26 903
Gemeentelijke herindeling in de Over-Betuwe

nr. 6
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 5 april 2000

1 Inleiding

Hierbij bied ik u aan de nota naar aanleiding van het verslag van uw Kamer van 24 februari 2000 met betrekking tot het wetsvoorstel gemeentelijke herindeling in de Over-Betuwe (kamerstukken II, 1999–2000, 26 903 nr. 5). Ik dank de leden van de verschillende fracties voor hun inbreng en ben verheugd dat de Tweede Kamer de opvatting van een zo snel mogelijke afhandeling van het herindelingstraject met mij deelt.

De leden van de PvdA-fractie hadden met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel. Zij waren van mening dat het wetsvoorstel past binnen de afspraken van het regeerakkoord, namelijk dat herindelingen waarmee een aanvang is gemaakt in principe conform de provinciale voorstellen worden uitgevoerd. De leden van de PvdA-fractie constateerden dat het draagvlak voor de voorgestelde herindeling in de zes bij dit wetsvoorstel betrokken gemeenten inmiddels groot genoemd mag worden en dat de betrokken gemeenten ook al een aardig eind op weg zijn met het voorbereiden van de voorgestelde vorming van twee gemeenten in het gebied. De leden van de VVD-fractie hadden met instemming kennisgenomen van het voorstel tot herindeling van de gemeenten in de Over-Betuwe. Zij gingen er van uit dat er door de herindeling twee nieuwe krachtige gemeenten Elst en Bemmel gaan ontstaan, die de bestuurlijke en maatschappelijke uitdagingen waar de Over-Betuwe de komende decennia voor staat, krachtig tegemoet kunnen treden. Zij konden instemmen met de keuze die is gemaakt voor twee afzonderlijke gemeenten. De leden van de CDA-fractie, de SGP-fractie en de fractie van D66 hadden met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel gemeentelijke herindeling in de Over-Betuwe. De fractie van GroenLinks liet zich er niet over uit in hoeverre het voorstel voldeed aan de voorwaarden waaraan de GroenLinks-fractie herindelingen toetst. De leden van de fracties van GPV en RPF konden begrip opbrengen voor het voorstel in de Over-Betuwe te komen tot vorming van twee gemeenten.

De leden van de PvdA-fractie vroegen waarom het, ten opzichte van het provinciale herindelingvoorstel niet gewijzigde, voorstel pas in het najaar van 1999 naar de Tweede Kamer gezonden is voor behandeling. Is daarmee niet onvoldoende recht gedaan aan de in overwegende mate vrijwillige medewerking van de betrokken gemeenten, zo wilden deze leden weten. De leden van de fractie van de VVD betreurden het dat het bijna vier jaar heeft geduurd voordat uiteindelijk het wetgevingstraject kon beginnen. Dat is voor de desbetreffende gemeenten een te lange periode. Zij waren van mening dat een dergelijke lange procedure in de toekomst dient te worden vermeden. Het betreft hier immers een situatie waarin de gemeenten gemotiveerd met het herindelingsproces zijn begonnen, maar waarbij het tempo op andere niveaus werd afgeremd. Hierdoor neemt het draagvlak voor dit doorgaans niet eenvoudige proces onder bestuurders en bevolking af.

Ook de leden van de fractie van het CDA constateerden dat het wetsvoorstel veel te lang bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in behandeling is geweest en vroegen de reden hiervan aan te geven.

Bij de start van het huidige kabinet trof mijn ambtsvoorganger de ontwerpregeling tot gemeentelijke herindeling in de Over-Betuwe van de provincie Gelderland aan. Na zijn aantreden heeft hij het eerst noodzakelijk geacht met de Tweede Kamer te overleggen over het algemene beleidskader zoals geschetst in de nota Krachtige gemeenten (Beleidsnotitie gemeentelijke herindeling, kamerstukken II, 1998/99, 26 331, nr. 1). Een belangrijk element in deze nota is de positie van de centrumgemeenten. In relatie tot het voorstel Over-Betuwe betitelde de gemeente Arnhem de voorstellen voor de Over-Betuwe als een herindeling «met de rug naar de centrumgemeente toe». Door deze herindeling zou de ontwikkeling van Arnhem op het gebied van woningbouw en bedrijvigheid worden geblokkeerd. Er zijn overleggen gevoerd met alle betrokken gemeenten en het provinciebestuur (tweemaal: vóór en na de verkiezingen voor provinciale staten). Pas toen er wat mijn ambtsvoorganger betreft een bevredigende oplossing was gevonden voor Arnhem is de voorbereiding van het voorstel verder afgerond. Ik kom hier nog op terug.

De leden van de fracties van de PvdA, de VVD en het CDA drongen aan op spoed. Zeker in verband met het draagvlak voor het voorliggende voorstel en het risico dat de gemeenten door uitstel van het proces zich mogelijk afzijdig zouden gaan opstellen. Daarbij komt nog de groeiende leegloop van het ambtelijk apparaat waardoor er extra kosten gemaakt moeten worden. De herindeling van dit gebied dient hoe dan ook per 1 januari 2001 van kracht te worden. Daarom is het van belang dat deze vragen per ommegaande worden beantwoord zodat beide Kamers het wetsvoorstel spoedig kunnen behandelen, aldus voornoemde leden.

Ik ben het met deze leden eens dat er alles aan gelegen moet zijn om deze herindeling per 1-1-2001 in te laten gaan. Met deze Nota naar aanleiding van het verslag meen ik dat dit mogelijk moet zijn.

De leden van de PvdA-fractie riepen in herinnering dat de provincie aanvankelijk met een voorstel was gekomen om de zes gemeenten te bundelen tot één sterke middengemeente tussen de stedelijke gemeenten Arnhem en Nijmegen. Waarom is dat voorstel niet opnieuw in overweging genomen? Bent u bekend met het feit dat de betrokken gemeenten onderkennen dat samenvoeging van de beide onderhavige nieuwe gemeenten op termijn niet uit te sluiten is, zo vroegen deze leden. Zijn in het open overleg met de betrokken gemeenten ook kleinschaliger varianten dan de in het wetsvoorstel voorgestelde serieus overwogen vroegen de leden van de SGP-fractie. Zo ja, welke zijn dat en hoe worden ze door de regering beoordeeld? Dezelfde leden hadden betreffende de gemeenten Heteren en Valburg uit de provinciale stukken kennis genomen van de HEDOVA-variant (een mogelijke samenvoeging van Heteren, Dodewaard en Valburg), die ook door de gemeenten zelf aan de orde gesteld was. Hoe wordt deze variant beoordeeld, aangezien deze in de memorie van toelichting niet aan de orde gekomen is? De leden van de fracties van de VVD en de SGP vroegen zich af wanneer de Tweede Kamer een herindelingsvoorstel voor samenvoeging van Dodewaard, Echteld en Kesteren tegemoet kan zien.

In het overleg als bedoeld in artikel 2 van de Wet algemene regels herindeling (Wet arhi) zijn door de provincie twee varianten in discussie gebracht, namelijk het vormen van één gemeente of een tweedeling. Een mogelijke driedeling (met een meer verstedelijkte gemeente Elst-Huissen, ten oosten een landelijke gemeente Bemmel-Gendt en ten westen Valburg-Heteren) is vóór genoemd overleg een punt van discussie geweest. Dit evenals de zogenoemde HEDOVA-of HEDOVA-plus-variant (een mogelijk samengaan van Heteren, Dodewaard en Valburg met eventueel Elst). Nadat de provincie de standpunten van de betrokken gemeenten had gepeild vielen de driedeling en de HEDOVA-optie af. Omdat deze opties tijdens het overleg en de verdere provinciale procedure geen rol meer hebben gespeeld, is aan deze opties in de memorie van toelichting geen aandacht meer besteed. Dodewaard is thans betrokken bij een herindelingsvoorstel met de ten westen van deze gemeente gelegen gemeenten Echteld en Kesteren, waarbij een deel van de gemeente Echteld, waar een regionaal bedrijventerrein wordt ontwikkeld, overgaat naar de gemeente Tiel. De conceptontwerpregeling is recent ter vaststelling aan provinciale staten voorgelegd. De conceptontwerpregeling is op 27 maart 2000 door de Commissie Algemene Zaken uit provinciale staten behandeld.

In de nota «Vergelijkt zo gij wilt» van 7 mei 1996 heeft het provinciaal bestuur aangegeven – nadat de Over-Betuwse gemeenten hun voorkeursvarianten hadden uitgesproken – dat ondanks haar aanvankelijke voorkeur voor de vorming van één grote gemeente in de Over-Betuwe, ook een tweedeling verdedigbaar werd geacht. Daarbij werd eraan gehecht dat het multimodaal transport centrum (MTC) in ieder geval op het grondgebied van één gemeente zou worden gerealiseerd.

Het huidige voorstel wordt door alle betrokken gemeenten ondersteund. Ik heb dan ook geen aanwijzingen dat de betrokken gemeenten van mening zouden zijn dat er toch één gemeente zou moeten worden gevormd.

De leden van de fractie van de PvdA viel het op dat de grens tussen de nieuwe gemeenten gevormd wordt door de grenzen van de huidige gemeenten en dat geen bijstelling plaatsvindt door de grens samen te laten vallen met de autoweg die beide gemeenten scheidt in een oostelijk en een westelijk georiënteerd gedeelte van de Over-Betuwe.

Overeenkomstig de wens van de gemeentebesturen heeft het provinciebestuur gekozen voor handhaving van de huidige buitengrenzen van de combinatie Elst/Heteren/Valburg en Bemmel/Gendt/Huissen. Wel is inmiddels per 1 januari 2000 een grenscorrectie tussen de gemeenten Elst en Bemmel effectief geworden. Een als gevolg daarvan aangepaste kaart vindt u hierbij.1

2 De inhoud van het wetsvoorstel

Hoe wordt de invloed van de toekomstige grote infrastructurele projecten op de samenhang van de twee nieuw te vormen gemeenten? De leden van de fractie van de PvdA dachten daarbij aan de verlenging van de A15, de westtangent, de hoogwaardig openbaar vervoervoorziening (HOV) en het realiseren van de westelijke wijk van het zuidelijk deel van Arnhem in het algemeen.

De toekomstige infrastructurele projecten zullen naar de mening van de provincie geen negatieve invloed hebben op de samenhang van de nieuw te vormen gemeenten Elst en Bemmel. De huidige gemeenten Elst, Heteren en Valburg worden al sedert jaren doorsneden door de A-50, de A-15 en de spoorlijn. Toch heeft dat geen negatieve invloed op de samenhang in de bestaande gemeenten gehad. Er is derhalve geen reden om aan te nemen dat de geschetste toekomstige projecten dat wel zouden hebben.

De A-325 en het HOV-systeem dat eveneens noord-zuidwaarts langs de A-325 zal worden ontwikkeld zullen naar verwachting kunnen bijdragen aan de samenhang in bedoelde gemeenten.

De nieuwe gemeente Elst

Welke woningbouwbehoefte doet zich de komende 20–25 jaar in de nieuw te vormen gemeente Elst voor en waar zal deze gerealiseerd gaan worden, zo vroegen de leden van de fractie van de VVD.

Gebaseerd op het provinciale Uitvoeringsprogramma woningbouw (UPV) en het regionale structuurplan van het Regionaal openbaar lichaam Knooppunt Arnhem-Nijmegen (KAN) is de woningbehoefte geraamd op:

 1995–20042005–2014totaal
Elst28206503 470
Heteren8502801 130
Valburg10803701 450
Totaal Over-Betuwe47501 3006 050

Op basis van een recente inventarisatie van het KAN verwacht men dat men dat deze woningen, hoewel er voor een klein aantal nog ruimte gevonden dient te worden, zonder problemen binnen de nieuw te vormen gemeente Elst gerealiseerd kunnen worden.

Multimodaal transportcentrum

De leden van de fracties van GPV en RPF vroegen wat de stand van zaken is ten aanzien van het Multimodaal transportcentrum. Hoe zullen de bestuurlijke verantwoordelijkheden in de toekomst zijn verdeeld? Met verbazing hadden de leden van de VVD-fractie kennisgenomen van de passage in de memorie van toelichting over de ontwikkeling van het multimodaal transportcentrum (MTC) en de nieuw te vormen gemeente Elst. Acht de minister de nieuw te vormen gemeente Elst in bestuurlijke zin niet voldoende krachtig om de aan haar toebedeelde rol bij de ontwikkeling van een MTC te vervullen, zo vroegen deze leden.

De passage in de memorie van toelichting bedoelde te verduidelijken dat een ontwikkeling als een MTC een zeer complex geheel is, waarin vele partners participeren. In een dergelijke projectorganisatie zijn gemeenten betrokken, evenals de regionale partners, private partners, provinciale instanties en de rijksoverheid. Een gemeente kan en moet daarin wel een belangrijke rol spelen maar vele beslissingen overstijgen het gemeentelijk niveau. Hoe gecompliceerd dit project is moge blijken uit de volgende verduidelijking. In het «Streekplan Gelderland 1996» is de toekomstige ontwikkeling van het MTC vastgesteld. In november 1997 heeft het KAN als bevoegd gezag de milieu-effectrapportage (MER) MTC en de projectnota MER MTC aanvaard en vervolgens het resultaat verwerkt in het Regionaal structuurplan KAN. Dit plan is in april 1998 vastgesteld door de KAN-raad en in juni 1998 door gedeputeerde staten van Gelderland goedgekeurd, onder meer voor wat betreft het MTC. Tegen de goedkeuring is een aantal beroepsschriften ingediend bij de Raad van State, waarvan vijf tegen het MTC waaronder een beroepsschrift van de gemeente Valburg tegen het onderdeel haven van het MTC. Thans wordt een ontwerpbestemmingsplan voor het MTC voorbereid.

Naast het ruimtelijke spoor wordt door de projectorganisatie gewerkt aan het tot stand brengen van een publiek private samenwerkings(PPS)-overeenkomst met private partijen. Daartoe wordt overleg gevoerd met private partijen die bereid zijn te investeren of al hebben geïnvesteerd in de ontwikkeling van het MTC (er is inmiddels circa 180 ha grond verworven). Ter voorbereiding van één en ander is thans een voorstel met statuten en ondernemingsplan voor de oprichting van het Ontwikkelingsbedrijf MTC Valburg in procedure bij provinciale staten, de KAN-raad en de gemeenteraden van Arnhem, Nijmegen, Elst en Valburg. Naar aanleiding van dit voorstel is de private partijen gevraagd ook hun oordeel en bereidheid tot participatie uit te spreken als aanloop naar de PPS.

Voorts wordt in overleg met alle partijen gewerkt aan een meer gedetailleerde uitwerking van de financiële onderbouwing en exploitatie van het MTC.

In antwoord op de vraag van de leden van de fracties van het GPV en de RPF naar de verdeling van de toekomstige bestuurlijke verantwoordelijkheden merk ik op dat er in de toekomst sprake zal zijn van twee sterke randgemeenten in de Over-Betuwe tussen de centrumgemeenten Arnhem en Nijmegen in. In een projectmatig werkend KAN-bestuur, dat samen met de provincie en de inliggende gemeenten vanuit de inhoud de problemen aanpakt en de kansen voor het gebied benut gebaseerd op een samenwerkingstraditie, kan de nieuwe gemeente Elst een belangrijke partner zijn bij de ontwikkeling van het MTC.

De nieuwe gemeente Bemmel

De leden van de fractie van de SGP vroegen of de ratio van de herindeling niet was vervallen nu volgens de gemeente Bemmel bij brief van 7 januari 2000 de vier in de memorie van toelichting geformuleerde uitdagingen (woningbouw, vervangende locatie voor glastuinbouw, bedrijvigheid en beheer van kwetsbare natuurgebieden aan rivieroevers) reeds goeddeels gerealiseerd zijn. Is er bij de gemeenten Bemmel, Huissen en Gendt – nu of in de nabije toekomst – sprake van bestuurlijke knelpunten die door de herindeling opgelost kunnen worden, wilden deze leden weten.

In het kader van een duurzame gemeentelijke herindeling in de Over-Betuwe is op uitdrukkelijke wens van de gemeentebesturen gekozen voor de nu voorgestelde oplossing. Daarvoor is niet alleen bepalend of Bemmel, zoals wordt aangegeven, een aantal uitdagingen goeddeels heeft gerealiseerd. Niet kan worden ontkend dat de gemeente een krachtige inspanning heeft verricht die heeft bijgedragen aan de ontwikkelingen in het KAN. De ratio van de herindeling is hiermee echter geenszins vervallen. Ook in de toekomst zal het gebied een verdere ontwikkeling doormaken waarvoor krachtige gemeenten in de Over-Betuwe tussen de twee steden Arnhem en Nijmegen noodzakelijk zijn. Het is van belang dat in het «kerngebied» van het KAN sterke gemeenten ontstaan die in evenwicht met elkaar de samenwerkingstraditie kunnen voortzetten die daar is ontstaan. De nieuw te vormen gemeente is van voldoende kaliber om de komende 25 jaar haar taken te kunnen (blijven) uitvoeren.

Ook de gemeente Bemmel is hiervan steeds voorstander geweest.

De leden van de CDA-fractie vroegen de passage in de memorie van toelichting aan te passen daar waar het de hogesnelheidslijn en de glastuinbouw betreft en vroegen zich af of het waar is dat de gemeente Gendt noch de raadsfracties echte inspraak hebben gehad in de voorgenomen herindeling.

De hogesnelheidslijn zal langs Arnhem lopen en doorsnijdt de Over-Betuwe dus niet. Voor wat betreft de glastuinbouw is een groot deel van de benodigde vervangende ruimte gevonden in de huidige gemeente Huissen en voor een kleiner deel op huidig Bemmels grondgebied. Tot slot is ook in de kern Oosterhout (gemeente Valburg) voorzien in een deel van de vervangende ruimte.

Evenals de overige betrokken gemeenten is met Gendt in het kader van het overleg ingevolge artikel 2 van de Wet arhi meermalen gesproken. In die fase heeft op verzoek van de gemeente nog een extra overleg plaatsgevonden. Ook heeft de raad conform het bepaalde in de Wet arhi haar standpunt gegeven. Als enige gemeente heeft Gendt daarenboven in het kader van de procedure ex artikel 285 van de Gemeentewet een verzoek om een oordeel gedaan aan de minister. De minister heeft op advies van de commissie van onafhankelijke deskundigen genoemd in datzelfde artikel geoordeeld dat aan het belang van de gemeente Gendt in de overwegingen die aan het provinciale voorstel ten grondslag lagen dan wel bij de voorafgaande procedure voldoende recht was gedaan.

De leden van de CDA-fractie vroegen of er sprake was van een vrijwillige herindeling. Zij erkenden de groene plattelandsstructuur in de gemeente Gendt. Blijft deze structuur in de toekomstige gemeente aanwezig? Op welke wijze blijft de sociale structuur aandacht houden in de nieuwe gemeente?

