26 980
Verdieping Westerschelde

nr. 16
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 14 augustus 2003

De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat over de 6e Voortgangsrapportage verruiming Westerschelde (VW 03-359). De staatssecretaris heeft deze vragen beantwoord bij brief van 14 augustus 2003.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van commissie,

De Pater-van der Meer

De griffier van de commissie,

Roovers

1

Wanneer kan de Kamer beschikken over de rapportage voor het jaar 2002 en over de in 2003 uit te brengen evaluatie, gezien het feit dat in 1997 bij de start van het project Monitoring Verruiming Westerschelde (MOVE) is afgesproken dat er jaarlijks een rapportage zou worden uitgebracht over de resultaten van de verruiming en dat er in 2003 een evaluatierapport zou verschijnen?

Bij de start van het project MOVE werd voorzien in een jaarlijkse voortgangsrapportage en een evaluatie in 1999, 2003 en 2006. Een jaarlijkse voortgangsrapportage bleek, gezien het trage verloop waarin veranderingen zich manifesteren, geen goed uitgangspunt. In plaats daarvan heeft mijn ambtvoorgangster er voor gekozen periodiek tussenrapportages uit te brengen. De laatste tussenrapportage is verschenen in 2001. De evaluatie 2003 zal binnenkort worden gepubliceerd.

2

Hoe verhoudt de verruiming van de Westerschelde zich met de maatregelen, die in het kader van de kaderrichtlijn water voor het stroomgebied Schelde moeten worden genomen?

Voor de lopende verruimingsactiviteiten in de Westerschelde gelden tot eind 2009 de bestaande wettelijke en verdragskaders. Vanaf dat moment zijn deze kaders voor wat betreft de bescherming van de waterkwaliteit en de ecologie geïntegreerd in de voordien vast te stellen internationale stroomgebiedbeheerplannen die krachtens de Europese kaderrichtlijn water op basis van de eind 2004 vast te stellen inventarisaties moeten worden opgesteld. Daarna zullen nieuwe ingrepen voor zover het de effecten op waterkwaliteit en de ecologie betreft, worden getoetst aan het stroomgebied-beheerplan voor de Schelde. Voor de Schelde wordt de kaderrichtlijn gezamenlijk geïmplementeerd door Nederland, België (de drie gewesten en de federale overheid) en Frankrijk.

3

Kan de Kamer een overzicht toegezonden krijgen van de financiële mee- en/of tegenvallers van de verruiming van de Westerschelde?

Op bladzijde 8 van de voortgangsrapportage is een actueel overzicht gegeven van de gemaakte en nog te maken kosten. Ten opzichte van 1995 zijn er geen afwijkingen in de kosten voor het aandeel van Nederland, behoudens gebruikelijke indexering van de kostprijzen.

4

Worden de vastgestelde (opruimings)termijnen wel of niet gehaald?

Volgens de planning zullen de opruimingswerken in Nederland op 1 mei 2004 gereed zijn. Aangezien de uitvoering van de daadwerkelijke opruimingswerkzaamheden zeer vlot verloopt, zal de planning ruimschoots gehaald worden.

5

Kan er een tijdsplanning worden gegeven van de werkzaamheden, die worden uitgevoerd? Wordt het project op tijd afgerond? Welke afspraken zijn er in het verruimingsverdrag gemaakt over de oplevering van het project? Zijn er financiële consequenties verbonden aan het al dan niet halen van de opleveringsdatum?

In het Verruimingsverdrag van 1995 is een uitvoeringsplanning opgenomen (bijlage C, blad 3). Deze uitvoeringsplanning is inmiddels bijgesteld. Deze bijgestelde planning zal, conform artikel 11 van het Verruimingsverdrag in een briefwisseling worden vastgesteld. De uitvoering van de werkzaamheden verloopt conform de bijgestelde uitvoerings-planning waarbij er geen financiële consequenties zijn verbonden aan het al dan niet halen van deze uitvoeringsplanning.

6

Is de uitspraak van de Raad van State reeds bekend op het beroep inzake de verleende vergunning op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren, die in april 2003 werd verwacht? Zo ja, welke consequenties zijn hieraan verbonden? Zo neen, wanneer wordt deze uitspraak verwacht?

Op 2 april 2003 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan en de aan Vlaanderen verleende WVO-vergunning op onderdelen vernietigd. Met inachtneming van deze uitspraak heeft de Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat een ambtshalve wijziging van de vergunning opgesteld welke op 1 juli 2003 is afgegeven. In deze wijziging is de geldigheidstermijn van de vergunning beperkt tot 1 juli 2006 (was oorspronkelijk onbepaald) en is de jaarlijks terug te storten hoeveelheid onderhoudsbaggerspecie gesteld op maximaal 15 mln m3 (was oorspronkelijk 20 mln m3).

7

In deze voortgangsrapportage wordt niet langer melding gemaakt van de ingebrekestelling van Nederland door de Europese Commissie inzake de verplichtingen die voortvloeien uit de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Wat was de reactie van de Europese Commissie op het verweer van de Nederlandse overheid, dat de regering in oktober 2001 aan de Europese Commissie heeft gestuurd in reactie op de aanvullende ingebrekestelling van 7 mei 2001.

De Europese Commissie heeft nog niet gereageerd op het Nederlandse antwoord inzake de aanvullende ingebrekestelling. Het is nog steeds niet bekend of, en zo ja wanneer en in welke vorm, de Europese Commissie op het Nederlandse antwoord zal reageren. Voor zover bekend heeft de Europese Commissie de zaak nog in procedure.

8

Wat is de consequentie van het feit dat de realisatie van natuurcompensatie in de veerhaven en het veerplein Perkpolder op dit moment financieel niet gedekt is? Hoe hoog zijn de hiermee gemoeide kosten? Wat wordt bedoeld met «op dit moment»? Moet het Rijk zorgdragen voor deze kosten? Wordt er voldaan aan de juridische verplichting op het gebied van natuurcompensatie, indien de natuurcompensatie in de veerhaven en het veerplein niet wordt uitgevoerd? Zo nee, waar kan dan elders compensatie worden gevonden?

De realisatie van natuurcompensatie in de veerhaven van Perkpolder is financieel gedekt binnen het budget dat voor de buitendijkse natuurcompensatieprojecten ter beschikking staat. Of de realisatie ook daadwerkelijk doorgaat, hangt af van het overleg met de gemeente Hulst. De realisatie van natuurcompensatie in het veerplein van Perkpolder is op dit moment weliswaar financieel niet gedekt, doch dit project kan mogelijk in aanmerking komen voor de door mijn ambtvoorgangster eind 2001 toege-zegde aanvullende financiën. In de loop van 2003 zal hieromtrent meer bekend worden. De veerhaven van Perkpolder is in 1998 onder voorbehoud opgenomen in het natuurcompensatieprogramma (het veerplein van Perkpolder is in een later stadium toegevoegd aan het natuurcompensatieprogramma). De Nederlandse regering is van mening dat het in 1998 overeengekomen natuurcompensatie-programma voldoet aan de eisen die gesteld worden vanuit de Vogel- en de Habitatrichtlijn en heeft dit geantwoord op de ingebrekestelling van de Europese Commissie (zie ook vraag 7).

9

Hoe verhoudt de pm-post voor oeverbekleding zich met het bedrag van € 629 mln, dat in het MIT is opgenomen voor het herstel van de steenbekisting? Houdt dit in dat de bekleding op dit moment wordt hersteld, maar dat dit niet conform de afspraken in het Verruimingsverdrag gebeurt? Is er binnen het project Verruiming Westerschelde financiële ruimte om eventuele extra kosten voor de oeververdediging te dragen?

De in het Verruimingsverdrag van 1995 bedoelde oeververdedigingswerken (ook wel geulwandverdedigingswerken genoemd) zijn buitendijks gelegen steenbestortingen welke de overgang vormen van de diepe vaargeul naar de ondiepe slikken. De oeververdedigingswerken dienen onder andere om erosie van de (voor de dijk gelegen) slikken te voorkomen. De oeververdedigingswerken hebben geen directe relatie met het in het MIT opgenomen project inzake het herstel van de steenbekledingen.

Overigens komen de kosten van de pm-post ten laste van het Vlaams Gewest (conform het Verruimingsverdrag van 1995).


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Duivesteijn (PvdA), Dijksma (PvdA), Hofstra (VVD), ondervoorzitter, Meijer (CDA), Van Lith (CDA), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Koopmans (CDA), Oplaat (VVD), Geluk (VVD), Ten Hoopen (CDA), Dijsselbloem (PvdA), De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Depla (PvdA), Van As (LPF), Van den Brand (GL), Duyvendak (GL), Gerkens (SP), Van Haersma Buma (CDA), Bruls (CDA), Van der Ham (D66), Boelhouwer (PvdA), Dubbelboer (PvdA), De Krom (VVD), Hermans (LPF) en Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD).

Plv. leden: Heemskerk (PvdA), Tichelaar (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Hessels (CDA), Eurlings (CDA), Smeets (PvdA), De Ruiter (SP), Huizinga-Heringa (CU), Buijs (CDA), De Grave (VVD), Szabó (VVD), Van Winsen (CDA), Van Dijken (PvdA), Haverkamp (CDA), Waalkens (PvdA), Herben (LPF), Vos (GL), Halsema (GL), Vergeer-Mudde (SP), Jager (CDA), Mastwijk (CDA), Giskes (D66), Van Dam (PvdA), Verdaas (PvdA), Van Beek (VVD), Van den Brink (LPF) en Luchtenveld (VVD).

Naar boven