26 941
Wijziging van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen (maatregelen aangaande het loon 2000)

nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP

Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet tot wijziging van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Coördinatiewet Sociale Verzekeringen (maatregelen aangaande het loon 2000).

De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden waarop het rust.

En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.

's-Gravenhage

2 december 1999

Beatrix

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de regeling in de loonbelasting en de vennootschapsbelasting inzake werknemersopties aan te passen, in de loonbelasting een regeling te treffen voor verlof en verlofsparen en voor degene die niet in Nederland woont en voor korte duur in Nederland als beroep een tak van sport beoefent en voor de werknemersverzekeringen een regeling te treffen voor verlof overeenkomstig die voor de loonbelasting;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

In artikel 36, vijfde lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 wordt na «artiest» ingevoegd: of als beroep een tak van sport beoefent

ARTIKEL II

De Wet op de loonbelasting 1964 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 10 wordt na het tweede lid ingevoegd:

3. Onder aanspraken worden mede verstaan rechten op geheel of gedeeltelijk betaald verlof.

B

Het eerste lid van artikel 10a wordt, onder vernummering van het tweede tot en met het vijfde lid in onderscheidenlijk het vijfde tot en met het achtste lid, vervangen door:

1. Naar keuze van de werknemer met wie in het kader van de dienstbetrekking of vroegere dienstbetrekking een aandelenoptierecht is overeengekomen, wordt de verwachtingswaarde van een aandelenoptierecht niet als loon in aanmerking genomen. De verwachtingswaarde van het aandelenoptierecht is het verschil tussen de waarde van het aandelenoptierecht en de intrinsieke waarde. De intrinsieke waarde van een aandelenoptierecht is het verschil tussen de waarde van het aandeel waarop het aandelenoptierecht betrekking heeft en de prijs waartegen het aandelenoptierecht kan worden uitgeoefend.

2. Het eerste lid vindt slechts toepassing indien de inspecteur schriftelijk door de werknemer en de inhoudingsplichtige gezamenlijk uiterlijk op het eerst mogelijke tijdstip waarop het aandelenoptierecht als loon kan worden genoten van de keuze van de werknemer op de hoogte is gesteld. Voor de toepassing van dit lid kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld.

3. Ingeval in het kader van de dienstbetrekking of vroegere dienstbetrekking met de werknemer een aandelenoptierecht is overeengekomen, behoort mede tot het loon hetgeen door hem wordt genoten ter zake van de uitoefening of vervreemding van dat recht boven hetgeen in verband met dat recht reeds als loon in aanmerking is genomen, ingeval:

a. de uitoefening of vervreemding geschiedt binnen drie jaren na het overeenkomen van dat recht;

b. de verwachtingswaarde van het recht met toepassing van het eerste lid niet als loon in aanmerking is genomen.

4. Onder vervreemding wordt mede begrepen het formeel of feitelijk tot voorwerp van zekerheid worden, het brengen in het vermogen van een onderneming, alsmede het ontvangen van een schadeloosstelling als bedoeld in artikel 320, eerste lid, of artikel 334p, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. De overgang onder algemene titel van een aandelenoptierecht wordt niet als een vervreemding aangemerkt.

C

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid worden de volgende wijzigingen aangebracht:

In onderdeel i wordt na het onderdeel onder 4° ingevoegd:

5°. als bijdragen ingevolge een regeling voor verlofsparen;.

Voorts wordt na onderdeel w, onder vervanging van de punt aan het slot van dat onderdeel door een puntkomma, toegevoegd:

x. aanspraken:

1°. op vakantieverlof en compensatieverlof, voorzover deze aanspraken aan het einde van het kalenderjaar in totaal niet groter zijn dan overeenkomt met het vakantieverlof dat in het kalenderjaar is toegekend;

2°. op bij ministeriële regeling aan te wijzen geclausuleerd verlof;

3°. op verlof tijdens de in onderdeel r genoemde feestdagen;

4°. ingevolge een regeling voor verlofsparen.

2. Na het elfde lid wordt, onder vernummering van het twaalfde lid in het zestiende lid, ingevoegd:

12. Onder regeling voor verlofsparen wordt verstaan een regeling die:

a. ten doel heeft het treffen van een voorziening in geld of tijd uitsluitend voor een periode van extra verlof dat niet kan worden opgenomen binnen een jaar voorafgaand aan de ingang van een ouderdomspensioen of van een voorziening voor vervroegde uittreding;

b. inhoudt dat verlofsparen kan plaatsvinden door middel van sparen in geld of tijd, voorzover in het kalenderjaar niet meer aanspraken ontstaan dan overeenkomt met 10 percent van het loon van het jaar en de totale aanspraken een periode van extra verlof van een jaar niet te boven gaan;

c. open staat voor ten minste driekwart van de werknemers van de inhoudingsplichtige.

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld.

13. Indien op enig tijdstip:

a. een regeling voor verlofsparen niet langer als zodanig is aan te merken, of

b. een aanspraak ingevolge een regeling voor verlofsparen wordt afgekocht of vervreemd, wordt op het onmiddellijk daaraan voorafgaande tijdstip de aanspraak ingevolge de regeling voor verlofsparen aangemerkt als loon uit een vroegere dienstbetrekking van de werknemer of gewezen werknemer dan wel, indien deze is overleden, van de gerechtigde tot de aanspraak.

