26 971
Wijziging van artikel 3, tweede lid, van de Wet op het consumentenkrediet (toepasselijkheid Besluit kredietaanbiedingen op krediettransacties boven vijftigduizend gulden)

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 6 maart 2000

De vaste commissie voor Economische Zaken1 belast met het voorbereidend onderzoek naar bovengenoemd wetsvoorstel heeft de eer van haar bevindingen als volgt verslag uit te brengen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van bovengenoemd wetsvoorstel. Deze leden juichen de wetswijziging toe, aangezien zij de rechtspositie van de kredietnemer ten opzichte van professionele partijen versterkt, en zorgdraagt voor een gelijker speelveld voor aanbieders van krediet.

De leden van de PvdA-fractie vragen waarom de grens van f 50 000 wel blijft bestaan voor een aantal andere voorschriften die buiten het Besluit Kredietaanbiedingen vallen. Zij doelen dan onder meer op beperkingen van het pandrecht, regels voor het opzeggen van het krediet door de kredietgever, en limiteringen voor de provisiebetalingen uit het Besluit provisie kredietbemiddeling. Ligt het niet meer voor de hand de grens van f 50 000 geheel op te heffen door middel van het schrappen van artikel 3, eerste lid? Kan de regering hierop ingaan?

Waarop is de grens van f 50 000 gebaseerd, afgezien van de Europese Richtlijn nr. 87/102/EEG? Wordt verondersteld dat de kredietnemer alerter zal zijn bij bedragen hoger dan f 50 000. De leden van de PvdA-fractie betwijfelen dit, en menen dat de bescherming van de consument dan even goed geregeld zou moeten worden, aangezien de mogelijke financiële gevolgen dan juist nog groter zijn. Kan de regering hierop ingaan?

Over het huidige Besluit Kredietaanvragen hebben de leden van de PvdA-fractie nog twee vragen. Verboden is in advertenties aan te geven binnen welke termijn een kredietnemer over het geld kan beschikken, en ook om aan te geven dat een reeds lopend krediet geen gevolgen zal hebben voor de kredietaanvraag. In hoeverre zijn deze verbodsbepalingen handhaafbaar, en worden ze ook in de praktijk gehandhaafd? Wie ziet toe op de handhaving en wat zijn de mogelijke sancties?

De leden van de PvdA-fractie hebben nog enige vragen van meer algemene aard. Hoe verhoudt de Wet op het Consumentenkrediet en het Besluit Kredietaanbiedingen zich tot de Bankwet, en het toezicht van DNB op de kredietverstrekking. Zijn er verschillen, tussen banken en andere kredietverstrekkers, in de manier waarop het toezicht op dit punt wordt toegepast? Zo ja, kan de regering deze verschillen uitgebreid toelichten?

Hoeveel soorten kredietverstrekkers kent Nederland? Kan de regering hierop een uitgebreide toelichting geven? Vallen de kredietverstrekkers, niet zijnde banken, onder de Geschillencommissie Bankwezen?

De leden van de CDA-fractie kunnen zich vinden in de voorliggende wetswijziging, die ten doel heeft de transparantie van de markt voor consumentenkredieten boven de 50 000 gulden op dezelfde leest te schoeien als die voor kredieten lager dan dit bedrag. Deze leden hebben echter twee vragen.

1. Bij bedragen boven de 50 000 gulden zullen doorgaans zekerheden worden gevraagd. Is het raadzaam deze op te nemen in de aanbiedingen?

2. De bedoelde wetswijziging heeft uiteraard alleen betrekking op Nederland.

Nu binnen afzienbare tijd de euro wordt ingevoerd, komt het deze leden voor tot harmonisatie te komen van de voorwaarden van kredietaanbieding in euro's. Zo niet, dan kunnen minder scrupuleuze kredietaanbieders snel de dans ontspringen. Van consumentenbescherming is dan geen sprake meer, wel van oneerlijke concurrentievervalsing. Is de regering voornemens zich in te zetten voor een aanpassing van Europese richtlijnen ter zake?

De leden van de VVD-fractie hebben met veel interesse kennis genomen van het voorstel tot wijziging van de Wet op het consumentenkrediet. De leden van de VVD-fractie zijn van mening dat de voorgestelde wetswijziging wenselijk is, echter zij hebben nog de volgende vraag. Het doel van deze wetswijziging is dat consumenten in de gelegenheid worden gesteld een goede vergelijking te kunnen maken tussen verschillende kredietaanbiedingen. Hierdoor krijgen consumenten een beter inzicht in de financiële consequenties van het aangeboden krediet. De leden van de VVD-fractie zijn verheugd over de intentie om de transparantie van kredietaanbiedingen te vergroten. Echter wil dit slagen, dan zal er daadwerkelijk en consequent moeten worden toegezien op de naleving van de Wet op het Consumentenkrediet door de ECD (Economische Controle Dienst). Voor de ECD is dit geen prioriteit zo bleek nadat informatie is ingewonnen over de handhaving van de wet bij onder meer de (VFN) Vereniging van financieringsondernemingen Nederland en de NVB (de Nederlandse vereniging van Banken). De leden van de VVD-fractie willen daarom graag een nadere uiteenzetting van de regering over de controle van de ECD bij overtredingen van de Wet op het Consumentenkrediet.

De leden van de fractie van D66 hebben met belangstelling kennis genomen van de voorliggende wetswijziging. Door deze wetswijziging zal een, naar de mening van de leden van de fractie van D66, onjuiste scheiding in de Wet op het consumentenkrediet ongedaan gemaakt worden.

Het op de Wet gebaseerde Besluit kredietaanbiedingen, wat in de huidige wet van toepassing is op kredieten tot f 50 000,–, beschrijft een aantal voorschriften die zorgdragen dat kredietgevers voldoende informatie verstrekken. Deze voorschriften stellen onder meer dat alle elementen van een kredietaanbieding in bijvoorbeeld een advertentie vermeld dienen te worden, en niet één element – zoals de maandelijkse betaling – afzonderlijk. Er dienen representatieve voorbeelden gegeven te worden en er mag niet staan hoe snel een transactie tot stand kan komen of dat een lopend krediet mogelijk geen rol zal spelen bij de beoordeling van de kredietaanvraag.

De bestaande praktijk van kredietaanbieding in Nederland laat echter zien dat er veel kredietaanbieders adverteren met kredieten boven f 50 000,–. Verplicht werd alleen het effectieve rentepercentage op jaarbasis te vermelden. Deze informatie is voor de consument – die niet verwacht wordt deskundig te zijn op het gebied van interestberekeningen – veelal niet voldoende, zo merken de leden van de D66-fractie op. Ook wordt in voorbeeldberekeningen vaak uitgegaan van een niet bij alle consumenten vookomend percentage van 60% inkomstenbelasting. Looptijden en termijnbedragen zijn niet altijd duidelijk door de consument met elkaar in verband te brengen.

De leden van de fractie van D66 zijn daarom verheugd te mogen constateren dat de regering met deze vorm van aanbieding van consumentenkrediet niet meer accoord gaat. De voorliggende wetswijziging laat de informatievoorziening aan consumenten voor kredietaanbieding niet meer gescheiden worden door een grensbedrag waardoor deze niet goed met elkaar te vergelijken zijn. Verleiding van consumenten om heden te lenen en in de toekomst te betalen zal niet meer door het ontbreken van informatie een impuls krijgen.

Kan de staatssecretaris aangeven hoe hij tegen de huidige opsporingsprioriteit van de ECD ten aanzien van overtredingen van deze wet aankijkt? De leden van de fractie van D66 lijkt het van belang dat het vervolgingsbeleid aangescherpt dient te worden. Dit mede in het belang van de bescherming van de consument en het uitgangspunt dat alle bedrijven die kredieten aanbieden op een juiste wijze met elkaar concurreren.

De leden van de fracties van RPF en GPV hebben met belangstelling kennisgenomen van het onderhavige wetsvoorstel, dat er toe strekt om alle voorschriften van het Besluit Kredietaanbiedingen te laten gelden voor kredietaanbiedingen, die geen betrekking hebben op hypothecaire zekerheid, en hoger zijn dan de grens van 50 000 gulden die de Wet op het Consumentenkrediet momenteel hanteert.

De leden van de fracties van RPF en GPV delen de opvatting van de regering dat dit Besluit aangepast dient te worden zodat de consument over voldoende informatie beschikt om een adequate afweging te maken. Zij menen ook dat de enkele melding van het effectieve kredietvergoedingspercentage in de advertentie onvoldoende inzicht geeft in de totale verplichtingen die de kredietnemers aangaan. Een betere informatieverschaffing kan er ook toe leiden dat wordt bijgedragen aan het voorkomen van overkredietering. In dit kader vragen de leden van de fracties van RPF en GPV inzicht in de groei van het uitstaand consumentenkrediet en de groei van het aantal mensen met krediet. Kan een overzicht worden gegeven van de laatste vijf jaar? Vindt de regering deze groei verontrustend? Zal naar verwachting het nieuwe belastingstelsel de hoogte en het aantal kredieten beïnvloeden?

Naar het de leden van de fracties van RPF en GPV voorkomt is er sprake van een toename van het aantal vragen van hulp bij de afbetaling van de kredieten. Hoe valt deze stijging te verklaren in het licht van de economische groei? Welke maatregelen worden genomen om deze stijging om te buigen? Welk percentage van de hulpaanvragers kan niet door de gemeentelijke kredietbanken worden geholpen? Hoe ontwikkelt zich dit percentage in de loop van de tijd? Worden de niet door de gemeentelijke kredietbanken geholpen mensen aan hun lot overgelaten? Kunnen private schuldhulpverleners in de ontstane problematiek een rol vervullen? Zo ja, welke belemmeringen ontmoeten private schuldhulpverleners nog om hun diensten aan te bieden? Hoe kunnen deze worden weggenomen?

Deze leden menen dat als het onderhavige wetsvoorstel tot wet is verheven, het belangrijk is dat goed op de naleving wordt toegezien. Welke instrumenten heeft de ECD om handhaving af te dwingen? Zal handhaving enige prioriteit krijgen binnen het pakket van de ECD? In dit verband wijzen de leden van deze fracties er op dat de Vereniging van financieringsondernemingen in Nederland en de Nederlandse Vereniging van Banken in een brief er op hebben gewezen dat sommige bladen nog steeds advertenties plaatsen waar niet het «effectief kredietvergoedingspercentage» staat vermeld. Kan de indruk van de beide verenigingen worden bevestigd? Zo ja, welke sancties staan op zulke overtredingen en hoe wordt dit verschijnsel tegengegaan?

De leden van de SP-fractie hebben met grote waardering kennis genomen van het wetsvoorstel. Zij onderschrijven de doelstelling van de regering een einde te maken aan misleidende aanbiedingen voor consumentenkredieten, die in hun ogen soms ronduit malafide van karakter zijn.

De leden van de SP-fractie hebben naar aanleiding van het wetsvoorstel de navolgende vragen. Stelt de wet ook regels voor aanbiedingen anders dan via advertenties? Naar de mening van de leden van de SP-fractie ligt het voor de hand om alle verkoopkanalen – gedacht kan bijvoorbeeld worden aan on-line verkoop via Internet – op dezelfde wijze te behandelen. Wordt het geen tijd om soortgelijke voorschriften te stellen aan de aanbieders van hypothecaire leningen? Verwezen wordt naar onder meer de ANWB-kampioen, waarin al enige tijd prominent een hypotheekbemiddelaar adverteert, wiens methode als twee druppels water lijkt op die van de 50 000+ kredietverstrekkers.

Op welke wijze is de handhaving van de bestaande, en straks ook van de gewijzigde wet geregeld? Hoe groot is de pakkans, hoe hoog zijn de straffen en gaat hier voldoende preventieve werking van uit?

De voorzitter van de commissie,

Biesheuvel

De griffier van de commissie,

Tielens-Tripels


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Blaauw (VVD), Biesheuvel (CDA), voorzitter, Witteveen-Hevinga (PvdA), Leers (CDA), Voûte-Droste (VVD), ondervoorzitter, Rabbae (GL), Hessing (VVD), Giskes (D66), Marijnissen (SP), Crone (PvdA), Van Dijke (RPF), M. B. Vos (GL), Van Zuijlen (PvdA), Augusteijn-Esser (D66), Hofstra (VVD), Van Walsem (D66), Wagenaar (PvdA), Stroeken (CDA), De Boer (PvdA), Van den Akker (CDA), Geluk (VVD), Verburg (CDA), Bos (PvdA), Blok (VVD) en Hindriks (PvdA).

Plv. leden: Snijder-Hazelhoff (VVD), Atsma (CDA), Kalsbeek-Jasperse (PvdA), Wijn (CDA), Klein Molekamp (VVD), Vendrik (GL), Kamp (VVD), Van den Berg (SGP), Poppe (SP), Kuijper (PvdA), Van Middelkoop (GPV), Van der Steenhoven (GL), Schoenmakers (PvdA), Bakker (D66), Van Baalen (VVD), Schimmel (D66), Herrebrugh (PvdA), Van der Hoeven (CDA), Smits (PvdA), De Haan (CDA), Van Beek (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), Koenders (PvdA), Udo (VVD) en Hamer (PvdA).

Naar boven