26 935
Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet privatisering ABP inzake de rechtspositie van personeel in dienst van door de gemeente voor het verzorgen van onderwijs in allochtone levende talen gesubsidieerde rechtspersonen die niet een school in stand houden

A
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 24 augustus 1999 en het nader rapport d.d. 25 november 1999, aangeboden aan de Koningin door de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 14 juni 1999, no. 99.002702, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen, drs. K.Y.I.J. Adelmund, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet met memorie van toelichting, houdende wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet privatisering ABP inzake de rechtspositie van oalt-leerkrachten in dienst van rechtspersonen die niet een school in stand houden.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 14 juni 1999, nr. 99.002702, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 24 augustus 1999, nr. W05.99.0279/III, bied ik U hierbij aan.

Het voorgestelde artikel V bevat de grondslag om bij ministeriële regeling regels te stellen teneinde tegemoet te komen aan mogelijk nadelige gevolgen van het wetsvoorstel voor bepaald personeel. Daarbij kan worden afgeweken van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 33 en 59 van de Wet op het primair onderwijs, de artikelen 33 en 62 van de Wet op de expertisecentra en de artikelen 153 en 180 van de Wet op het voortgezet onderwijs. In de memorie van toelichting wordt hieromtrent vermeld dat gemeenten tot dusverre nog geen gebruik maken van de sinds 1 augustus 1998 bestaande mogelijkheid om niet-schoolse instellingen te subsidiëren voor het verzorgen van onderwijs in allochtone levende talen (oalt), maar dat het niet uitgesloten kan worden dat één of meer gemeenten vóór de inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel daartoe alsnog overgaan. De desbetreffende oalt-leraren zouden met de inwerkingtreding van het wetsvoorstel van de ene op de andere dag een nieuwe rechtspositie krijgen. Dit zou eenmalige, niet precies te voorziene nadelige gevolgen kunnen hebben.

Gelet op de naar alle waarschijnlijkheid geringe omvang van de groep personen waarop de eventuele ministeriële regeling betrekking zal hebben en de onvoorzienbaarheid van de eventueel nadelige gevolgen van het wetsvoorstel voor deze groep personen, kan naar het oordeel van de Raad van State in het onderhavige geval in beginsel worden ingestemd met de mogelijkheid dat bij ministeriële regeling wordt afgeweken van het bepaalde bij of krachtens de wet. Hierbij neemt de Raad tevens in aanmerking dat de voorgestelde bepaling het doel van de afwijking aangeeft en dat de wettelijke bepalingen waarvan kan worden afgeweken uitputtend zijn genoemd. De Raad is evenwel van oordeel dat een dergelijke afwijking slechts van tijdelijke aard kan zijn. Hij adviseert dit in artikel V tot uitdrukking te brengen.

De Raad van State adviseert in artikel V tot uitdrukking te brengen dat de daar bedoelde mogelijkheid om bij ministeriële regeling af te wijken van het bepaalde bij of krachtens de wet, van tijdelijke aard is.

Hoewel het advies van de Raad van State daartoe geen aanleiding geeft, heb ik het gewenst geacht te bezien of de overgangsproblematiek niet op een andere wijze geregeld zou kunnen worden. Dit heeft ertoe geleid dat de inhoud van artikel V is gewijzigd in die zin, dat op een niet-schoolse instelling die op het tijdstip van inwerkingtreding van het wetsvoorstel door de gemeente wordt gesubsidieerd, de bestaande regeling van toepassing blijft gedurende de looptijd van het vigerende gemeentelijke oalt-plan. Een dergelijke instelling kan derhalve gedurende die periode andere activiteiten dan onderwijs in allochtone levende talen (blijven) ontplooien en haar personeel valt gedurende die periode niet onder het RPBO. Het is derhalve niet langer nodig om de mogelijkheid open te houden bij ministeriële regeling af te wijken van het bepaalde bij of krachtens de wet.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

K. Y. I. J. Adelmund


XNoot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven