26 935
Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet privatisering ABP inzake de rechtspositie van personeel in dienst van door de gemeente voor het verzorgen van onderwijs in allochtone levende talen gesubsidieerde rechtspersonen die niet een school in stand houden

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

Algemeen

Bij wet van 5 maart 1998, houdende wijziging van enkele onderwijswetten in verband met het onderwijs in allochtone levende talen en enkele technische aanpassingen (Stb. 148), is het mogelijk gemaakt dat het onderwijs in allochtone levende talen (oalt) ook kan worden verzorgd door rechtspersonen die niet een school als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra of deel II van de Wet op het voortgezet onderwijs in stand houden. Hierbij zijn tevens de deugdelijkheidaspecten van en het toezicht op het door deze rechtspersonen verzorgde oalt geregeld om een gelijkwaardige situatie met oalt door scholen te garanderen.

Waar het om een onderwijsactiviteit gaat waarop de bevoegdheidseisen van het reguliere onderwijs en het toezicht van de inspectie van toepassing zijn en waaraan eisen inzake het kwaliteitsbeleid worden gesteld, is het een voor de hand liggende zaak dat oalt-leraren in niet-schoolse instellingen niet een andere rechtspositie en salariëring krijgen dan hun collega?s op de scholen. Dit speelt des te meer wanneer een leraar een aanstelling bij zowel een school als een niet-schoolse instelling heeft.

Om die reden wordt in onderhavig wetsvoorstel geregeld dat ook voor het personeel van niet-schoolse instellingen die oalt verzorgen, het Rechtspositiebesluit onderwijspersoneel (RPBO) van toepassing is. In het verlengde daarvan worden tevens de regels omtrent het decentraal georganiseerd overleg, de commissie van beroep, het georganiseerd overleg en de verplichte aansluiting bij het Vervangingsfonds en het Participatiefonds van overeenkomstige toepassing verklaard op de niet-schoolse instelling, respectievelijk het bij die instelling in dienst zijnde personeel. Bovendien wordt dit personeel onder de werkingssfeer van de Stichting Pensioenfonds ABP gebracht.

Met dit voorstel worden de activiteiten van de betrokken rechtspersoon tot de onderwijsactiviteit oalt beperkt. Hiermee wordt voorkomen dat op het personeel binnen dezelfde rechtspersoon een verbrokkelde rechtspositieregeling van toepassing wordt. Van een dergelijke verbrokkelde rechtspositieregeling is immers sprake als voor de oalt-leraren de rechtspositieregeling geldt die van toepassing is op hun collega's op andere scholen, terwijl op het overige personeel een andere rechtspositieregeling van toepassing is. Tevens draagt deze beperking ertoe bij dat het criterium van de objectsubsidie bij deze instellingen goed in het verlengde komt te liggen van de criteria voor de instellingen die zijn aangegeven in artikel 2, eerste lid, van de Wet privatisering ABP, waarin de grote mate van financiële betrokkenheid van de overheid bij deze instellingen naar voren komt. Ten slotte voorkomt de beperking het ontstaan van onduidelijkheid of de zogenaamde niet-oalt-leerkrachten van een dergelijke instelling ook onder de werkingssfeer van de Stichting Pensioenfonds ABP zouden vallen. Het is niet de bedoeling dat dit personeel – anders dan de oalt-leerkrachten– als overheidswerknemer wordt aangemerkt. Uiteraard leidt deze beperking er niet toe dat dergelijke niet-schoolse activiteiten worden uitgesloten. Zij strekt er alleen toe dat die activiteiten dan in een aparte rechtspersoon moeten worden ondergebracht.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

A

Voor de toelichting op dit artikel wordt verwezen naar de algemene toelichting.

B

Het voorgestelde eerste en tweede lid zijn te vergelijken met het huidige artikel 176, eerste lid.

Het derde en vierde lid regelen de rechtspositie van het personeel van niet-schoolse instellingen die oalt verzorgen, en de daarmee samenhangende verplichtingen van de instellingen. Het RPBO zal op dit personeel van toepassing zijn. Bovendien wordt de instelling onder de werkingssfeer van het decentraal georganiseerd overleg en het georganiseerd overleg gebracht en wordt zij verplicht tot aansluiting bij een geschillencommissie georganiseerd overleg, een commissie van beroep, het Vervangingsfonds en het Participatiefonds.

Indien een niet-schoolse instelling door de gemeente wordt gesubsidieerd voor het verzorgen van oalt, kan zij in zoverre worden aangemerkt als een onderwijsinrichting in de zin van artikel 2, eerste lid, onder b, van het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen 1945 (BBA). Op de arbeidsverhouding van oalt-leraren, werkzaam aan dergelijke instellingen, is derhalve het BBA niet van toepassing. In plaats daarvan kunnen deze personeelsleden tegen ontslag en andere besluiten van het instellingsbestuur als bedoeld in artikel 60, eerste lid, beroep instellen bij de commissie van beroep. De uitspraak van de commissie is bindend voor het instellingsbestuur.

Het voorgestelde vijfde lid is inhoudelijk gelijk aan het huidige artikel 176, tweede lid.

Artikelen II en III

Deze wijzigingen zijn gelijkluidend aan de voorgestelde wijzigingen in de WPO (artikel I).

Artikel IV

Als gevolg van deze wijziging zullen werknemers van niet-schoolse instellingen die door de gemeente worden gesubsidieerd voor het verzorgen van oalt, onder de definitie van overheidswerknemer in de zin van de Wet privatisering ABP vallen, en daarmee onder de werkingssfeer van de Stichting Pensioenfonds ABP.

Artikel V

Gemeenten maken tot dusverre nog geen gebruik van de sinds 1 augustus 1998 bestaande mogelijkheid om niet-schoolse instellingen te subsidiëren voor het verzorgen van oalt. Het kan echter niet worden uitgesloten dat een of meer gemeenten vóór de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel alsnog overgaan tot het subsidiëren van niet-schoolse instellingen. Voor het geval zich dit mocht voordoen, bevat het voorgestelde artikel V een overgangsregeling die inhoudt dat op een niet-schoolse instelling die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet door de gemeente wordt gesubsidieerd, de oude regeling van toepassing blijft gedurende de looptijd van het vigerende gemeentelijke oalt-plan. Een dergelijke instelling kan derhalve gedurende die periode andere activiteiten dan oalt (blijven) ontplooien en haar personeel valt gedurende die periode niet onder het RPBO.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,

K. Y. I. J. Adelmund

Naar boven