26 955
Bijzondere opsporingsdiensten

nr. 8
BRIEF VAN DE MINISTER EN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

's-Gravenhage, 15 januari 2002

1. Algemeen

Hierbij stel ik u, mede namens de Minister van Justitie en Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Hoogervorst, op de hoogte van de SZW invulling van het Kabinetsstandpunt inzake de Bijzondere opsporingsdiensten d.d. 15 december 1999 (26 955, nr.1). Eerder heb ik uw Kamer bij brief van 10 november 2000 (26 955, nr. 5) op hoofdlijnen geïnformeerd over het besluit een Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) op te richten ten behoeve van de afhandeling van zware vormen van criminaliteit op het gehele terrein van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

2. Een nieuwe structuur voor de opsporing bij SZW

Zoals in het Kabinetsstandpunt staat vermeld, acht ik het van bijzonder belang om ook binnen het werkterrein van mijn departement meer samenhang en structuur in de opsporing aan te brengen. Met de uitgangspunten die in het Kabinetsstandpunt al zijn aangegeven heb ik gekozen voor een oplossing die aansluit bij de specifieke situatie van SZW. Deze situatie kenmerkt zich in zeer uiteenlopende beleidsvelden met daarbij horende uitvoeringsorganisaties. Onder het verzamelbegrip uitvoeringsorganisaties wordt in dit kader niet alleen het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), de Arbeidsinspectie (AI) en de Sociale verzekeringsbank (SVB) begrepen, maar ook gemeenten. Er is een opzet gekozen die de uitvoering van de opsporing op het terrein van met name de sociale zekerheid een extra impuls geeft om deze efficiënt en effectief te laten plaatsvinden. Daartoe is een wijziging van de organisatorische structuur waarin de opsporing plaatsvindt, aangebracht. Hiermee tracht ik ook te bereiken dat meer inzicht kan worden gegeven in de resultaten die worden geboekt om fraude op te sporen.

De gekozen structuur heeft een aantal belangrijke peilers. Op 1 januari 2002 start de SIOD.

De SIOD zal de zware, complexe en sectoroverstijgende zaken op het terrein van SZW oppakken. De SIOD heeft in 2003 een maximale capaciteit van 341 fte.

Op beleidsmatig terrein zal een eenheid – het Bureau opsporingsbeleid – binnen SZW worden gepositioneerd die de coördinatie voor het totstandkomen van het SZW-opsporingsbeleid op zich neemt en op dit punt als spil zal gaan fungeren tussen alle uitvoeringsorganisaties, de SIOD, het Openbaar Ministerie en het Ministerie van Justitie.

Daarnaast brengen de afzonderlijke uitvoeringsorganisaties wijzigingen aan in hun organisatiestructuren. Hiermee kunnen zij inspelen op de in gang gezette wijzigingen op het opsporingsterrein als gevolg van het Kabinetsstandpunt inzake de Bijzondere opsporingsdiensten d.d. 15 december 1999. Zo zal er een landelijk dekkend netwerk aan gemeentelijke opsporingssamenwerkingsbanden tot stand worden gebracht. Als basismodel hiervoor is gekozen voor samenwerking met tenminste 10fte aan opsporingsfunctionarissen. Stapsgewijs zal hiernaar toe worden gewerkt, te beginnen met een opschaling van in ieder geval 5 fte opsporingscapaciteit per samenwerkingsverband. Een stimuleringsregeling zal de initiatieven van gemeenten ondersteunen. Over de nadere uitwerking zal ik u verder informeren.

In 2002 gaat de SVB invulling geven aan de aanbevelingen uit het onderzoek naar het functioneren van de sociale recherche dat in 2001 is uitgevoerd. Een belangrijk onderdeel daarvan is de aanpassing van de organisatiestructuur van de sociale recherche. Deze aanpassing houdt in dat weliswaar teams van sociaal rechercheurs werkzaam blijven op de negen regionale SVB-vestigingen, maar dat zij onder de directe dagelijkse leiding van een teamleider komen te staan. De sturing op de productie en de kwaliteit gaat plaatsvinden vanuit een nieuw te vormen eenheid op het hoofdkantoor.

Gak Nederland bv, het GUO, Cadans, USZO en SFB zullen per 1 januari 2002 samen het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) vormen. Bij het UWV wordt de opsporingstaak ondergebracht in de Directie Bijzonder Onderzoek. De reguliere opsporingstaak wordt verspreid over een vijftal regio's die naar het zich laat aanzien gaan aansluiten bij de regio indeling van de SIOD. Op centraal niveau zal de afdeling Bijzonder Onderzoek de intake, analyse, registratietaak en de aansturing op de samenwerkingsprojecten worden gerealiseerd.

