nr. 1
KONINKLIJKE BOODSCHAP
Aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Wij bieden U hiernevens ter overweging aan een voorstel van wet houdende
wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
in verband met onder meer de wijziging van de termijn van vaststelling van
het hoger onderwijs- en onderzoeksplan.
De memorie van toelichting, die het wetsvoorstel vergezelt, bevat de gronden
waarop het rust.
En hiermede bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.
Oranjestad (Aruba)
23 november 1999
Beatrix
nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is om de tweejaarlijkse
termijn van het hoger onderwijs- en onderzoekplan te verlengen tot ten hoogste
vier jaren en daartoe de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt gewijzigd
als volgt:
A
Artikel 2.3, derde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Aan het slot van onderdeel a wordt toegevoegd: alsmede.
2. Onderdeel b vervalt.
3. Onderdeel c wordt verletterd tot onderdeel b.
B
Artikel 2.4 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. Het hoger onderwijs- en onderzoekplan wordt vastgesteld uiterlijk vier
jaar na het tijdstip van vaststelling van het vorige hoger onderwijs- en onderzoekplan.
2. Het tweede lid komt te luiden:
2. Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen biedt uiterlijk
zes maanden voorafgaand aan het moment waarop het hoger onderwijs- en onderzoekplan
uiterlijk moet zijn vastgesteld, een ontwerp van dat plan aan de beide Kamers
der Staten-Generaal aan.
C
In artikel 4.5, vijfde lid, vervalt de zinsnede «, behoudens het
bepaalde in artikel 10.22, eerste lid, en artikel 12.14, derde lid,».
D
Artikel 7.4, zesde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel b wordt vervangen door:
b. biologie, farmaceutische wetenschappen, informatica, natuur- en sterrenkunde,
scheikunde, scheikundige technologie, technische natuurkunde, technische wiskunde,
en wiskunde en statistiek aan de openbare universiteit te Groningen.
2. De onderdelen d tot en met i worden vervangen door:
d. biologie, farmaceutische wetenschappen, informatica, natuur- en sterrenkunde,
scheikunde, en wiskunde en statistiek aan de openbare universiteit te Leiden,
e. aardwetenschappen, biologie, biomedische wetenschappen, informatica,
kunstmatige intelligentie, natuur- en sterrenkunde, scheikunde, en wiskunde
en statistiek aan de openbare universiteit te Amsterdam,
f. aardwetenschappen, biologie, biomedische wetenschappen, informatica,
natuur- en sterrenkunde, scheikunde, en wiskunde en statistiek aan de openbare
universiteit te Utrecht,
g. aardwetenschappen, bedrijfswiskunde en informatica, biologie, biomedische
wetenschappen, farmaceutische wetenschappen, informatiekunde, kunstmatige
intelligentie, milieu- natuurwetenschappen, natuur- en sterrenkunde , scheikunde,
en wiskunde en statistiek aan de bijzondere universiteit te Amsterdam,
h. algemene natuurwetenschappen, biologie, informatica, milieu-natuurwetenschappen,
natuur- en sterrenkunde, scheikunde, en wiskunde en statistiek aan de bijzonder
universiteit te Nijmegen, en
i. technische informatica aan de Open Universiteit.
E
Artikel 7.56 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid, onderdeel b, wordt de tweede volzin vervangen door:
Bij de verdeling wordt het door alle betrokken instellingen gezamenlijk gedane
voorstel gevolgd. Dit voorstel wordt gedaan binnen twee maanden nadat Onze
minister aan de desbetreffende instellingen en aan de beide Kamers der Staten-Generaal
heeft bekendgemaakt dat hij het voornemen heeft een ministeriële regeling
vast te stellen.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. Een ministeriële regeling als bedoeld in het eerste lid wordt
uiterlijk vastgesteld op 1 mei van het jaar voorafgaand aan het studiejaar
waarin deze regeling voor het eerst van toepassing is.
ARTIKEL II
1. Deze wet treedt, met uitzondering van artikel I, onderdeel D, in werking
met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin zij
is geplaatst.
2. Artikel I, onderdeel D, treedt in werking met ingang van 1 september
2000.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,