Voor wat betreft de combinatie Bemmel/ Gendt/ Huissen hebben Bemmel en Huissen zich vanaf het begin van de procedure uitgesproken voor een samenvoeging van de drie gemeenten. De gemeenteraden van Bemmel en Huissen hebben de gehele procedure aangegeven dat er naar hun mening bij de vorming van een nieuwe gemeente sprake is van:

«een aansluiten bij de criteria die voor de beoordeling van de functionaliteit van een dergelijke gemeente gelden. Er is sprake van een heldere geografische begrenzing, een herkenbare identiteit en sociaal culturele verbondenheid, voldoende draagvlak en ruimte voor de toekomstige lokale taakstelling en de mogelijkheid tot de vorming van een adequate bestuurlijke en ambtelijke organisatie.» Na het hiervoor gememoreerde oordeel van de minister heeft ook Gendt zich uitgesproken voor de samenvoeging. Uitgangspunt voor de gemeenten is een samenvoeging met handhaving van de huidige buitengrenzen. Nadat Arnhem een claim heeft gelegd op het grondgebied van de andere nieuw te vormen gemeente Elst hebben Bemmel en de CDA-fractie uit Gendt hierop gereageerd.

In de nieuw te vormen gemeente Bemmel zal de bewaking van de groene functie goed gestalte kunnen krijgen. In hoeverre de sociale structuur van de nieuw te vormen gemeente aandacht zal krijgen is uiteraard afhankelijk van het beleid van de nieuwe gemeente. Naar de mening van de provincie bestaat er geen enkele aanleiding om te twijfelen aan voldoende aandacht hiervoor van de nieuwe gemeente Bemmel.

De nieuwe gemeenten willen de burgers na de herindeling actief betrekken bij de politiek. De werkwijze via wijk- en dorpsraden wordt verder uitgewerkt. Op welke wijze wil de minister deze uitwerking ondersteunen, wilden de leden van de CDA-fractie weten?

Ik hecht groot belang aan binnengemeentelijke decentralisatie en deconcentratie. Het behoort echter vanzelfsprekend tot de bevoegdheid van de nieuwe gemeenten om een uitwerking aan de rol van binnengemeentelijke decentralisatie of deconcentratie en de verschillende mogelijkheden te geven. Het nieuwe gemeentebestuur zal in samenspraak met de burgers, en met gebruikmaking van de ervaringen elders, op dit terrein de inzet moeten bepalen en een keuze moeten maken. Inmiddels zijn er voldoende varianten van binnengemeentelijke decentralisatie en deconcentratie in den lande voorhanden, die de nieuwe gemeentebesturen tot inspiratie kunnen dienen.

Arnhem

De leden van de PvdA-fractie beoordeelden de voorgestelde herindeling vanuit het perspectief van de knelpunten van de centrumgemeente Arnhem. Zij vroegen dan ook welk gewicht de belangen van deze centrumgemeente bij de uiteindelijke beoordeling door de minister van het provinciale voorstel in de schaal hebben gelegd. De gemeente Arnhem heeft in goed overleg met de provincie een onderzoek laten doen naar de knelpunten en oplossingsrichtingen voor de gemeente Arnhem en haar randgemeenten. Is het de minister bekend waarom dit rapport niet tot nadere behandeling in en vaststelling door provinciale staten is gekomen? In het verlengde van deze vraag vroegen de leden van de D66-fractie of er kon worden ingegaan op de veelgehoorde klacht dat de provincie weinig heeft overlegd met de gemeente Arnhem.

Het rapport van Coopers & Lybrand «Grootstedelijke uitdagingen: «Integraliteit zonder polariteit» (onderzoek naar de effectiviteit van een gemeentelijke herindeling voor Arnhem), waaraan een gezamenlijke opdracht van provincie en gemeente ten grondslag ligt, constateert dat een forse gemeentelijke herindeling -het totale stedelijke verzorgingsgebied toevoegen aan Arnhem- de beste ondersteuning geeft voor de speerpuntaanpak van de grootstedelijke problematiek. Dit betekent dat Arnhem pleit voor een toevoeging van tenminste een fors deel van het grondgebied van de randgemeenten aan de stad.

Het rapport lag ten grondslag aan diverse besprekingen tussen gedeputeerde staten en het college van burgemeester en wethouders van Arnhem. De provincie heeft op de volgende data formeel overleg gehad met Arnhem over de uitbreidingswens: 18 juni 1996, 15 april 1997, 21 april 1997, 10 oktober 1997, 26 februari 1998 en 2 september 1999. In de tussenliggende periode hebben daarnaast ambtelijke overleggen plaatsgevonden. Het eerstvolgende overleg -overeenkomstig de wens van de betrokkenen- zal plaatsvinden na de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel gemeentelijke herindeling in de Over-Betuwe.

Het rapport van Coopers & Lybrand is niet in de staten behandeld maar over de conclusies is wel in de Commissie Algemene Zaken uit provinciale staten gediscussieerd. De visie van de gemeente Arnhem hebben gedeputeerde staten meegewogen in de overwegingen ten aanzien van het herindelingsplan voor de Over-Betuwe. Vanuit de bestuurlijke verantwoordelijkheid voor het hele KAN-gebied hebben gedeputeerde staten na afweging van de belangen van Arnhem en die van de omringende gemeenten in april 1997 de provinciale notitie «Toekomstige bestuurlijke ontwikkelingen» vastgesteld. De provinciale visie houdt in dat men uitgaat van een sterke centrumstad met voldoende expansiemogelijkheden, omgeven door sterke randgemeenten. Provinciale staten hebben ingestemd met dit standpunt van gedeputeerde staten. De wijze waarop de provincie dit wil bereiken is een andere dan die Arnhem voorstaat.

In het bestuurlijk overleg van 10 mei 1999 is overeengekomen dat indien Arnhem kan aantonen dat op korte termijn (ook als dat binnen tien jaar is) uitbreiding van grondgebied ten behoeve van woningbouw nodig is, de provincie zal bevorderen dat er een grenscorrectie in de richting van Heteren wordt gerealiseerd. In de brief van 12 januari 2000 aan de voorzitter van de Vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft de provincie nog eens aangegeven zich gebonden te achten aan deze afspraak die zij met mijn ambtsvoorganger heeft gemaakt ten aanzien van Arnhem. Overigens geeft de provincie daarbij aan deze gebiedsaanspraken van Arnhem pas na 2015 te verwachten.

Juist de afspraak tussen gedeputeerde staten en mijn ambtsvoorganger heeft bij de leden van diverse fracties vele vragen opgeroepen. De leden van de fracties van PvdA, VVD, CDA en GroenLinks vroegen om helderheid over de feitelijke woningbouwbehoefte van Arnhem. Waarom wordt nu gekozen voor een periode van tien jaar, terwijl andere documenten (bijvoorbeeld de brief van de provincie Gelderland d.d. 12 januari 2000) refereren aan de periode tot minimaal 2015 respectievelijk 2020, zo vroegen de leden van de VVD-fractie. Is de ruimtebehoefte voor woningbouw tot 2020 ten behoeve van Nijmegen en Arnhem feitelijk al voldoende opgelost, wilden deze leden weten. De leden van de D66-fractie en die van het GPV en de RPF achtten het nu al zinspelen op een mogelijke grenscorrectie ten gunste van Arnhem voorbarig. De leden van de SGP-fractie waren van mening dat een grenscorrectie de nieuw te vormen gemeente de komende jaren niet als een zwaard van Damocles boven het hoofd mag hangen.

Allereerst hadden alle leden behoefte aan een feitelijk onderbouwd inzicht in de woningbouwbehoefte van Arnhem tot 2015 rekening houdend met de Vinex-locaties die reeds worden ontwikkeld in de Over-Betuwe. Daarnaast wilden zij in dit verband weten in hoeverre de reeds uitgevoerde grenscorrecties «de Spoorsprong» ten gunste van Arnhem en «de Waalsprong» ten gunste van Nijmegen voldoende soelaas bieden voor de woningbouwbehoefte voor de komende 25 jaar. In hoeverre zijn er mogelijkheden om de ruimteproblemen van Arnhem op te lossen binnen de huidige samenwerkingsstructuur van het KAN, zo vulden de leden van de fractie van de SGP aan.

Deze leden wezen terecht op het dilemma dat deze herindeling oproept: Arnhem wil met het oog op de toekomst kunnen uitbreiden en wil over deze uitbreidingsmogelijkheden zekerheid. Deze behoefte komt mede voort uit de wetenschap dat een stadsprovincie voor dit gebied geen realistisch perspectief meer is en dat het Regionaal openbaar lichaam Knooppunt-Arnhem-Nijmegen (KAN) een einddatum heeft van 2003. Er bestaat nog geen zekerheid over het vervolg ervan.

Ook de nieuw te vormen gemeente Elst wil zekerheid over het perspectief van haar gemeente. Een mogelijke grenscorrectie ten gunste van Arnhem die boven de markt hangt zou mogelijk een negatief effect op de zorg en het onderhoud van dat gebied hebben, zo vreesden de leden van de fractie van de PvdA. Die gewenste zekerheid is momenteel moeilijk te verkrijgen. De hardheid van woningbouwprognoses beperkt zich tot de streekplanperiode, die hier in 2005 afloopt. Cijfers voor de periode erna zijn beredeneerde extrapolaties en indicatieve ramingen die in hardheid afnemen naarmate men verder in de tijd kijkt. Bevolkings- en woningbehoefteprognoses en dus ook woningbouwprognoses zijn mede afhankelijk van maatschappelijke ontwikkelingen die de fysieke mogelijkheden op de middellange termijn beïnvloeden.

De provincie heeft mij de volgende ramingen doen toekomen. Daarin heeft de provincie gebruik gemaakt van het huidige provinciale streekplan en van het regionale (KAN) en gemeentelijke structuurplan. Het provinciale streekplan heeft een looptijd tot 2005 en hanteert daarna een doorkijk naar 2015, die nog geen hardheid heeft. Ook het regionale structuurplan KAN kent een planhorizon tot 2005 met een doorkijk naar 2015. De gemeentelijke planperiode loopt van 2000–2009.

Hier volgen de woningbouwmogelijkheden van het KAN en Arnhem, conform de Vinex-afspraken en het provinciale Uitvoeringsprogramma woningbouw 1997 (afgerond op 100-tallen; de periode na 2004 is indicatief):

 1995–20042005–2014totaal
KAN-gebied36 60020 00056 600
Arnhem7 5006 40013 900
– inbreidingslocaties (BSG)3 3002 1005 400
– Schuytgraaf2 2004 3006 500
– overige uitbreidingen2 0002 000

De productie en planning van de woningbouw in Arnhem bedraagt conform de gemeentelijke nota Woningbouwplanning 1999–2010, CBS-gegevens:

 1995–20042005–20092010–2014totaal
Arnhem8 5503 9501 300 + pm13 800 + pm
– inbreidingslocaties3 2501 950pm5200 + pm
– Schuytgraaf3 2002 0001 3006 500
– overige uitbreidingen21002 100

Het KAN heeft halverwege 1999 een onderzoek uitgevoerd naar aanvullende, potentiële woningbouwmogelijkheden. Het betreft hier aanvullende ruimte ten opzichte van de bekende locaties ten tijde van het opstellen van het Uitvoeringsconvenant Vinex (medio 1995). Hiervoor hebben met name de gemeente Arnhem en Nijmegen een inschatting van de benodigde aanvullende ruimte gegeven.

 2000–20042005–2014totaal
KAN-gebied6 6005 300 + pm11 900 + pm
Arnhem1 000 900 1 900

Op basis van dit beeld en gelet op de opgedane ervaringen is het aannemelijk dat in de loop van de tijd meer ruimte op binnenstedelijke locaties beschikbaar komt dan vooraf werd voorzien. Het KAN heeft uit deze inventarisatie de conclusie getrokken, dat er in de toekomst op binnenstedelijke locaties voldoende ruimte is om te kunnen voorzien in de woningbehoefte tot minimaal 2015 en mogelijk nog langer.

Het KAN kan inderdaad binnen de huidige samenwerkingsstructuur ruimteproblemen van Arnhem oplossen. Bij de verdeling van de woningbouwmogelijkheden wordt in beginsel uitgegaan van de functie van de desbetreffende gemeenten en kernen. Daarnaast wordt ook in ogenschouw genomen de beschikbaarheid van ruimte gelet op de bestaande beleidskaders van Rijk en provincie. Het KAN verdeelt de aantallen te bouwen woningen binnen de regio. Daarbij is sprake van interactie tussen KAN, betrokken gemeenten en de provincie. De laatste toetst de samenwerking aan haar eigen beleid van ruimtelijke ordening, economie en volkshuisvesting.

