26 980
Verdieping Westerschelde

30 244
Natuurontwikkeling Westerschelde

nr. 28
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 april 2006

Zoals toegezegd, ga ik hiermee in op de vraag die Kamerlid Buijs stelde tijdens het gezamenlijke Algemeen Overleg van de vaste commissies voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Verkeer en Waterstaat over het Natuurprogramma van de Ontwikkelingsschets Westerschelde op 26 januari 2006 (Kamerstuk 26 980/30 244, nr. 27).

De vraag luidde als volgt:

Het is de bedoeling om de Hertogin Hedwigepolder samen te voegen met de oudere schorren van het Verdronken Land van Saeftinge tot het intergetijdengebied Groot Saeftinge. Afgezien van de wenselijkheid hiervan is het de vraag of dit doel wel te realiseren is. De Hertogin Hedwigepolder ligt namelijk relatief hoog, waardoor het volgens sommigen zeer lang zal duren voordat er nieuwe schorren ontstaan. Als dit waar is, is het dan niet raadzaam om ook de oude schorren af te graven?

Antwoord

Er is mijns inziens geen reden om bestaande oude schorren van het Verdronken Land van Saeftinghe af te graven om de vorming van jong schor mogelijk te maken.

De onderbouwing van deze conclusie vereist enige toelichting. Om te beginnen is het goed om te melden dat de natuurontwikkeling in de Hedwigepolder, die deels in Vlaanderen ligt, onderdeel uitmaakt van een grensoverschrijdende aanpak, waarbij zowel Nederlandse als Vlaamse natuurbelangen gediend worden.

Het te ontwikkelen gebied bestaat uit minimaal 440 ha (waarvan 295 ha in Nederland) en omvat de gehele Hedwigepolder en het noordelijk deel van de Prosperpolder. Aangezien deze gebieden samen worden ontwikkeld en ook een ecologische eenheid gaan vormen, wordt in het vervolg over beide polders gesproken.

Belangrijk voor het voorspellen van de natuurontwikkeling in dit gebied zijn de huidige hoogteligging, de getijbeweging en de sedimentatie ter plaatse. Ik ga op alledrie aspecten in.

Hoogteligging en getijbeweging

De natuurmaatregelen zijn vooral bedoeld om schorren en voedselrijk slik te vormen. Een belangrijke voorwaarde daarvoor is een optimale hoogteligging. De hoogteligging alleen zegt echter nog niet genoeg over de kansen op schorvorming en voedselrijk slik. Daarvoor is een vergelijking met de plaatsafhankelijke getijdebeweging nodig. Het komt erop neer dat schorren en voedselrijk slik alleen daar kunnen ontstaan waar het water over het gebied gaat en slibdeeltjes afzet. Als zich eenmaal schor gevormd heeft, groeit het heel langzaam verder, doordat er minder hoogwaters zijn die er overheen komen. De beoordeling of een (gemiddelde) hoogteligging geschikt is, vindt daarom plaats aan de hand van het laagste maandelijke hoogwater. Alles wat hoger ligt wordt niet meer dagelijks overspoeld waardoor geen schorvorming tot stand kan komen.

Ter plaatse van de Hedwige/Prosperpolder (meetpunt schaar van de Noord) ligt het gunstige niveau voor schorvorming tussen 180 en 226 cm boven NAP en dat voor slikvorming tussen -100 cm beneden en +100 cm boven NAP.

De Prosperpolder is veel eerder ingepolderd en daardoor lager gelegen dan de Hedwigepolder.

In het noordelijk deel van de Prosperpolder ligt de bodem op NAP +0.25m tot NAP +1.90 m; grotendeels binnen het niveau dat gunstig is voor slikvorming.

In de Hedwigepolder ligt de bodem tussen + 1.50 m tot +2.30 m NAP, grotendeels in de zone die gunstig is voor ontwikkeling van primair schor. Deze informatie wordt ondersteund door de recent uitgevoerde studie ten behoeve van de Gebiedsselectie Natuurpakket Westerschelde (Grontmij 2006).

Sedimentatie

In het gedeelte van het Schelde-estuarium waaraan de Hedwige/Prosperpolder ligt, bevat het water altijd een ruime hoeveelheid zwevende deeltjes. De verwachte sedimentatiesnelheid ter plaatse zal gezien deze hoeveelheden 2 à 8 cm per jaar kunnen bedragen, gebaseerd op waarnemingen uit Saeftinge en de Selenapolder (M.S. Chen et al. Suspended matter in the Scheldt estuary, Hydrobiologia volume 540, pp. 79–104).

Conclusie

Gezien de hoogteligging van grote delen van de Hedwigepolder is de vorming van jong schor – en op termijn van rijper tot uiteindelijk hoog schor – zeker. Al naar gelang de inrichting vordert, zal in de aangrenzende Prosperpolder langer een voedselrijke, slikkige habitat blijven bestaan, die gunstig is voor diverse soorten steltlopers.

Dit is overigens niet de enige reden dat het onwenselijk is om bestaande oude schorren van het Verdronken Land van Saeftinghe af te graven om de vorming van jong schor mogelijk te maken. Deze werkzaamheden zouden ook op bezwaren stuiten vanwege de status en waarden van dit gebied (Natuurmonument en Vogel- en Habitatrichtlijngebied).

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman

Naar boven