14. Het dertiende lid is niet van toepassing voorzover een aanspraak ingevolge een regeling voor verlofsparen wordt omgezet in een aanspraak ingevolge een pensioenregeling of een regeling voor vervroegde uittreding die na de omzetting blijft binnen de in of krachtens hoofdstuk IIA gestelde begrenzingen.

15. Voorzover ingevolge het eerste lid, onderdeel x, onder 1°, de totale aanspraken op vakantieverlof en compensatieverlof aan het einde van het kalenderjaar groter zijn dan overeenkomt met het vakantieverlof dat in het kalenderjaar is toegekend, wordt het meerdere geacht te zijn genoten bij het einde van het kalenderjaar of het einde van de dienstbetrekking zo deze in de loop van het kalenderjaar eindigt.

Artikel 13, tweede lid, laatste volzin, wordt vervangen door:

Met betrekking tot de waardering van de verwachtingswaarde, de intrinsieke waarde en de waarde van niet ter beurze genoteerde aandelenoptierechten, worden bij ministeriële regeling regels gesteld.

E

Aan artikel 13a, tweede lid, wordt toegevoegd:

Voor de beoordeling of het loon voor een meer dan bijkomstig gedeelte op een ongebruikelijk tijdstip zal worden genoten, wordt mede in aanmerking genomen hetgeen reeds op grond van een regeling voor verlofsparen in de toekomst zal worden genoten.

F

Na artikel 26b wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 26c

1. In afwijking van de artikelen 20, 20a en 26 bedraagt de belasting ten aanzien van degene die niet in Nederland woont en ingevolge een overeenkomst van korte duur in Nederland als beroep een tak van sport beoefent (beroepssporter), 20 percent van de som van het loon en de in artikel 11, eerste lid, onderdeel i, onder 3°, en onderdeel j, bedoelde bedragen.

2. Onze Minister kan, zo nodig onder voorwaarden, ten behoeve van uniforme heffing bij grensoverschrijdende evenementen het in het eerste lid genoemde percentage voor bepaalde categorieën beroepssporters tijdelijk verlagen, doch niet verder dan tot 15 percent.

G

In artikel 31, achtste lid, wordt «artikel 10a, derde lid» vervangen door: artikel 10a, zesde lid.

H

Voor artikel 36 wordt in hoofdstuk VIII een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 35

Met betrekking tot op 31 maart 2000 reeds overeengekomen regelingen voor verlofsparen zijn tot 1 april 2005 de regels die daarvoor golden op 31 maart 2000 van kracht.

ARTIKEL III

Artikel 9 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdeel i, wordt «artikel 10a, vierde lid» vervangen door: artikel 10a, zevende lid.

2. Het derde lid komt te luiden:

3. Voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel i, komt in aftrek het bedrag dat bij de werknemer ter zake van die toekenning als loon in aanmerking wordt of zou kunnen worden genomen of is vrijgesteld ingevolge artikel 11, eerste lid, onderdeel h, van de Wet op de loonbelasting 1964 op het eerst mogelijke tijdstip waarop dit loon voor de loonbelasting kan worden genoten of is vrijgesteld, daaronder niet begrepen het bedrag dat in aanmerking wordt genomen op grond van artikel 10a, derde lid, van die wet.

ARTIKEL IV

De Coördinatiewet Sociale Verzekering wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 4 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Onder aanspraken worden mede verstaan rechten op geheel of gedeeltelijk betaald verlof.

B

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel bb door een puntkomma, wordt aan het eerste lid, een onderdeel toegevoegd, luidende: cc. aanspraken:

1°. op vakantieverlof en compensatieverlof, voorzover deze aanspraken aan het einde van het kalenderjaar in totaal niet groter zijn dan overeenkomt met het vakantieverlof dat in het kalenderjaar is toegekend;

2°. op bij ministeriële regeling aan te wijzen geclausuleerd verlof;

3°. op verlof tijdens de in onderdeel v genoemde feestdagen.

2. Onder vernummering van het twaalfde lid tot dertiende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

12. Voorzover ingevolge het eerste lid, onderdeel cc, onder 1°, de totale aanspraken op vakantieverlof en compensatieverlof aan het einde van het kalenderjaar groter zijn dan overeenkomt met het vakantieverlof dat in het kalenderjaar is toegekend, wordt het meerdere geacht te zijn genoten bij het einde van het kalenderjaar of het einde van de dienstbetrekking zo deze in de loop van het kalenderjaar eindigt.

3. In het tot dertiende lid vernummerde lid wordt de tweede zin vervangen door: De bedragen, genoemd in de derde kolom van de in het elfde lid opgenomen tabel, worden bij het begin van het kalenderjaar van rechtswege vervangen door de overeenkomstige bedragen die bij het begin van het jaar krachtens artikel 11, zestiende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden vastgesteld ter vervanging van de bedragen, opgenomen in de derde kolom van de in het elfde lid van dat artikel opgenomen tabel.

ARTIKEL V

Deze wet treedt in werking met ingang van 1 april 2000.

Lasten en bevelen dat deze wet in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Staatssecretaris van Financiën,

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Naar boven