verplichting dit Natura2000-gebied in stand te houden door herstel. Daarnaast heeft de Europese Commissie geconstateerd dat er op grond van de tweede verdieping sprake is van een teruggang in de kwaliteit van het estuariene milieu van de Westerschelde. Zij heeft de Nederlandse Staat opdracht gegeven om tot herstel over te gaan. Nederland zal geen toestemming krijgen voor de derde verdieping van de Westerschelde als niet eerst is voldaan aan die oude verplichting. Nadien corrigeerde de minister deze uitspraak die veronderstelt dat de natuurmaatregelen rechtstreeks verband houden met de vaargeulverdieping door te stellen dat dit niet zo is. De natuurmaatregelen staan op zichzelf en vloeien voort uit de Europese verplichting tot duurzaam herstel en instandhouding van het Westerschelde-estuarium.

De minister roept de Kamer nogmaals op om de Zeeuwse bevolking geen valse hoop te geven. Bepaalde beslissingen moeten nu eenmaal worden genomen. Daarvoor heeft ook een volksvertegenwoordiging een verantwoordelijkheid in het kader van internationale verplichtingen. De belangen en emoties van de Zeeuwse bevolking worden uiteraard zeer serieus genomen. De commissie-Maljers zal alle ruimte krijgen om de alternatieven te onderzoeken. Het zou een mirakel zijn als daar iets uit zou komen, maar dat mirakel moet dan wel een kans worden gegeven. De resultaten van deze commissie en de visie van de hoogleraren moeten worden afgewacht.

De minister brengt tot slot in herinnering dat alvorens het Verdrag inzake de uitvoering van de Ontwikkelingsschets op 21 december 2005 is ondertekend, daarover op 20 december een algemeen overleg in de Kamer heeft plaatsgevonden.

Toezeggingen

De voorzitter constateert dat de minister de volgende toezeggingen heeft gedaan:

– de alternatieven voor ontpoldering zullen worden onderzocht;

– de minister komt terug naar de Kamer als ontpoldering op vrijwillige basis niet tot stand komt;

– In afwachting van de uitkomsten van de commissie-Maljers zal de grondverwerving worden stopgezet.

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Schreijer-Pierik

De voorzitter van de vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat,

Atsma

De adjunct-griffier van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Van der Bruggen


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Buijs (CDA), Van Beek (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Van Gent (GroenLinks), Oplaat (VVD), Mosterd (CDA), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Verbeet (PvdA), Van den Brink (LPF), Vergeer (SP), Tichelaar (PvdA), Ormel (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Boelhouwer (PvdA), Douma (PvdA), Dubbelboer (PvdA), Kruijsen (PvdA), Nijs (VVD), Lenards (VVD) en Willemse-van der Ploeg (CDA).

Plv. leden: Slob (ChristenUnie), Spies (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Vendrik (GroenLinks), Hofstra (VVD), Samsom (PvdA), De Krom (VVD), Krähe (PvdA), Herben (LPF), Van Heteren (PvdA), Van Lith (CDA), Özütok (GroenLinks), Van Bochove (CDA), Van der Laan (D66), Gerkens (SP), Timmer (PvdA), Depla (PvdA), Fierens (PvdA), Verdaas (PvdA), Veenendaal (VVD), Örgü (VVD) en Jager (CDA).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Dijksma (PvdA), Hofstra (VVD), ondervoorzitter, Atsma (CDA), voorzitter, Van Gent (GroenLinks), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Depla (PvdA), Van den Brink (LPF), Mastwijk (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Koopmans (CDA), Gerkens (SP), Van Lith (CDA), Van der Ham (D66), Haverkamp (CDA), Boelhouwer (PvdA), De Krom (VVD), Verdaas (PvdA), Hermans (LPF), Dezentjé Hamming (VVD), Van Hijum (CDA), Roefs (PvdA), Van der Sande (VVD), Lenards (VVD), Knops (CDA), Krähe (PvdA) en Van Oudenallen (Groep Van Oudenallen).

Plv. leden: Samsom (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Hessels (CDA), Özütok (GroenLinks), Smeets (PvdA), Slob (ChristenUnie), Waalkens (PvdA), Herben (LPF), Van Winsen (CDA), Halsema (GroenLinks), Jager (CDA), Vergeer (SP), Van Haersma Buma (CDA), Bakker (D66), De Pater-van der Meer (CDA), Van Dam (PvdA), Van Beek (VVD), Dubbelboer (PvdA), Oplaat (VVD), Buijs (CDA), Van Dijken (PvdA), Szabó (VVD), Aptroot (VVD), Ten Hoopen (CDA) en Heemskerk (PvdA).

Naar boven