3. Toedeling van zaken en de bijbehorende opsporingsbevoegdheden

3.1 Toedeling van zaken

Op het terrein van SZW is gekozen voor een zaaksverdeling waarbij de opsporing van het merendeel van de zaken bij de uitvoeringsorganisaties blijft plaatsvinden. Door de uitvoeringsorganisatie waar de zaak zich aandient zal aan de hand van objectieve criteria worden beoordeeld of de zaak in een SIOD-regionaal selectieoverleg moet worden aangeboden om de zaak aan SIOD over te dragen. Indien een zaak vermoedelijk f 75 000,– (werknemersfraude); f 100 000,– (werkgeversfraude) aan schadebedrag gaat omvatten zal deze zaak aan genoemd selectieoverleg worden aangeboden. Een uitzondering hierop vormen de witte fraude- en enkelvoudige partner fraudezaken. Deze worden door de uitvoeringsorganisaties zelf afgehandeld.

In een landelijk selectieoverleg zal in samenspraak met het Openbaar Ministerie een keuze worden gemaakt uit de door de uitvoeringsorganisaties aangeleverde zaken vanuit het regionaal selectieoverleg. Deze keuze zal worden bepaald aan de hand van kwalitatieve criteria die moeten leiden tot een prioritering van zaken: kolomoverstijgend binnen het departement; maatschappelijke relevantie; samenhang met politie of andere BOD'n buiten het departement; mate van complexiteit; internationaal karakter; oplossing van de zaak vraagt om algemene opsporingsbevoegdheid.

Genoemde criteria zullen bij de start van de SIOD worden gehanteerd en zullen in de loop van de tijd verder ontwikkeld worden.

De eerste zaken zullen in de loop van 2002 door de SIOD kunnen worden afgedaan.

Naast de zaken die door de uitvoeringsorganisaties aan het selectieoverleg van de SIOD worden aangeboden zal de SIOD ook een substantieel aantal zaken zelfstandig genereren.

3.2 Toedeling van bevoegdheden

Als gevolg van het eerder genoemde Kabinetsbesluit zullen in ieder geval twee soorten opsporingsambtenaren bestaan. De opsporingsambtenaren van de SIOD aangewezen ex. artikel 141 Wetboek van Strafvordering, en de opsporingsambtenaren van het UWV, de SVB, de AI en de sociaal rechercheurs van de gemeenten aangewezen ex. artikel 142 Wetboek van Strafvordering. De SIOD opsporingsambtenaren aangewezen ex. artikel 141 WvSv verkrijgen een algemene opsporingsbevoegdheid die vergelijkbaar is met de opsporingsbevoegdheid van een politieambtenaar/rechercheur. Deze opsporingsambtenaren zullen zich in beginsel echter beperken tot de handhaving binnen het taakveld van het eigen Ministerie. De opsporingsambtenaren aangewezen ex. artikel 142 WvSv hebben een beperkte, op hun werkterrein toegespitste opsporingsbevoegdheid. Nu het overgrote deel van het reguliere opsporingswerk bij de uitvoeringsorganisaties blijft, is geconstateerd dat de opsporingsambtenaren ex. art. 142 WSV bevoegd moeten worden gemaakt om proces-verbaal op te maken voor een reeks van artikelen uit het Wetboek van Strafrecht en de materiewetten. Dit is noodzakelijk om geen handhavingsgat te laten ontstaan. Na intensief overleg met alle uitvoeringsorganisaties op het SZW terrein, de VNG, het Landelijk Contact Sociale Recherche en het Openbaar Ministerie is een selectie gemaakt van deze artikelen (en ter accordering voorgelegd aan de Minister van Justitie). Aan de hand van een evaluatie in de loop van volgend jaar zal worden bezien of de opsporing bij de diverse uitvoeringsorganisaties adequaat is.

4. Beleidsmatige coördinatie

Als uitwerking van het Kabinetsstandpunt is er binnen het departement een centrale voorziening getroffen, het Bureau opsporingsbeleid (BOB), dat voor het OM als enig aanspreekpunt voor de totale opsporing fungeert als het gaat om beleidsmatige onderwerpen, d.w.z. alle onderwerpen die het zaaksniveau overstijgen. Op lokaal niveau blijven uiteraard contacten bestaan over af te handelen concrete strafzaken tussen OM en uitvoeringsorganisaties. Bij de uitwerking van de SIOD is ervoor gekozen om het BOB buiten de SIOD te positioneren. De reden hiervan is dat door functiescheiding het BOB een zuivere coördinerende rol naar alle uitvoeringsorganisaties met inbegrip van de SIOD kan vervullen. Op deze wijze wordt ook voorkomen dat de SIOD als uitvoeringsorganisatie, eveneens op opsporingsterrein opererende organisaties moet coördineren.

Het BOB is verantwoordelijk voor coördinatie van het SZW opsporingsbeleid (inclusief de monitoring van dit beleid). Daarbij gaat het om zowel opsporing bij de SIOD als de opsporing bij de uitvoeringsorganisaties. Het BOB zorgt voor belangrijke beleidsproducten zoals het handhavingsarrangement dat tussen alle uitvoeringsorganisaties, het OM en SZW zal worden afgesloten en het jaarlijks op te stellen opsporingsbeleidsplan. Steeds wordt nauw samengewerkt met alle uitvoeringsinstellingen om beleid en praktijk optimaal bij elkaar te betrekken.

Zowel het beleidsplan als het handhavingsarrangement worden bij deze brief aan uw Kamer aangeboden1.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

W. A. F. G. Vermeend

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

J. F. Hoogervorst


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven