26 972
Wijziging van de regulerende energiebelasting in verband met het beëindigen van het nihiltarief voor verbruik van aardgas en minerale oliën door de glastuinbouw

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 18 februari 2000

De vaste commissie voor Financiën1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

De leden van de PvdA-, VVD- en CDA-fracties hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel, waarin een speciaal tarief voor de regulerende energiebelasting voor glastuinbouw wordt voorgesteld. De leden van de PvdA-fractie accepteren dat, bij gebrek aan toestemming van de Europese Commissie voor een nihil-tarief, de regering voor een andere heffingshoogte moest kiezen in afwijking van het Regeerakkoord. Een vergelijking is gemaakt met andere verbruikers die 10–20% van de kostprijs aan energie besteden en waarvan het gezamenlijke verbruik ongeveer overeenkomt met het energieverbruik van een groep van 23 fictieve glastuinbouwbedrijven. Vervolgens is een individueel glastuinbouwtarief van 0.38% van het gewone tarief vastgesteld. De leden van de PvdA-fractie kunnen deze redenering volgen, maar vragen wel of hier niet een precedent is geschapen en dat ook andere groepen bedrijven zich als groep willen laten behandelen teneinde een lager (individueel) tarief te bedingen. Zou in dat geval met succes een beroep kunnen worden gedaan op het gelijkheidsbeginsel?

Voorts vragen deze leden hoe de terugsluis van de heffingsopbrengst is geregeld. Immers juist omdat de terugsluis moeilijk sectoraal was vorm te geven, is in het Regeerakkoord gekozen voor een nihil-tarief. Kan de regering meedelen hoe groot de verwachte heffingsopbrengst is en welke energiebesparingeffecten worden verwacht van zowel de heffing als het terugsluizen? De leden van de PvdA-fractie behouden hun algemene voorkeur om voor alle (dus ook grote) verbruikers generieke en gelijke heffing te hanteren, eventueel met een schijventarief en specifieke terugsluizing. Kan de regering uiteenzetten hoe de Europese aanpak er momenteel voor staat, mede gelet op de Kyoto-verplichtingen, en zeggen of een generieke aanpak daardoor dichterbij komt?

De leden van de VVD-fractie hebben in de memorie van toelichting kunnen lezen dat het nihiltarief met ingang van 2000 wordt beëindigd en in de heffing wordt betrokken op een wijze die gebaseerd is op een vergelijking van de glastuinbouwsector met andere energie-intensieve bedrijven. Zij vragen de regering welke regeling in 2002 bij de Europese Commissie zal worden aangemeld. In het algemeen zijn de leden van de VVD-fractie geen voorstander van terugwerkende kracht, maar zij zien in dat het in dit geval onvermijdelijk is. Zij zijn verheugd over het feit dat dit wetsvoorstel met instemming van de glastuinbouwsector, te weten van het Productschap Tuinbouw en de LTO-Nederland is begroet.

In hoeverre wordt bij de nieuwe aan de Europese Commissie te presenteren regeling rekening gehouden met terugsluismogelijkheden voor de glastuinbouwsector, zo vragen de leden de van de VVD-fractie tot besluit.

Na het lezen van het wetsvoorstel blijft voor de leden van de CDA-fractie nog een vraag onvoldoende beantwoord. Tijdens het overleg met de sectoren was door de staatssecretaris van Financiën toegezegd om de uitzonderingspositie van de glastuinbouw in de Regulerende EnergieBelasting in te bouwen. Aangezien zij hierover in het wetsvoorstel niets terugvinden, vragen deze leden de regering dit te verduidelijken.

De leden van de fracties van GPV en RPF onderkennen de noodzaak van het onderhavige wetsvoorstel. In het verleden hebben zij zich voorstanders betoond van een nihiltarief in de regulerende energiebelasting voor de glastuinbouwsector. Zij betreuren daarom het besluit van de Europese Commissie dat handhaving van dit nihiltarief voor de glastuinbouw niet langer is toegestaan. Zij wijzen de regering erop dat het nihiltarief destijds is verdedigd vanwege het ontbreken van adequate terugsluismogelijkheden. Betekent dit dat erop mag worden gerekend dat de regering, nu het nihiltarief niet langer van toepassing is, een uiterste inspanning zal doen alsnog een terugsluismogelijkheid te creëren?

Gezien de vaak kwetsbare ondernemingspositie van glastuinders lijkt het deze leden niet ondenkbaar dat vanwege de nu voorgestelde lastenstijging in meerdere gevallen de bedrijfseconomische balans de negatieve kant zal opslaan. Kan de regering inzicht geven in de mogelijke consequenties van de voorgestelde maatregel voor de glastuinbouwsector? Welke mogelijkheden heeft de regering om te voorkomen dat de voorgestelde lastenstijging tot een gedwongen bedrijfsbeëindiging zal leiden?

De leden van de SGP-fractie hebben kennisgenomen van voorliggend wetsvoorstel. Zij constateren dat als gevolg van het niet verkrijgen van instemming door de Europese Commissie met dit wetsvoorstel een einde wordt gemaakt aan de, in het Regeerakkoord bevestigde mogelijkheid tot handhaving van het nihiltarief voor aardgas en voor vervangende minerale oliën die door de glastuinbouw worden gebruikt. Met de in het voorliggende wetsvoorstel voorgestelde verhoging van de tarieven voor aardgas en minerale oliën voor glastuinbouwbedrijven wordt deze sector, die door allerlei ontwikkelingen mede ingegeven door het huidige overheidsbeleid reeds behoorlijk wordt getroffen, echter met een extra lastenverzwaring geconfronteerd. Zij vragen de regering te specificeren waar deze lastenverzwaring per gemiddelde individuele onderneming op neerkomt. Wat zullen de gevolgen zijn voor de concurrentiepositie van de Nederlandse glastuinbouw ten opzichte van concurrerende landen met een lagere energie-aanwending, bijvoorbeeld als gevolg van een warmer klimaat?

De leden van de SGP-fractie memoreren dat het nihiltarief destijds door het ontbreken van goede terugsluismogelijkheden is ingevoerd. Dezeleden hebben zich altijd op het standpunt gesteld, dat zij de regulerende energiebelasting een aanvaardbaar instrument vinden mits er adequate terugsluismaatregelen worden genomen. Zij vragen de regering dan ook op welke wijze de glastuinbouwbedrijven voor de in voorliggend wetsontwerp voorgestelde tariefsverhoging worden gecompenseerd.

De voorzitter van de commissie,

Van Gijzel

De griffier van de commissie,

Janssen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Schutte (GPV), Reitsma (CDA), Rosenmöller (GL), Van Zijl (PvdA), Van Gijzel (PvdA), voorzitter, Witteveen-Hevinga (PvdA), Voûte-Droste (VVD), Noorman-den Uyl (PvdA), Giskes (D66), Kamp (VVD), Marijnissen (SP), Crone (PvdA), Van Dijke (RPF), Bakker (D66), De Vries (VVD), Hofstra (VVD), De Haan (CDA), ondervoorzitter, Stroeken (CDA), Van Beek (VVD), Balkenende (CDA), Vendrik (GL), Bos (PvdA), Remak (VVD), Wijn (CDA), Kuijper (PvdA).

Plv. leden: Van der Vlies (SGP), Verburg (CDA), Harrewijn (GL), Smits (PvdA), Duijkers (PvdA), Koenders (PvdA), Balemans (VVD), Van Oven (PvdA), Schimmel (D66), Patijn (VVD), De Wit (SP), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Hoekema (D66), Van Walsem (D66), Wilders (VVD), Dankers (CDA), Hillen (CDA), Blok (VVD), Weekers (VVD), Bijleveld-Schouten (CDA), Rabbae (GL), Hindriks (PvdA), Hessing (VVD), Van den Akker (CDA), Timmermans (PvdA).

Naar boven