26 969
Samenvoeging van de gemeenten Broekhuizen, Grubbenvorst en Horst

26 970
Samenvoeging van de gemeenten Venlo en Tegelen

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 25 april 2000

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1, belast met het voorbereidend onderzoek van deze voorstellen van wet, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen genoegzaam zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

1.Inleiding1
1.1Rijksbeleid 6
1.2Provincie Limburg: beleid en herindelingsprocedure 7
   
2.Inhoud van de voorstellen7
2.1De samenvoeging Venlo-Tegelen7
2.2De samenvoeging Broekhuizen, Grubbenvorst en Horst10
2.3Grenscorrectie Tradeport-Noord11
2.4Opvatting van Venlo12
2.5Beoordeling van de claim Venlo-plus12
 – Veiling 13
 – Kern Grubbenvorst13
 – Belfeld14
   
3.Financiële aspecten15
   
4.Inwerkingtreding en verkiezingen16

1. Inleiding

De leden van de PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen van voorliggende wetsvoorstellen. Zij achten het van groot belang dat deze niet langer worden vertraagd en dat er op korte termijn een einde wordt gemaakt aan de lange tijd van onzekerheid voor alle betrokkenen. Deze leden hebben herhaaldelijk aangedrongen op spoedige afhandeling en zij staan daarin niet alleen. In de beleidsnotitie gemeentelijke herindeling (Kamerstukken II, 1998–1999, 26 331, nr. 1, blz. 26) wordt gesteld dat een hoger tempo «wel dringend gewenst» is. In art. 9 van de Wet algemene regels herindeling (Wet ARHI) staat dat de minister binnen zes maanden een wetsvoorstel behoort te zenden aan de ministerraad. Omdat daar niets terecht is gekomen, staat voor hen nu, naast een zorgvuldige, een spoedige beantwoording van de gestelde vragen voorop. Aan voorliggende wetsvoorstellen ligt het beleidskader gemeentelijke herindeling (Kamerstukken II, 1995–1996, 21 427, nr. 111, bijlage 3) ten grondslag, met als uitgangspunt de versterking van de positie van centrumgemeenten, mede in relatie tot de omliggende gemeenten. Dit zogenaamde C20-beleid is inhoudelijk terug te vinden in de beleidsnotitie gemeentelijke herindeling. De leden van de PvdA-fractie kunnen zich nog steeds goed vinden in deze uitgangspunten, die ten doel hebben de centrumsteden in bestuurlijk opzicht te versterken. Zij vragen de regering of zij nog steeds voluit bereid is naast een inhoudelijk grote-stedenbeleid het beleid vorm te geven dat gericht is op de bestuurlijke versterking van die grote steden. Het beleidskader gemeentelijke herindeling stelt onder meer dat voorstellen tot gemeentelijke herindeling niet te beperkt opgezet dienen te worden. Immers, voorkomen moet worden dat door een te beperkte geografische opzet van herindelingsvoorstellen problemen worden verschoven naar het aangrenzende gebied. De leden van de PvdA-fractie vragen of met het voorliggende wetsvoorstel door middel van de ruimtelijke uitbreiding en samenvoeging de slagkracht en het probleemoplossend vermogen in de nieuwe gemeente Venlo-Tegelen voldoende zal toenemen. Zij vragen dit omdat uit de reacties van voornamelijk de gemeenten Venlo en Tegelen overduidelijk kan worden opgemaakt dat de voorgestelde herindeling geen recht doet aan de door velen noodzakelijk geachte sterke positie van de centrumgemeente Venlo om de rol van motor in de regio te vervullen.

Met betrekking tot het wetsvoorstel aangaande samenvoeging van Broekhuizen, Grubbenvorst en Horst zijn zij van mening dat een vrijwillige herindeling veel voordelen kan hebben. De betrokken gemeenten zijn immers zelfstandig tot de conclusie gekomen dat een andere bestuurlijke vormgeving van de gemeentelijke indeling meer voordelen zal opleveren voor de inwoners van de betrokken gemeenten. Deze leden zijn echter ook van mening dat een vrijwillige herindeling moet worden beoordeeld op de gevolgen voor de omliggende gemeenten en ondersteunt in deze de opmerkingen in de Beleidsnotitie gemeentelijke herindeling (Kamerstukken II, 1998–1999, nr. 1) dat vrijwillige fusies vanzelfsprekend niet ten koste mogen gaan van de mogelijkheden en kansen van aanliggende gemeenten. Tevens ondersteunen deze leden de recente opmerkingen die hierover gemaakt zijn in het rapport «Gemeenten: Meer dan lokaal bestuur» van de Stuurgroep krachtige gemeenten. Daarin wordt onder meer opgemerkt dat een provinciaal bestuur knopen behoort door te hakken als gemeentelijk opschaling van randgemeenten ten koste dreigt te gaan van centrumgemeenten. Gesteld wordt dat in de regio Noord-Limburg het platteland en de steden zich tot op heden met de rug naar elkaar toe ontwikkelen en dat het voor te stellen is dat de Tweede Kamer voor een andere maatvoering kiest bij de herindeling Venlo-Tegelen. De leden van de PvdA-fractie merken op dat de kanttekeningen van de stuurgroep voor een belangrijk deel overeenkomen met vragen van de fractie. Zij vragen nadrukkelijk om bij de nota naar aanleiding van het verslag op de opmerkingen van de stuurgroep in te gaan en zonodig met aanpassingen van voorliggende wetsvoorstellen te komen. Deze leden merken op dat de regiofoto Noord-Limburg van de stuurgroep goed is gelukt, maar nog scherper en beter wordt indien de regering de vaagheid rond de centrumstad weet weg te werken. De geschiedenis van de vrijwillige herindeling doet de vraag rijzen of de versterking van de gemeente Venlo via het C20-beleid wel het hoofdmotief is geweest om versneld tot deze vrijwillige herindeling te komen. De leden van de PvdA-fractie verwijzen hierbij naar het volgende chronologische overzicht. Op 7 september 1995 spreekt de gemeenteraad van Grubbenvorst uit dat een herindeling vanonder op het stevigste fundament heeft, dat daarvoor voldoende tijd moet worden geboden, maar dat zij vooralsnog geen noodzaak ziet tot herindeling van de gemeente Grubbenvorst. Op 15 september van hetzelfde jaar komt de regering met de notitie Vernieuwing bestuurlijke organisatie waarin het C20-beleid, voor onder meer Venlo, wordt aangekondigd. Op 10 oktober 1995 wordt Gedeputeerde Staten van Limburg gevraagd na te gaan hoe het C20-beleid zou kunnen worden vormgegeven. Op de 31e van dezelfde maand stuurt GS een brief naar de gemeente Venlo waarin de C20-procedure wordt uiteengezet. Op 21 december van dat jaar vraagt GS de gemeente Venlo een knelpunteninventarisatie op te stellen. Op 30 januari 1996 presenteert de gemeente Venlo deze knelpunteninventarisatie en dit rapport wordt op verzoek van GS tevens aan de buurgemeenten verzonden. Op 31 maart van dat jaar nodigt GS de centrumgemeente Venlo en de randgemeenten Belfeld, Maasbree, Grubbenvorst en Arcen en Velden uit voor een overleg op 12 april. De gemeenteraden van Broekhuizen, Grubbenvorst en Horst spreken zich op respectievelijk 4, 14 en 19 maart in principe uit voor samenvoeging op het moment dat het onderzoek van Bureau Berenschot naar de meerwaarde van samenvoeging nog niet is afgerond. Deze leden concluderen uit dit overzicht dat het in de gemeente Grubbenvorst wel erg snel is gegaan en zij vragen of de verdere voortgang zich wel verdraagt met de geest van artikel 3, eerste lid van de Wet ARHI. Al vanaf 21 december 1995 is duidelijk dat serieus rekening moet worden gehouden met een herindeling voor de centrumstad Venlo. Zij vragen de regering een beschouwing op en een oordeel over de geschetste gang van zaken, die het beeld geeft dat de vrijwillige herindeling snel van start is gegaan om te voorkomen dat een van de betrokken gemeenten, Grubbenvorst, voluit bij het C20-traject voor Venlo betrokken zou worden en daarvoor ook nog de steun heeft verworven bij GS.

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van voorliggende wetsvoorstellen. Zij hanteren bij het beoordelen van de voorliggende herindelingsvoorstellen de knelpuntenbenadering, wat wil zeggen dat in beginsel herindeling alleen acceptabel wordt geacht indien er sprake is van een evident ruimtelijk en/of bestuurlijk juridisch knelpunt. De bewijslast om de meerwaarde herindelingsvoorstellen aan te tonen ligt altijd bij diegenen die tot verandering van grenzen willen overgaan. Binnen dit kader vormen de provinciale voorstellen een belangrijk referentiepunt. De mate van draagvlak voor (deel)voorstellen binnen de Provinciale Staten en de inhoudelijke afstand van de provinciale voorstellen tot de knelpuntenbenadering bepalen voor de leden van de CDA-fractie in beginsel de marges om tot eventuele aanpassing over te gaan. Het draagvlak onder betrokken gemeenten speelt eveneens een rol in de totaalafweging. De aan het woord zijnde leden merken volledigheidshalve op dat het accent in hun beoordelingskader anders wordt gelegd dan dat van de regering. Een grondige, inhoudelijke toets staat voorop en in dat kader spelen de provinciale adviezen een rol. Verder hechten deze leden veel waarde aan een herindeling van onderop en aan het draagvlak voor de herindeling bij burgers in de betrokken gemeenten en spelen de provinciale adviezen een rol. Deze leden constateren dat het wetsvoorstel aangaande samenvoeging van Broekhuizen, Grubbenvorst en Horst een herindeling van onderop is, waar het gewenste draagvlak aanwezig is.

De leden van de CDA-fractie vinden dat de regering fors tempo moet maken met voorliggende wetsvoorstellen. De betrokken inwoners en haar inwoners wachten al veel te lang op duidelijkheid. Waarom heeft het zo lang op het ministerie gelegen? Is de regering bereid zo snel mogelijk de nota naar aanleiding van het verslag aan de Kamer te zenden? Is zij het eens met de stelling dat de datum van 1 januari 2001 koste wat kost gehaald dient te worden?

De leden van de CDA-fractie vragen naar de stand van zaken ten aanzien van de zogenaamde takendiscussie. Kunnen uitkomsten van de takendiscussie immers niet van invloed zijn op, de noodzaak van, gemeentelijke herindeling? Is het uitgangspunt dat nieuw te vormen gemeenten integrale afwegingen moeten kunnen maken bij de ontwikkeling van hun gebied niet illusoir? Blijft intergemeentelijke samenwerking en bovenlokale regie door de provincie niet altijd in belangrijke mate nodig? Zo ja, relativeert dit niet de «herindelingsdrang» van de regering?

De leden van de CDA-fractie vragen een nadere toelichting op de finale afweging van voorliggende wetsvoorstellen. Is het feit dat de provincie Limburg andere gemeenten, afgezien van een grenscorrectie, buiten de procedure heeft gelaten, doorslaggevend in de afweging het provinciale voorstel te volgen? Wanneer deze gemeenten immers wel opgeheven of gesplitst hadden geworden, dan zou het totale perspectief zeer drastisch veranderen, zo wordt gesteld in de memorie van toelichting. Deze leden vragen de regering in te gaan op deze stelling. Zij vragen eveneens welke «tegenstellingen» en «kritiek» de regering heeft gehoord vanuit de betrokken gemeenten. Wat is de reactie van de regering op het gebrek aan draagvlak voor de voorliggende wetsvoorstellen? De leden van de CDA-fractie vragen in verband hiermee naar de standpunten van de gemeenten Venlo en Tegelen.

Het is deze leden niet geheel duidelijk waarom de regering niet heeft gewacht op de «regiofoto» van de commissie De Zeeuw en het eventuele vervolgtraject. Op welke gemeenten richt deze regiofoto zich en waarom precies op die gemeenten? Wordt hier niet voorbijgegaan aan de uitspraak van de commissie van onafhankelijke deskundigen, naar aanleiding van een verzoek ex art. 285 Gw door de gemeente Venlo? Aangezien die kans bestaat, acht de regering twee reorganisaties naar aanleiding van herindelingen in zeer korte tijd bestuurlijk verantwoord? Op dit punt vragen deze leden eveneens een toelichting. Wat waren de motieven om op 10 oktober 1995 de provincie Limburg uit te nodigen om de opportuniteit van gemeentelijke herindeling te inventariseren? Hoe verhoudt deze uitnodiging zich tot het landelijke initiatief tot het maken van regiofoto's? Is hier sprake van logische, op elkaar volgende stappen of regie en wat is de ratio hiervan? De leden van de CDA-fractie vragen voorts de correspondentie en, rechterlijke, uitspraken in het kader van, en als vervolg op de procedure bij de commissie van onafhankelijke deskundigen aan de Kamer te doen toekomen. Wat waren de overwegingen van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) tot instemming met de genoemde commissie? Is deze hierop teruggekomen na de uitspraak in hoger beroep? Zo ja, waarom?

De leden van de fractie van D66 hebben met belangstelling kennisgenomen van de wetsvoorstellen 26 969 en 26 970. Zij spreken hun waardering uit voor de intensieve inspanningen van zowel de betrokken gemeentes als maatschappelijke organisaties, in het bijzonder waar het de vrijwillige samenwerking op weg naar een fusie van de zogenaamde Horst aan de Maas gemeenten betreft, en voor de activiteiten van de provincie Limburg. Deze leden constateren evenwel dat de voorliggende wetsvoorstellen een lange geschiedenis achter de rug hebben en dat het resultaat toch niet voor de volle honderd procent bevredigend is, waar het bijvoorbeeld de positie van de centrumgemeente in beide wetsvoorstellen betreft. Daarnaast lijkt het deze leden dat Midden- en Noord-Limburg in de geldende procedures voor gemeentelijke herindeling nog niet rijp is voor een herindelingoperatie, die toch in dat gebied, evenals in de rest van Limburg, dringend gewenst en zelfs noodzakelijk is gezien onder meer het aantal gemeenten en de schaal van deze gemeenten. Zij vragen dan ook indringend hoe de regering zich voorstelt verdere herindelingsplannen te stimuleren, waarbij zij wijzen op de recent namens het provinciebestuur door gedeputeerde Hazen gestarte visitatie-exercitie of kwaliteitstoets; de zogenaamde «spiegel» of «foto» door betrokken gemeenten. Met alle waardering voor de nu in gang gezette procedure, waarbij gemeenten als het ware zelf conclusies trekken over hun mogelijkheden tot voortbestaan als zelfstandige gemeente, over de noodzaak een kwaliteitstoets conform de nota «Gewicht en gewogen» te kunnen doorstaan en voor een lange periode gemeentelijke en regionale opgaven te vervullen, ligt het risico van vrijblijvendheid en uitstel, opnieuw, op de loer, zo stellen de leden van de D66-fractie. Hoe denkt de regering te verzekeren dat dit niet zal gebeuren, mede gezien de niet zeer dynamische geschiedenis van herindeling in de provincie Limburg? Deze leden wijzen in dit verband eveneens naar het onlangs verschenen rapport van de Stuurgroep krachtige gemeenten (rapport De Zeeuw), waarin op blz. 32 onder meer wordt gesteld dat het gewenst is dat de provincie zelf een actieve sturende rol in de kwaliteitstoets vervult, wellicht met de inzet van externe expertise. Zij dient bewegingen in de richting van gemeentelijke hergroepering, die zich nu al voordoen, te stimuleren. Wat is de reactie van de regering op deze passage? Is de regering van mening dat bij vrijwillige hergroeperingen altijd een toets moet worden uitgevoerd dat deze hergroepering ook passend moet zijn in de bredere verhoudingen in de regio, en bijvoorbeeld ook moet worden getoetst aan effecten als «met de rug tegen de stad» en dergelijk? De leden van de D66-fractie roepen de regering op stimulerend en activerend op te treden richting provincie om haar de rol van knopendoorhakker te laten vervullen, conform de aanbeveling van het rapport De Zeeuw: een mix van «bottom up» en «top down» en eveneens zeker interactief. Deze leden verwachten van de minister van BZK een actieve betrokkenheid bij dit proces en zij zien zeker veelbelovende ontwikkelingen in het optreden van het nieuwe provinciebestuur.

De leden van de D66-fractie vinden het van belang de relaties in Midden- en Noord-Limburg zorgvuldig te bezien. Zoals eveneens door de gemeenten Bergen en Gennep in hun inspraakreacties is opgemerkt, moet er in de regio iets gebeuren. Bergen stelt bijvoorbeeld dat het niet bij voorbaat zelfstandig moet blijven. Terecht, in de ogen van deze leden, wordt de aanhoudingsvariant die deze gemeenten aanbevelen niet overgenomen. Aandacht voor de relatie tussen de bestuurlijke opschaling van dit, langgerekte, gebied en de voorliggende wetsvoorstellen dringt zich echter wel op. Wat is de visie van de regering voor de toekomst van het oostelijk van de Maas gelegen gebied van Noord-Limburg en de waarde van delen van het grondgebied van Arcen-Velden, met name het zuidelijk deel, voor de nieuwe centrumgemeente? In dit verband wijzen deze leden eveneens op de in hun ogen duidelijke reactie van de gemeente Venray van 15 februari 2000, waarin gesteld wordt dat de voorliggende voorstellen niet stroken met de conclusies van het rapport De Zeeuw en de ETIL-studie «Pionieren in de proeftuin», die een krachtig, grootstedelijk Venlo aanbeveelt. De leden van de D66-fractie vragen de regering bij haar analyse over de toekomst van Venlo de optie Maasbree eveneens te betrekken, mede gezien een mogelijk samengaan met Helden.

De leden van de D66-fractie vragen spoedige besluitvorming te bevorderen, onder meer door een snelle totstandkoming van de nota naar aanleiding van het verslag, waarmee parlementaire behandeling voor de zomer mogelijk zou zijn.

De leden van de GroenLinks-fractie zijn geen voorstanders van de in hun ogen te kleinschalige herindeling Broekhuizen, Grubbenvorst en Horst. Het lost volgens hen niets op om alleen naar samenvoeging van deze drie kleinere gemeenten te kijken, aangezien het niet een structurele oplossing biedt voor geheel Noord-Limburg. Uitgaande van de problemen van Venlo en Tegelen heeft een grotere herindeling hun voorkeur en zij sluiten daarmee aan bij de afwijzende reactie op de plannen van de leden van de GroenLinks-fractie in de Provinciale Statenfractie in Limburg. De ontwikkeling van Horst aan de Maas heeft voor deze leden voorrang boven de voorliggende plannen en een grotere gemeente Venlo-Tegelen is daarvan een logisch gevolg. De veiling ZON als een industriële en agrarische activiteit hoort dan ook bij het industrieterrein van Venlo gevoegd te worden. Het overblijvende deel van Grubbenvorst kan dan in de nieuwe gemeente Horst aan de Maas opgaan, zo stellen zij. De leden van de fractie van GroenLinks stellen dat voor het uitwerken van deze visie in een plan voor herindeling van de gemeenten in Noord-Limburg dient eerst een gemeentelijke takendiscussie gevoerd te worden. Zij vragen haast te maken met deze discussie, zodat de gewenste gemeentegrootte daarvan kan worden afgeleid. Voor het overige sluiten deze leden aan bij de bevindingen van de commissie De Zeeuw, die de problematiek op een grootschaliger manier bekijkt en naar hun idee met een werkbaarder alternatief komt dan het voorliggende wetsvoorstel. De leden van de GroenLinks-fractie vragen de regering om een reactie op de bevindingen van de commissie De Zeeuw en zij vragen waarom zij het al dan niet eens is met de alternatieven die door de commissie naar voren zijn gebracht.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorliggende wetsvoorstellen. Zij constateren dat samenvoeging van Venlo en Tegelen door de regering bedoeld is om een centrale sturing van het stedelijk gebied te bereiken en een gegroeide situatie te formaliseren. De samenvoeging van Broekhuizen, Grubbenvorst en Horst dient de vorming van een recreatie-, respectievelijk agribusiness-gemeente. Zelfstandig voortbestaan zou in ieder geval voor Broekhuizen geen optie zijn, zo stellen deze leden vast.

De leden van de fracties van RPF en GPV hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van voorliggende wetsvoorstellen. Het is evident dat zij nauw met elkaar samenhangen, maar door de afzonderlijke indiening is een samenhangende beoordeling moeilijk. Dit wordt vergroot doordat beide voorliggende voorstellen tot samenvoeging niet in een groter kader beoordeeld zijn. Daar staat tegenover dat de jarenlange discussie over een mogelijke herindeling in dit gebied geleid heeft tot veel onzekerheid en bestuurlijke problemen. Spoedige duidelijkheid op dit punt is dan ook van groot belang, zo stellen deze leden. Alles afwegende zijn zij van mening dat nu een beslissing genomen moet worden op basis van de voorliggende wetsvoorstellen. De leden van de fracties van RPF en GPV komen te meer tot deze conclusie, omdat zij bij de beoordeling van een eventueel voorstel voor een groter gebied waarschijnlijk niet tot een andere conclusie met betrekking tot Venlo-Tegelen en Horst aan de Maas zouden komen dan nu het geval is. Wel zijn deze leden van mening dat na aanvaarding van beide voorliggende wetsvoorstellen de gemeenten de kans moeten krijgen de oude gemeenten tot een nieuwe eenheid te maken. Het zou frustrerend zijn als een of beide gemeenten spoedig daarna opnieuw bij een herindeling, maar dan voor een groter gebied, betrokken zou(den) worden. Het streven naar het betere zou dan de vijand van het goede kunnen worden. De genoemde leden vragen de regering hiermee dan ook rekening te houden bij het formuleren van een regeringsstandpunt op het advies van de Stuurgroep krachtige gemeenten.

1.1 Rijksbeleid

De benadering in de memorie van toelichting, waarbij als het ware procedureel wordt gekozen voor het huidige provincievoorstel begrijpen de leden van de D66-fractie wel, maar zij vinden deze uitkomst niet bevredigend. Zij zijn echter ook geen voorstander van de benadering «reculer pour mieux sauter», waarbij thans uitstel wordt bedongen en een beter, vollediger voorstel zou worden voorbereid. Dit kan makkelijk tot aanzienlijke vertraging en onwenselijke stilstand aanleiding geven, waarmee niemand gediend kan zijn. Tegelijkertijd kan en mag het voorliggende wetsvoorstel niet het laatste woord zijn, dat het bestuurlijk dilemma schetst. De leden van de D66-fractie delen de opvatting dat zorgvuldig moet worden gelet op de procedure en meer in het bijzonder op de positie van omliggende gemeenten die niet direct in het voorliggende wetsvoorstel zijn betrokken. Deze leden steunen overigens het indienen van het voorliggende wetsvoorstel vóór publicatie van het rapport De Zeeuw; tegelijkertijd zal duidelijk zijn dat de conclusies van dit rapport tijdens de schriftelijke en mondelinge behandeling van het voorstel een rol zullen spelen. Wat is het procedurele standpunt van de regering ten aanzien van deze samenloop?

1.2 Provincie Limburg: beleid en herindelingsprocedure

De leden van de PvdA-fractie vragen een oordeel over oorzaak en inhoud van de geconstateerde tegenstellingen tussen het provinciebestuur en de betrokken gemeenten in het algemeen. In het bijzonder vragen zij een algemeen oordeel over de opmerkingen van de gemeente Tegelen over de vermeende vooringenomenheid van het provinciaal bestuur tijdens het zogenaamde open overleg. Deze leden hadden het zuiverder gevonden indien GS de beide ontwerpregelingen in elkaar had geschoven. Waarom heeft de regering deze beide voorliggende wetsvoorstellen niet samengevoegd, zo vragen zij, daarbij verwijzend naar de procedure bij een gemeentelijke herindeling in Noord-Brabant. De leden van de PvdA-fractie vragen op welke wijze kan worden voorkomen dat een voorstel van GS de facto de schijn wekt dat het een voorstel betreft dat bij voorbaat reeds grotendeels vaststond.

De leden van de D66-fractie vragen de regering een reactie ten aanzien van de uitspraken van de voormalig minister van BZK, die stelde de provinciale voorstellen een maatje te klein te vinden.

De leden van de SGP-fractie vragen waarom het provinciale onderzoek naar de mogelijkheden tot herindeling rond Venlo geresulteerd heeft in twee wetsvoorstellen. Getuigt dit niet van een verbrokkelde aanpak? Maken de beide wetsvoorstellen deel uit van een bredere visie op de bestuurlijke indeling van Noord-Limburg of staan zij op zichzelf? In dit verband wijzen deze leden ook op de, voornemens tot, herindeling van Beesel, Belfeld en Swalmen, Maasbree en Helden. Voorts vragen zij hoe een en ander zich verhoudt tot de conclusies in het rapport van de commissie De Zeeuw. In hoeverre zijn beide voorstellen duurzaam genoeg voor de komende decennia?

2. Inhoud van de voorstellen

2.1 De samenvoeging Venlo-Tegelen

Waar Venlo is aangewezen als logistiek en infrastructureel knooppunt van nationaal belang, vragen de leden van de PvdA-fractie of het nauwkeurig onderzoek van de provinciale ontwerpregeling ook heeft geleid tot contacten tussen de minister van BZK en de ministers van Verkeer en Waterstaat en Economische Zaken of met de minister voor Grote-stedenbeleid. Zij merken daarbij op dat het visitatierapport Grotestedenbeleid in Venlo (Commissie Brinkman, 's-Gravenhage, 14 juli 1999) stel dat de commissie de functionele argumenten van het college van burgemeester en wethouders van Venlo voor samenvoeging van enkele randgemeenten bij Venlo valide acht. Een dergelijke herindeling, bezien vanuit de centrumgemeente, betekent een krachtige bevestiging van de centrumfunctie van Venlo in de regio, meer mogelijkheden voor een gerichte allocatie van middelen, meer bestuurlijke slagkracht, een volwaardige positie als grote stad en een betere positie in het overleg met gemeenten over de grens. Deze leden vragen de regering om een reactie op dit onderdeel van het visitatierapport. Waar de regering stelt dat de gemeenten rondom Venlo en Tegelen slechts bij deze herindeling betrokken zijn ten behoeve van een geplande grenscorrectie, is het volgens de leden van de PvdA-fractie overduidelijk dat vanuit de gemeenten Venlo en Tegelen steeds benadrukt is dat de voorliggende herindeling omvangrijker zou moeten zijn en ook hele buurgemeenten zou moeten omvatten. Dit perspectief, zo vragen deze leden, is toch steeds in alle discussies in de provincie Limburg, en daarna, naar voren gekomen? Zelfs vanuit het ministerie van Binnenlands Zaken en Koninkrijksrelaties is gesuggereerd dat het provinciale voorstel aan de krappe kant is en verdere versterking van Venlo gewenst kan zijn. Wanneer een drastische verandering van het perspectief een verbetering inhoudt is daar toch niets mis mee, zo stellen deze leden, zeker als alle feiten en aspecten veelvuldig in bestuurlijk overleg aan de orde zijn geweest.

De leden van de VVD-fractie vragen in welke mate het voorliggende wetsvoorstel, gezien de ruimtelijke problemen in de regio, tegemoetkomt aan de behoeften van de gemeenten Venlo en Tegelen. Kan de gemeente Venlo-Tegelen de komende 25 jaar conform de motie Remkes haar functie van logistiek en infrastructureel knooppunt en centrumgemeente uitoefenen? Deze leden vragen een reactie op de bevinding van de Commissie De Zeeuw dat de maatvoering van het voorstel Venlo-Tegelen aan de krappe kant is? Zij vragen in hoeverre het wenselijk zou zijn de beoogde gemeente Venlo-Tegelen zodanig op te schalen dat een inwonertal van meer dan 100 000 binnen afzienbare tijd in zicht komt?

De leden van de CDA-fractie proeven, afgezien van de feitelijke informatie, in de argumentatie van de regering een hoge mate van doelredenering. Zij vragen duidelijkheid aangaande de stelling dat voorliggende herindeling formalisering van een gegroeide situatie is. Dit schept volgens de aan het woord zijnde leden een precedent. Wat zou immers doortrekking van dit argument betekenen voor bijvoorbeeld de Haagse regio? In het verlengde hiervan vragen zij welke knelpunten worden opgelost door samenvoeging van Venlo en Tegelen. In het kader van de aangevoerde argumenten inzake sturende, verdelende, en regisserende taken en sprekend over de langere termijn, vragen de leden van de CDA-fractie een beschouwing over de algemene taakverdeling, de discussie tussen provincie en gemeenten en de in volle gang zijnde discussie over de herziening van de Wet ruimtelijke ordening. Hoe verhouden deze argumenten zich tot de meer algemene bestuurlijke ontwikkelingen?

Het moet de leden van de fractie van D66 van het hart dat, zonder onmiddellijk de gangbare vergelijking van «de lamme helpt de blinde» over te nemen en om het rapport De Zeeuw te citeren, «de schaalgrootte van Venlo-Tegelen zelfs na de beoogde herindeling een punt van zorg blijft». Deze leden hebben begrip voor de zorgen van Venlo en Tegelen op dit punt. Immers, na de samenvoeging en eveneens gemeten naar een, grensoverschrijdende, regionale schaal die met name Duitsland betreft, is de omvang van de nieuwe centrumgemeente aan de krappe kant voor wat betreft maatvoering. De leden van de D66-fractie willen stilstaan bij de positie van Venlo als belangrijkste stedelijke concentratie van Noord-Limburg, als grote-stedenbeleid stad en als VINEX-locatie. De ontwikkeling van Venlo op economisch terrein, voor wat betreft de distributiefunctie, de bedrijfsterreinontwikkeling, en als logistiek en infrastructureel knooppunt, is indrukwekkend. Deze leden vinden de mede daaruit voortkomende behoefte een centrumfunctie en een centrale regierol te kunnen vervullen alleszins begrijpelijk. Zij wijzen, wellicht ten overvloede, eveneens op de aanzienlijke sociale problemen van Venlo, zoals drugsoverlast en hoge werkloosheid. Het verzorgingsgebied van Venlo is groot en de bestuurlijke schaal was daarop tot nu toe niet of nauwelijks aangepast, waarbij intergemeentelijke samenwerking altijd noodzakelijk blijft. Integrale aansturing (betere afstemming van economische, milieu, volkshuisvesting en ruimtelijke ordening beslissingen) is dan ook zeer wenselijk. Deze leden wijzen er overigens op dat in het recente verleden van de zijde van omliggende gemeenten blijk is gegeven van begrip voor deze situatie, getuige onder meer de diverse grenscorrecties sinds 1992 waaronder laatstelijk de in het voorliggende wetsvoorstel opgenomen grenscorrectie Tradeport-Noord.

De leden van de fractie van D66 vragen wat de positie van de ondernemingsraden is, zowel wat betreft hun rol in het herindelingsproces, als hun stelling dat het, gezien de belangen van het personeel, minder wenselijk is binnen een aantal jaren twee herindelingoperaties uit te voeren (BZK 00 204).

De leden van de SGP-fractie merken op dat er in de toelichting op het voorliggende wetsvoorstel over samenvoeging van Venlo en Tegelen niet gesproken wordt over bestuurlijke knelpunten. Moeten zij hieruit concluderen dat daarvan ook daadwerkelijk geen sprake is? In de memorie van toelichting wordt wel gesproken over het soortelijk gewicht van gemeenten. De provincie zou in haar overwegingen dat gewicht bepaald hebben aan de hand van vier indicatoren: de bevolkingsdichtheid van de woonkernen, de sociaal-maatschappelijke samenstelling van de bevolking, de economische ontwikkelingsmogelijkheden en de fysieke ruimte. Deze leden stellen dat niet blijkt hoe die factoren gewogen en beoordeeld zijn, wat met het soortelijk gewicht bedoeld wordt en welke relatie dat gewicht heeft met de bestuurlijke schaal van een gemeente. Zij vragen de regering deze onduidelijkheden weg te nemen en per gemeente een overzicht van de resultaten van de weging van de vier factoren te geven. De noodzaak daartoe lijkt temeer aanwezig, daar de regering zich in haar motivering van het voorliggende wetsvoorstel Venlo-Tegelen eenzijdig concentreert op het ruimtelijke aspect van de herindeling. De drie andere factoren, maar eveneens bestuurskracht, draagvlak en het gemeentelijke takenpakket komen niet of nauwelijks aan de orde. In dit licht achten de leden van de SGP-fractie extra motivering gewenst. Deze leden constateren dat het draagvlak voor de samenvoeging van Venlo en Tegelen bij de beide gemeenten tamelijk gering is. Venlo bepleit toevoeging van de Veiling ZON, Grubbenvorst en Belfeld aan haar grondgebied en Tegelen vindt de meerwaarde van louter de voorgestelde samenvoeging te gering. Welke conclusies verbindt de regering hieraan? Inzake Tegelen dringt zich de vraag op hoe deze gemeente een versterking van de gemeente Venlo kan vormen, zo stellen de leden van de SGP-fractie. Het is immers bekend dat deze gemeente, evenals Venlo, een zwakke sociale structuur kent. In dat licht bezien vergroot Tegelen toch slechts de grootstedelijke problematiek van Venlo? Wat heeft Tegelen qua ruimte aan Venlo te bieden? Deze leden ervaren het als een gemis dat de in het voorliggende wetsvoorstel vervatte grenscorrecties ten koste van Arcen en Velden, Maasbree en Belfeld in de memorie van toelichting niet genoemd, laat staan gemotiveerd worden. Dit staat, volgens hen, een zorgvuldige en integrale beoordeling van het voorliggende wetsvoorstel in de weg. De aan het woord zijnde leden verzoeken deze hiaten in de toelichting alsnog weg te nemen. In dit verband wijzen zij op het advies van de Stuurgroep krachtige gemeenten, dat stelt dat Venlo-Tegelen ook na herindeling een «punt van zorg» zal blijven. In ieder geval is de herindeling geen oplossing voor de komende 25 jaar en zal Venlo zo niet de «motor van de regio» kunnen worden, zo stelt de stuurgroep. Wat gaat de regering met dit advies ten aanzien van Venlo en Tegelen doen?

2.2 De samenvoeging Broekhuizen, Grubbenvorst en Horst

De leden van de PvdA-fractie vragen of het, waar een «natuurlijke» fusiepartner als de gemeente Sevenum niet bereid is met de gemeentelijke herindeling Horst aan de Maas mee te doen, niet voor de hand, dat vanuit GS serieus met dit gegeven aan de slag was gegaan? Is dat wellicht gebeurd? De burgemeester van Horst heeft tijdens de hoorzitting van de vaste Kamercommissie BZK de verwachting uitgesproken dat de gemeente Sevenum zich binnen vijf jaar bij de gemeente Horst aan de Maas zal aansluiten. Indien dit laatste het geval zal zijn, dan kan een overgang van de kern Grubbenvorst naar de gemeente Venlo niet meer als een aanzienlijke verzwakking van de basis voor de nieuwe gemeente Horst aan de Maas worden omschreven, zo stellen de leden van de PvdA-fractie. Zij vragen de regering om een reactie op deze gedachte. Deze leden vragen of de regering wel steeds de argumenten van de gemeenten Grubbenvorst en Venlo weergeeft en uiteindelijk zelf een keuze maakt, maar dat zij daarbij niet stelt welke argumenten de keuze rechtvaardigen om de kern Grubbenvorst niet bij de gemeente Venlo te voegen? Zo nee, kan de regering een en ander helder uiteenzetten? Deze leden vragen tevens of de argumentatie om de veiling ZON bij Horst aan de Maas te laten voor een belangrijk deel is gebaseerd op het gegeven dat de gemeente Grubbenvorst nu al voor de derde keer grondgebied aan Venlo afstaat. Deelt de regering de opvatting dat bij het voorliggende wetsvoorstel tot samenvoeging van Broekhuizen, Grubbenvorst en Horst er sprake is van een herindeling «met de rug naar de stad»? Was het niet beter geweest wanneer het provinciaal bestuur de voorstellen voor herindeling van Broekhuizen, Grubbenvorst en Horst en Venlo-Tegelen in één advies aan de minister had aangeboden?

De leden van de VVD-fractie vragen waarom de gemeente Sevenum, gelet op het karakter van de deelnemende gemeenten, niet bij het voorliggende wetsvoorstel is betrokken. In hoeverre had de toevoeging van Sevenum aan Horst aan de Maas kunnen bijdragen aan het ontstaan van een sterke en bestuurskrachtige gemeente?

De leden van de CDA-fractie vragen de regering op welke wijze de nieuwe gemeente invulling geeft aan wijk- en/ of dorpsraden. Het valt hen op dat er een station Horst-Sevenum en een Rabobank Horst-Sevenum zijn. Wat is de reden dat Sevenum niet betrokken is bij het herindelingsproces? Deze leden vragen wat de nieuwe regeling in het gemeentefonds betekent voor de beoogde nieuwe gemeente Horst aan de Maas. De gemeente is te typeren als een gemeente waar «agribusiness» een belangrijke rol speelt, eveneens als het gaat om onderzoek en opleidingen. Het netwerk van (glas)tuinbouw, opleidingen, onderzoeksfaciliteiten en landbouwcoöperaties levert een compleet beeld op. Hierop vormt de veiling ZON, die van primair belang is voor de agribusiness, een grote meerwaarde. Californië is door het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aangewezen als een glastuinbouwlocatie. Hoe staat het met de ontwikkeling van dit gebied?

Met betrekking tot het voorliggende wetsvoorstel aangaande Horst aan de Maas, willen de leden van de fractie van D66 nadrukkelijk hun grote waardering uitspreken voor de vele inspanningen om tot deze gemeente te komen. Hoe beoordeelt de regering dit soort initiatieven, eveneens gezien de voor- en nadelen ervan? Er kunnen immers situaties zijn waarbij de vorming van een gemeente op gespannen voet kan komen te staan met andere beleidsdoelen, zoals versterking van een centrumgemeente. De regering en/of de Staten-Generaal kunnen anders beslissen, met alle risico's van frustraties en dergelijke van dien. Vorming van een gemeente van onderop mag natuurlijk niet per se een voldongen feit zijn. Deze leden vragen een reactie van de regering hierop.

De leden van de D66-fractie stellen de in hun ogen relevante vraag met betrekking tot de woningnood waarom met betrekking tot Horst aan de Maas niet is geopteerd, door de gemeenten zelf en/of later door de provincie, voor een samenwerking met vier of zelfs vijf gemeenten, inclusief bijvoorbeeld Sevenum en Maasbree. Belemmert dit geen goede totaalvisie en een integrale afweging? Ziet de regering nog mogelijkheden, als bijvoorbeeld de kern Grubbenvorst wegvalt, de nieuwe gemeente Horst aan de Maas meer «body» te geven door toevoeging van bijvoorbeeld Sevenum? Deze leden zijn van mening dat daarmee een historische situatie zou worden hersteld. Immers, zoals onder meer valt te lezen in de in de ogen van deze leden voortreffelijke en eloquente intreerede van de huidige waarnemend burgemeester van Horst, dat Horst en Sevenum eertijds een flinke gemeente van 12 907 hectare was, in grootte de derde van het gebied (rede waarnemend burgemeester Wolters, blz. 6).

De leden van de SGP-fractie respecteren de uit 1996 daterende keuze van de gemeenten Broekhuizen, Grubbenvorst en Horst om vrijwillig samen te gaan. Zij constateren dat voldoende draagvlak voor de fusie aanwezig is. Zij zijn eveneens van mening dat een zelfstandig voortbestaan van in ieder geval de gemeente Broekhuizen niet langer voor de hand lag. Deze leden menen dat door samenvoeging een homogene plattelandsgemeente kan ontstaan. De veiling ZON hoort, economisch en functioneel gezien, duidelijk thuis in die gemeente. Tenslotte vragen deze leden aandacht voor de gemeenten Meerlo-Wansum en Sevenum. De regering stelt dat deze gemeenten eigenlijk «natuurlijke fusiepartners» zijn voor de nieuwe gemeente Horst aan de Maas. Betreurt zij het dat bij beide gemeenten geen bereidheid is tot herindeling met de Horst aan de Maas gemeenten? Is zij tevreden met de uiteindelijke uitkomst van het proces? Of ziet zij aanleiding tot een nieuwe herindeling in de nabije toekomst, waarbij in ieder geval de positie van Sevenum ten opzichte van Horst aan de Maas aan de orde is, zo vragen de leden van de SGP-fractie.

2.3 Grenscorrectie Tradeport-Noord

Is, zo vragen de leden van de PvdA-fractie, het vooral vergroten van het stedelijk gebied door het formaliseren van de feitelijk reeds bestaande situatie geen zeer minimale invulling van een robuust gemeentelijk herindelingsbeleid, dat gericht behoort te zijn op de versterking van de centrumsteden? Welke grenscorrecties vallen onder de noemer «ruim bemeten» en welke onder de noemer «flink»?

De leden van de CDA-fractie vragen naar de op te lossen knelpunten in verband met de grenscorrectie Tradeport-Noord. Zij hebben de sterke indruk dat de tuinders verreweg de belangrijkste «stakeholders» zijn van de veiling ZON. Hier zal dan ook de noodzakelijke innovatie impuls vandaan moeten komen. Behoud van de veiling ZON voor de agribusinessgemeenten lijkt deze leden het meest voor de hand liggend en zij vragen de regering om een toelichting. Zij benadrukken dat in elke uiteindelijk door te voeren variant intergemeentelijke samenwerking noodzakelijk zal blijven. De leden van de CDA-fractie vragen in dit kader tevens een algemene karakterisering van de intergemeentelijke samenwerking in het gebied. Zij vragen of de opmerkingen over tegenstand betrekking hebben op de grenscorrectie of het voorliggende herindelingsvoorstel als zodanig? Deze leden vragen wanneer welke van de totaal 1200 hectare aan grenscorrecties in de afgelopen tien tot vijftien jaar aan Venlo zijn toegevoegd. In aansluiting vragen zij wat de woningbouwbehoefte en -locaties van Venlo zijn in de komende jaren.

De regering stelt op blz. 4 van de memorie van toelichting van het wetsvoorstel tot samenvoeging van Venlo en Tegelen dat een scherpe scheidslijn tussen beide moeilijk aan te geven is. De leden van de D66-fractie vragen of dit betekent dit dat zij en/of de provincie heeft gekozen voor een benadering waarbij alleen de strikt noodzakelijke uitbreiding aan Venlo is toegewezen, oftewel de grenscorrectie Tradeport-Noord en de daaraan voorafgaande grenscorrecties van circa 1200 hectare? Staat dit niet op gespannen voet met de door deze regering in het algemeen gevolgde benadering waarbij niet alleen knelpunten, maar ook argumenten als integrale regie en ontwikkeling van de centrumgemeenten een rol spelen in het beleidskader van de gemeentelijke herindeling?

De leden van de SGP-fractie kunnen zich vinden in de keus van de regering om slechts Tradeport-Noord bij Venlo te voegen en niet de veiling ZON en de kern Grubbenvorst. De veiling kan wat deze leden betreft beter deel gaan uitmaken van de agribusiness-gemeente Horst aan de Maas. De kern Grubbenvorst past eveneens beter bij die laatste gemeente.

2.4 Opvatting van Venlo

De leden van de PvdA-fractie vragen of de gemeenten Arcen en Velden, en Maasbree betrokken zijn bij de voorbereiding van voorliggende wetsvoorstellen. Is de oriëntatie van de kernen Velden en Baarlo op de gemeente Venlo niet een gegeven dat serieus onderzocht had moeten worden om wellicht te komen tot een samenvoeging van deze kernen bij de centrumgemeente Venlo?

2.5 Beoordeling van de claim Venlo-plus

De leden van de PvdA-fractie lezen in de memorie van toelichting dat de regering ten aanzien van de indeling van de veiling ZON wel een keuze maakt, maar niet stelt op welke gronden dat gebeurt. De standpunten van de betrokken gemeenten worden weergegeven en vervolgens wordt opgemerkt dat hoewel de argumenten van Venlo zeker valide zijn het kabinet in de afweging tussen de belangen van de beide te vormen gemeenten het belang van Horst aan de Maas heeft laten prevaleren. De meerwaarde voor Horst aan de Maas is groter en er is al sprake van een derde grenscorrectie. De leden van de PvdA-fractie herhalen de opmerking dat op een minimale wijze uitvoering wordt gegeven aan de totstandkoming van robuuste gemeenten, zeker in het licht van het grote-stedenbeleid. In de notitie «Knelpunten van centrumgemeenten nader geanalyseerd» van de provincie Limburg wordt overigens niet ontkend dat er sprake is van verwevenheid tussen de veiling en het logistiek knooppunt Venlo, zowel in economisch als ruimtelijk opzicht.

Met betrekking tot de noordzijde van Venlo is de ligging van de kern Velden, dicht tegen Venlo aan, in de ogen van de leden van de D66-fractie, zeer interessant. In het voorliggende wetsvoorstel worden daar geen uitspraken over gedaan, omdat Arcen-Velden niet in de herindelingsprocedure betrokken was. Zij stellen dat niettemin goede argumenten te bedenken zijn om te zijner tijd te overwegen Venlo in die richting uit te breiden, gezien de samenhang en de overloop. Deze leden stellen dat het splitsen van gemeenten daarbij een van de problemen is en in het algemeen geen goede gedachte is, maar wat in uitzonderingssituaties overwogen kan worden.

De leden van de fracties van RPF en GPV vragen wat de toegevoegde waarde is van het samenvoegen van alleen Venlo en Tegelen. De onderlinge verwevenheid is groot, maar wat kunnen beide gemeenten samen, wat zij afzonderlijk niet kunnen? De claim voor een gemeente Venlo-plus spreekt hen, alles afwegend, niet aan. De gemeente Venlo ziet deze claim als een minimumvariant en een aanzet tot een nog grotere variant met toevoeging van Belfeld, Baarlo en de kernen Grubbenvorst en Velden. Deze leden wijzen een dergelijke redenering van de hand. Zij stellen dat het geen beleidslijn kan zijn alle kernen, die als suburbaan kunnen worden beschouwd ten opzichte van een grotere stedelijke gemeente, samen te voegen met die stedelijke gemeente. Temeer als hierdoor, zoals in dit geval, bestaande gemeenten gesplitst zouden moeten worden. De leden van de genoemde fracties willen daarom de onderdelen van Venlo-plus elk op zichzelf en in onderlinge samenhang beoordelen, los van een eventueel verderstrekkend herindelingsperspectief. Zij constateren dat Venlo-plus niet noodzakelijk is om te voorzien in de ruimtelijke behoeften van Venlo-Tegelen en concluderen dat er dus andere dringende redenen moeten zijn om hiervoor te kiezen.

Veiling

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre vanuit bestuurlijk oogpunt, gelet op de positie van de veiling ZON in het verleden en de uitplaatsing vanuit Venlo, er nog sprake is van een logistieke samenhang en een sociaal economische oriëntatie op Venlo. Zij vragen tevens wat de waarde is van Grubbenvorst en de veiling ZON voor de beoogde gemeente Horst aan de Maas.

Hoe beoordeelt de regering de onderlinge samenwerking tussen met name Venlo en de huidige gemeente Grubbenvorst? De leden van de D66-fractie vragen welke argumenten bestaan om de veiling Zuidoost Nederland (ZON) bij Grubbenvorst te houden. De regering stelt dat Venlo «valide argumenten» heeft voor een overgang van de veiling, maar dat zij toch kiest voor het provinciale voorstel, mede gezien de eerdere en thans beoogde correcties waaronder de grenscorrectie Tradeport-Noord. Is hier het beginsel in het geding dat aan alles een eind komt of is de regering oprecht van oordeel dat de meerwaarde van de veiling ZON groter is voor Horst aan de Maas dan voor Venlo-Tegelen, zo vragen deze leden. Heeft een en ander te maken met het karakter van de twee nieuwe gemeenten of met andere, specifiekere, bijvoorbeeld infrastructurele, overwegingen? Is het argument dat wethouders uit de agrarische gemeenten deelnemen aan vergaderingen van de agrarische coöperaties als hard te kwalificeren? Is een wethouder uit de nieuwe centrumgemeente Venlo-Tegelen daar een vreemde eend in de bijt? Deze leden vragen de regering om een toelichting en zij vragen daarbij eveneens een reactie op de argumentatie van onder andere Grubbenvorst en op de brief van de LLTB van 6 april 2000.

Met betrekking tot het gebied van de Veiling ZON moet erkennen de leden van de fracties van RPF en GPV dat er met zowel Venlo als Grubbenvorst relaties zijn. Zij delen echter de conclusie dat het behoud van de veiling voor Horst aan de Maas een grotere meerwaarde heeft dan de overgang naar Venlo-Tegelen voor die gemeente.

Kern Grubbenvorst

De leden van de PvdA-fractie vragen in hoeverre de relatie tussen de gemeenten Belfeld en Tegelen sterker is dan de relatie tussen Belfeld en de gemeenten Swalmen en Beesel?

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre er binnen de gemeente Grubbenvorst sprake is van een verschil van oriëntatie op de buurgemeenten: een agrarische oriëntatie van Lottum op Horst, een logistieke oriëntatie van het veilinggebied op Venlo en een suburbane oriëntatie van de kern Grubbenvorst op Venlo.

De leden van de D66-fractie stellen dat de vraag zich aandient betreffende de positie van de kern Grubbenvorst, met 5 000 inwoners, die dicht tegen Venlo aanligt, waarmee de samenhang tussen de twee voorliggende wetsvoorstellen pregnant tot uitdrukking komt. Zonder daar nu al definitieve uitspraken over te doen, en de waardering onderstrepend voor de zeer aanzienlijke en positieve inspanningen van de Horst aan de Maas gemeenten in de achterliggende jaren, werpen zij de vraag op naar het karakter van de kern Grubbenvorst, dus niet de gehele huidige gemeente. Is deze kern te beschouwen als een goeddeels landelijke, agrarische kern of als een suburbane kern van Venlo? Wat is de oriëntatie van de inwoners?

De leden van de fracties van de RPF en het GPV stellen dat wanneer besloten wordt tot schaalvergroting in het landelijk gebied grenzend aan Venlo, dat de nieuw te vormen gemeente een voldoende omvang en bestuurskracht moet krijgen om een sterke partner voor Venlo te kunnen zijn. De al dan niet gerechtvaardigde vrees voor een ontwikkeling met de rug naar de centrumgemeente mag geen argument zijn de buurgemeente een voldoende omvang en bestuurskracht te onthouden, zo stellen zij.

Belfeld

Ten aanzien van de gemeente Belfeld vragen de leden van de PvdA-fractie op welke wijze de regering denkt te voorkomen dat de centrumgemeente Venlo «op slot» wordt gedaan nu de gemeenten Belfeld, Swalmen en Beesel volop in overleg zijn over samenvoeging, waar de provincie Limburg zeker niet negatief op reageert.

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre het voorliggende voorstel tot grenscorrectie van de gemeente Belfeld ten behoeve van de gemeente Venlo in het oplossen van de ruimtenood van de nieuwe gemeente Venlo-Tegelen voorziet? Is de gemeente Belfeld krachtig genoeg om de komende 25 jaar zelfstandig voort te bestaan? Wat is de betekenis van de opmerking van de minister van BZK dat hij Belfeld op dit moment nog niet wil opheffen voor de uitvoering van de gedachte zoals is neergelegd in de motie-Remkes? Voorst vragen deze leden of binnen afzienbare tijd een nieuwe herindeling te verwachten is rondom Belfeld, ten behoeve van Venlo-Tegelen?

De leden van de CDA-fractie vragen wat de regering bedoelt met de zinsnede dat het nu niet het goede moment is Belfeld op te heffen en bij een herindeling te betrekken. Waarom dient dit «nader bezien» te worden? Had een en ander niet in het kader van het voorliggende wetsvoorstel kunnen geschieden, zo vragen deze leden met verbazing.

De leden van de D66-fractie concluderen dat de regering de provinciale voorstellen ten aanzien van de zuidkant van Venlo overneemt en «slechts» tot een grenscorrectie besluit. De gemeente Venlo heeft nadrukkelijk gewezen op bedrijfsuitbreidingsmogelijkheden voor Venlo op Belfelds grondgebied. Deze claims worden door Belfeld betwist met argumenten over het karakter van het gebied en de, in haar ogen, slechts zeer geringe betekenis voor Venlo. Deze leden vragen de regering naar de redelijkheid van deze claims, temeer zij stelt dat in verband met eventuele toekomstige herindelingen in dit gebied, de ruimtelijke uitbreidingsmogelijkheden en functionele relaties met Venlo-Tegelen zeker nader bezien dienen te worden, om te voorkomen dat de centrumgemeente «op slot» wordt gedaan. Wat is de betekenis van deze passage in de memorie van toelichting? Schat de regering in dat het nu niet het goede moment is om Belfeld bij een herindeling te betrekken en/ of op te heffen, maar dat deze optie over een paar jaar wel aan de orde is? Wat is in dit verband het standpunt van de regering ten aanzien van de bewegingen bij de gemeenten Belfeld, Beesel en Swalmen richting de vorming van een «tussengemeente», als buffer gelegen tussen Venlo en Roermond? Hoe wil zij, zo vragen deze leden, voorkomen dat deze eventuele gemeente «met de rug tegen de stad» zal staan? Hoe taxeert de regering de timing van de initiatieven, die overigens nog niet hebben uitgemond in een fusie-intentie, maar in samenwerking waar bij een fusie «niet wordt uitgesloten»?

Ten aanzien van Belfeld stelt de regering dat zij van mening is dat in verband met een eventuele toekomstige herindeling in dit gebied zeker de ruimtelijke uitbreidingsmogelijkheden en functionele relaties met Venlo-Tegelen nader bezien dienen te worden om te voorkomen dat de centrumgemeente op slot wordt gedaan. De leden van de SGP-fractie betreuren in dit verband opnieuw de verbrokkelde aanpak van de regering. Uit deze uitspraak blijkt dat het voorliggende wetsvoorstel aangaande samenvoeging van Venlo en Tegelen geen onderdeel uitmaakt van een integraal en afgewogen kader voor de bestuurlijke toekomst van de regio. Zij vragen op welke termijn deze toekomstige herindeling plaats zou moeten vinden en wat de implicaties dan zijn voor de vrijwillige samenvoeging van Beesel, Belfeld en Swalmen. Is de regering het eens met de stelling dat een vrijwillig samengaan van deze drie gemeenten de zuidwaartse uitbreidingsmogelijkheden van Venlo-Tegelen beperkt en in die zin de centrumgemeente Venlo-Tegelen «op slot» doet? De leden van de SGP-fractie vragen wat de functie zal zijn van de 35 hectare die van Belfeld naar Venlo-Tegelen over zal gaan. Is dit gebied aangewezen voor ontwikkeling van een bedrijventerrein of zal de ecologische verbindingszone tussen Belfeld en Tegelen gehandhaafd blijven? Ook verzoeken deze leden om een reactie op de suggestie van Belfeld en het voorstel van 11 april 2000 van de provincie Limburg aan de minister, houdende het leggen van de gemeentegrens ten noorden van de verbindingsweg tussen de A73 en de N271. Is de regering bereid hier met een nota van wijziging aan tegemoet te komen?

De leden van de fracties van RPF en GPV wijzen erop dat Belfeld voor het overgrote deel buiten het voorgestelde herindelingsgebied valt, zodat het alleen al om die reden niet juist zou zijn deze lopende de procedure toe te voegen aan het herindelingsgebied. Om inhoudelijke redenen zien deze leden daar eveneens geen aanleiding toe. De toekomst van Belfeld dient huns inziens te worden bezien in het geheel van het gebied tussen Venlo en Roermond, waarbij zij grote waarde hechten aan het behoud van een of meer gemeenten met een landelijk karakter tussen beide steden. Een «bandstadidee» voor dit gebied spreekt hen niet aan.

3. Financiële aspecten

De leden van de fractie van de PvdA vragen in hoeverre binnengemeentelijke decentralisatie in de nieuwe gemeente Horst aan de Maas kan worden vormgegeven conform de motie Barth–Hoekema (Kamerstukken II, 1999–2000, 26 657, nr. 20).

De leden van de CDA-fractie vragen of, en op welke wijze de regering de voorliggende herindelingen financieel begeleidt. Zij herhalen in dit kader hun vraag om voor elke nieuw te vormen gemeente, ook voor de langere termijn, de financiële consequenties inzichtelijk te maken.

De leden van de D66-fractie wijzen op het belang van een goede regeling van de herindelingskosten, waarbij de voorgestelde regeling van 30 gulden per inwoner een goede basis biedt. Is de relatief zwakke positie van de huidige gemeente Broekhuizen bekend bij de regering?

4. Inwerkingtreding en verkiezingen

De leden van de PvdA-fractie vragen wanneer de regering duidelijkheid denkt te kunnen geven over het al dan niet tegelijkertijd doen plaatsvinden van verkiezingen voor gemeenteraden en provinciale staten.

De leden van de D66-fractie vinden een zittingsduur van één jaar en vier maanden te kort. Heeft de regering overigens reeds een positie bepaald ten aanzien van de combinatie van provinciale en lokale verkiezingen, alsmede het vrij organiseren van gemeenteraadsverkiezingen?

De voorzitter van de commissie,

De Cloe

De griffier voor dit verslag,

Kroes


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Schutte (GPV), Te Veldhuis (VVD), ondervoorzitter, De Cloe (PvdA), voorzitter, Van den Berg (SGP), Van de Camp (CDA), Scheltema-de Nie (D66), Van der Hoeven (CDA), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Oedayraj Singh Varma (GL), Dankers (CDA), Hoekema (D66), Rijpstra (VVD), Cornielje (VVD), O. P. G. Vos (VVD), Rehwinkel (PvdA), Luchtenveld (VVD), Wagenaar (PvdA), De Boer (PvdA), Duijkers (PvdA), Verburg (CDA), Rietkerk (CDA), Halsema (GL), Kant (SP) en Balemans (VVD).

Plv. leden: Rouvoet (RPF), Van Beek (VVD), Zijlstra (PvdA), Ravestein (D66), Van Wijmen (CDA), Augusteijn-Esser (D66), Balkenende (CDA), Barth (PvdA), Gortzak (PvdA), Rabbae (GL), Wijn (CDA), Dittrich (D66), Cherribi (VVD), Nicolaï (VVD), Van den Doel (VVD), Van Oven (PvdA), Vacature (VVD), Apostolou (PvdA), Kuijper (PvdA), Belinfante (PvdA), Mosterd (CDA), Eurlings (CDA), Van Gent (GL), Poppe (SP) en Essers (VVD.

Naar boven