De cijfers van provincie en KAN enerzijds en die van Arnhem anderzijds verschillen niet te zeer. Op basis van deze cijfers concludeert de provincie dan ook dat de Spoorsprong en de andere locaties voor de gemeente Arnhem voldoende ruimte bieden voor de periode tot en met 2014. Arnhem daarentegen geeft na 2009 nog een aantal pm posten aan op de planning hetgeen erop wijst dat Arnhem vanaf dat tijdstip verwacht meer woningen nodig te hebben, maar daarbij nu nog niet aan een bepaald aantal denkt. Een mogelijke verklaring voor het verschil in inzicht tussen Arnhem en de provincie is dat Arnhem meer en sneller wil bouwen dan de provincie in haar tot nu toe vastgestelde programma heeft aangegeven. Daarvoor is overigens een nieuw streekplan noodzakelijk waarin een dergelijke groei voor Arnhem zou kunnen worden vastgelegd. Ook de mogelijkheid van Arnhem om te groeien naar een stad van 350 000 inwoners, hetgeen haar ambitie is, zou allereerst in het streekplan moeten worden vastgelegd. Dit in antwoord op de vraag van de fractie van GroenLinks naar de ambitie van de gemeente Arnhem. Voor Nijmegen is de Waalsprong in combinatie met andere locaties die binnen de stad vrijkomen naar verwachting voldoende voor de langere termijn. Nijmegen heeft dan ook niet gereageerd op dit wetsvoorstel.

Waarom hanteert men in dit verband een termijn van 10 jaar? Waarom geven de cijfers soms 2015 of 2020 aan? Moet een gemeentelijke herindeling niet gebaseerd zijn op een periode van 25 jaar, wilden de leden van de fracties van de VVD en D66 weten. Ook de leden van de fracties van de PvdA, CDA, GroenLinks, GPV, RPF en SGP benadrukten de duurzaamheid van de nu aan de orde zijnde herindeling.

De provincie Gelderland geeft in haar toezegging aan dat als Arnhem kan aantonen dat het onvoldoende ruimte voor woningbouw heeft – ook al is dat binnen 10 jaar – zij een grenscorrectie zal bevorderen in de richting van het huidige Heteren. De termijn van 10 jaar wordt hier genoemd om de ernst van de toezegging te benadrukken. Hoewel de provincie er momenteel van overtuigd is dat op een dergelijke korte termijn zich geen tekort zal voordoen, wil ze zich in het tegenovergestelde geval niet verschuilen achter termijnen dat een herindeling onaantastbaar is.

Zoals hierboven al is aangegeven, worden de jaartallen gehanteerd in relatie tot planologische gegevens, die overigens ook naarmate ze verder in de tijd liggen onzekerder worden.

Los daarvan blijft bij een herindeling het uitgangspunt dat een gemeente voor de komende 25 jaar robuust en stevig genoeg dient te zijn voor de toekomstige ontwikkelingen in de eigen gemeente en als partner voor mede-overheden. Ik ben van mening dat de twee gemeenten die nu worden gevormd de toets van de komende 25 jaar goed aankunnen. Dat neemt niet weg dat ook tijdens die periode een grenscorrectie noodzakelijk kan blijken te zijn. Ik acht dat moment gelet op de aannames van provincie en KAN nu nog niet aangebroken.

De leden van de fractie van de PvdA wezen daarbij op het risico dat de nieuwe gemeente Elst onvoldoende beheer en onderhoud zou kunnen plegen aan het beoogde gebied. De provincie is ervan overtuigd op basis van het tot nu toe gevoerde overleg met de alle betrokkenen, dat hiervoor geen vrees behoeft te bestaan. De nieuwe gemeente Elst zal als «een goed huisvader» voor het betrokken gebied zorgen. Ik ben van mening dat hier een reëel risico wordt aangestipt. De provincie zou hier een belangrijke toezichthoudende rol kunnen spelen. De provincie dient deze rol eveneens te vervullen in relatie tot handelingen die een eventuele latere grenscorrectie zouden kunnen hinderen.

Daarnaast wilden de leden van de fracties van CDA, GroenLinks en SGP inzicht hebben in de behoefte aan bedrijventerreinen van Arnhem.

De gemeente Arnhem gaat – in haar conceptstructuurschets van 14 december 1999 – voor de toekomst uit van (additionele) bedrijventerreinontwikkelingen buiten de gemeentegrens, te weten in:

– De Liemers (Duiven/ Zevenaar) A12 zone;

– Over-Betuwe (Heteren) A15 zone en

– Over-Betuwe (Huissen/ Bemmel) aan (de t.z.t. door te trekken) A15-A18

Per 1-1-1999 was in Arnhem/Duiven/Westervoort nog een terstond uitgeefbare voorraad van 97 ha. Op basis van de Streekplanuitwerking Regionale bedrijventerreinplanning 1997 (gemiddeld per jaar 9 ha) is deze voorraad toereikend tot 2009. Gelet op de feitelijke uitgifte in de periode 1995–1998 is genoemde voorraad naar verwachting niet tot 2009 toereikend. In Arnhem zelf kan additioneel nog 124 ha aan bedrijfsterreinen worden ontwikkeld.

Tussen 2010–2020 zijn de fysieke mogelijkheden om bedrijventerrein binnen de (huidige) gemeentegrenzen van Arnhem te ontwikkelen zeer waarschijnlijk uitgeput.

In het genoemde overleg van 10 mei 1999 heeft de provincie aangegeven dat in het kader van een mogelijke herindeling in de Liemers ook een grenscorrectie ten behoeve van de gemeente Arnhem aan de orde zou kunnen komen.

Voor een beslissing daarover wachtte het provinciebestuur nog op de uitkomst van de rapportage van de Stuurgroep krachtige gemeenten, die de Liemers in haar analyse heeft meegenomen. Deze rapportage is op 3 april 2000 aan de Tweede Kamer aangeboden.

Het accommoderen van Arnhemse groei qua bedrijvigheid in Heteren, Huissen/Bemmel en Zevenaar is strijdig met het vigerend provinciaal RO- beleid. Heroverweging van dit beleid is – in de regel – pas aan de orde in het kader van een nieuw op te stellen streekplan, dat pas na 2005 van kracht kan zijn.

Naamgeving

De gemeenteraden van Elst, Heteren en Valburg hebben bij gelijkluidend besluit gekozen voor de nieuwe gemeentenaam Overbetuwe.

De leden van de fracties van de PvdA, D66, het GPV en de RPF vroegen of het niet democratischer en dus wenselijk is, dat de gemeenteraad van de nieuwe gemeente over de naam van de gemeente beslist. Ook de leden van de fractie van GroenLinks, die bij brief een suggestie voor een nieuwe gemeentenaam hadden ontvangen – de naam Herelsburg, een samenvoeging van de namen Heteren, Elst en Valburg – vroegen een standpunt over de naamvoering van de nieuwe gemeente.

De leden van de fractie van het CDA waren van mening dat de suggestie Overbetuwe overgenomen zou moeten worden.

Daarbij stelden de leden van de fractie van het GPV en de RPF het probleem aan de orde dat met deze naam wordt gesuggereerd dat de nieuwe gemeente de hele Over-Betuwe bestrijkt.

Allereerst ga ik uit van de bevoegdheid van de raad van een gemeente om op grond van artikel 158 van de Gemeentewet de gemeentenaam te wijzigen. Wel moet er minstens een jaar tijd zitten tussen het raadsbesluit tot naamswijziging en de datum van ingang. Het is al jaren goed gebruik dat de naam in het wetsvoorstel wordt aangepast als de betrokken gemeenteraden het daar tijdig over eens zijn, blijkend uit gelijkluidende besluiten. Dit onder andere ter voorkoming van extra kosten. Tevens gaat de nieuwe gemeente direct van start met haar nieuwe naam wat aan een nieuwe start een belangrijke impuls kan geven. Er was daarom al aan de betrokken gemeenten gemeld dat bij deze nota naar aanleiding van het verslag een nota van wijziging zou worden ingediend. Door de indiening van het amendement van het lid Van den Doel (kamerstukken II, 1999–2000, 26 903 nr. 4) met dezelfde strekking is dit nu niet meer noodzakelijk. Overigens speelt de Tweede Kamer zelf bij de naamgeving soms een belangrijke rol. Ik refereer bijvoorbeeld aan het amendement met de naamswijziging Geertruidenberg bij de gemeentelijke herindeling in de samenwerkingsgebieden Midden-Brabant, Breda en Westelijk Noord-Brabant en in een gedeelte van de samenwerkingsgebieden Zuidoost-Brabant en 's-Hertogenbosch (kamerstukken II, 1995–1996, 24 571 nr. 54). Indien de gemeenteraad van de nieuwe gemeente toch niet gelukkig mocht zijn met de naam «Overbetuwe» kan zij daar altijd op terug komen. Die kan dan ook bepalen in hoeverre de naam van de gemeente Overbetuwe mogelijk verwarring schept met het gebied Over-Betuwe, een situatie overigens die wel vaker voorkomt: zoals Groningen en Utrecht.

In dit verband wezen de leden van de PvdA-fractie op het steeds vaker opduikende probleem dat de namen van gemeenten als internet-domeinnaam geclaimd worden door bedrijven, voordat de gemeenten zelf daar vooruitlopend op het ontwikkelen van elektronische dienstverlening aan de burgers toe zijn overgegaan. Deze leden vroegen of het vanwege het gemakkelijk vindbaar zijn van de lokale overheid op internet niet wenselijk zou zijn dat de minister er, in ieder geval bij gemeenten die na herindeling een nieuwe nog niet geclaimde naam zullen kiezen, op aandringt een aantal mogelijke namen tijdig als domeinnaam te laten registreren bij de Stichting Domeinregistratie.

De kwestie met betrekking de domeinnamen is tijdens het Algemeen Overleg over Elektronische Overheid op 22 februari 2000 aan de orde gekomen. Het blijkt dat een aantal gemeenten geen mogelijkheid meer hebben om hun gemeentenaam als domeinnaam te registreren, omdat ze hun «nieuwe» naam niet tijdig hebben vastgelegd. Minister van Boxtel heeft met de VNG overleg gehad over deze kwestie en gemeenten, provincies en waterschappen hebben inmiddels van de Helpdesk. Overheid.nl een schrijven, d.d. 7 maart 2000, ontvangen waarin geadviseerd wordt zo snel mogelijk de organisatienaam te laten registreren bij de Stichting Internet Domeinregistratie Nederland.

3. Financiële aspecten

Tijdens de hoorzitting en ook schriftelijk is door de bij de herindeling betrokken gemeenten aangegeven dat de financiële middelen voor het kwantitatief en kwalitatief afronden van dit proces niet voldoende zijn, aldus de leden van de PvdA-fractie. Kan de minister aangeven hoe de situatie is tijdens de periode van herindeling en reorganisatie en in de eerste periode erna? Deze leden vroegen tevens of het mogelijk was in deze incidentele en structurele kosten te voorzien zonder dat de burgers een onevenwichtige verhoging van de gemeentelijke lasten krijgen. Ook de leden van de fractie van de VVD maakten melding van de bezorgdheid van de zijde van de in te delen gemeenten over de kosten als gevolg van de herindeling en de in hun ogen tekortschietende financiële compensatie. Is de generale conclusie van de Raad voor de Financiële verhoudingen ook van toepassing op deze specifieke situatie? De gemeenten Gendt en Bemmel (bij brief van 11 januari 2000 resp. 6 december 1999) beweerden het tegenovergestelde. Deze zorgen werden ook door de leden van de D66-fractie, de CDA-fractie en de SGP-fractie gedeeld. De leden van de CDA-fractie vroegen aan te geven of en op welke wijze de gewenningsbijdrage en de frictiekosten worden verrekend.

Wat de financiële aspecten van gemeentelijke herindeling betreft is het kabinet met de Tweede Kamer in overleg over het treffen van een nieuwe voorziening. Dat overleg heeft nog geen finale overeenstemming opgeleverd, maar de standpunten zijn elkaar dicht genaderd. De voorziening heeft de volgende kenmerken:

• De voorziening biedt het totale financiële kader inzake onderwerpen als fusie- of frictiekosten en daling van de algemene uitkering;

• De voorziening krijgt de vorm van een maatstaf in het verdeelstelsel van het gemeentefonds;

• De voorziening biedt globaal gesproken een ruime verdubbeling en een vergaande vereenvoudiging ten opzichte van de huidige maatstaf in het gemeentefonds.

Door zijn vorm hangt de opbrengst van de maatstaf af van twee factoren: het aantal gemeenten dat wordt samengevoegd en het inwonertal van die gemeenten, exclusief het inwonertal van de gemeente met het hoogste inwonertal. Hoe groter het aantal gemeenten respectievelijk het inwonertal, des te hoger de opbrengst.

De nieuwe maatstaf is mede gebaseerd op onderzoek bij recent heringedeelde gemeenten. De onderzoeksresultaten zijn meegewogen in de besluitvorming van het kabinet. Het kabinet acht de nieuwe maatstaf een passend kader voor gemeentelijke herindeling.

Het financiële kader is naar zijn aard globaal en dus niet specifiek afgestemd op elke afzonderlijke situatie. Dat betekent dat het kader voor de ene gemeente ruimer kan uitvallen dan voor de andere. Het kader is daarnaast onderdeel van het gemeentefonds en daarmee niet een specifiek budget. De uitgaven in verband met herindeling concurreren als het ware met alle andere gemeentelijke uitgaven.

De signalen van gemeenten over een tekortschietend financieel regime zijn begrijpelijk tegen de achtergrond van de huidige – te sobere – regeling. Overigens ontbreekt een kader om de opgaven van gemeenten werkelijk te wegen. Zonder deze opgaven te willen bagatelliseren – de nieuwe maatstaf is niet zonder reden ontwikkeld – past toch wel een aantal kanttekeningen bij hun betekenis:

• De eenzijdige benoeming van herindeling als oorzaak van de uitgaven;

• De invloed van het ambitieniveau van de gemeente;

• De aanwezigheid van kostenposten die in alle gemeenten voorkomen en die daarmee geacht kunnen worden uit reguliere inkomstenbronnen bekostigd te kunnen worden;

• De aandacht voor extra kosten, en het ontbreken van aandacht voor de mogelijkheden om door de herindeling besparingen te kunnen realiseren.

Tot slot is het in een situatie waarin over de verruiming van het financiële kader wordt gesproken begrijpelijk wanneer vanuit de kring van belanghebbenden signalen als hiervoor bedoeld worden afgegeven.

De navolgende tabel biedt inzicht in de financiële middelen in de periode vanaf de daadwerkelijke herindeling. De tabel bevat de geraamde opbrengst van de maatstaf herindeling. De opbrengst van de maatstaf wordt voor 40% uitbetaald in 2001 en voor 20% in elk van de jaren 2002 tot en met 2004.

Geraamde opbrengst van de maatstaf herindeling (bedragen in miljoenen guldens)

GemeenteOpbrengst maatstaf1
Elst (Overbetuwe)10,5
Bemmel10,5

1 Voorlopig berekend overeenkomstig de meest actuele voorstellen met betrekking tot de maatstaf herindeling als 650 000 * ( n – 1 ) * 6 + 30 * i * 4, waarbij n het aantal gemeenten is dat in de nieuwe gemeente opgaat, en waarbij i het inwonertal is van die gemeenten, met uitzondering van het inwonertal van de gemeente met het hoogste inwonertal; een definitieve berekening wordt mogelijk na afronding van de besluitvorming over de herverdeling gemeentefonds 2001, met de daaraan gekoppelde besluitvorming over het onderwerp maatstaf herindeling.

Tegen vorenstaande achtergrond ziet het kabinet geen aanleiding om te vrezen voor een (onevenwichtige) verhoging van gemeentelijke lasten als gevolg van herindeling.

De leden van de CDA-fractie hadden de nodige vragen bij de constatering dat er geen bijzondere financiële knelpunten zijn en dat het reguliere regime van de Financiële-verhoudingswet van toepassing is. Kan de minister inzicht geven in de financiële positie van de afzonderlijke gemeenten en van de heringedeelde gemeenten voor de komende jaren?

De provincie Gelderland heeft inzicht verstrekt over de huidige financiële positie van de afzonderlijke gemeenten. Daarbij zijn geen bijzonderheden aan het licht gekomen. De toekomstige ontwikkeling van de financiële positie zal door het beleid van de nieuwe gemeenteraden worden bepaald. Zij zullen dat moeten doen met inachtneming van de gangbare kaders. Hen staat mede de opbrengst van de maatstaf herindeling ter beschikking. De financiële uitkomsten zijn logischerwijs op dit moment niet bekend.

Is de minister het met deze leden eens dat voor het rendabel maken van investeringen zoals een gemeentehuis, de nieuwe gemeenten een duurzame status moeten krijgen, zo vroegen de leden van de CDA-fractie. Het staat buiten kijf dat het gevaar van kapitaalvernietiging op de loer ligt als nieuwe gemeenten slechts een kort bestaan wordt gegund. Er is echter geen aanleiding om daarvoor in dit geval te vrezen.

Graag ontvingen de leden van de SGP-fractie een overzicht van de consequenties van de herindeling voor de algemene uitkering, uitgesplitst naar de verdeelmaatstaven van het Gemeentefonds.

De gevolgen voor het gemeentefonds betreffen slechts een onderdeel van het totaal aan financiële gevolgen. De gevolgen voor het gemeentefonds kunnen daarom niet geïsoleerd worden bezien. Het gemeentefonds is kostengeoriënteerd en houdt rekening met het vermogen van gemeenten om zelf inkomsten te verwerven. Met de herindeling ontstaat een nieuwe situatie in termen van bijvoorbeeld kostenstructuur. Op die nieuwe situatie is het gemeentefonds door zijn kostenoriëntatie en oriëntatie op eigen inkomstencapaciteit afgestemd. Voor het overgrote deel van de maatstaven geldt dat de opbrengst van de nieuwe gemeente globaal overeenkomt met de som van de opbrengsten van de samengevoegde gemeenten.

4 Inwerkingtreding en verkiezingen

De leden van de fractie van de VVD wilden opmerken dat zij nog geen wetsvoorstel hadden ontvangen ter zake van het samenvallen van raads- en provinciale verkiezingen. Moesten zij voorshands van de huidige regeling uitgaan, die er op neer komt dat de eerste reguliere verkiezingen na de herindeling, dus in 2006, plaatsvinden?

Over het conceptwetsvoorstel tot combinatie van de raads- en statenverkiezingen is reeds advies ingewonnen bij de Kiesraad, het IPO, de VNG en de Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken. Het wetsvoorstel wordt nu verder voorbereid. In het wetsvoorstel gemeentelijke herindeling in de Over-Betuwe is opgenomen dat de reguliere raadsverkiezingen worden overgeslagen indien deze plaatsvinden binnen twee jaar na de datum van herindeling. De geplande datum van herindeling is 1 januari 2001. Indien derhalve de reguliere raadsverkiezingen zouden plaatsvinden in maart 2002, worden deze overgeslagen aangezien dan nog geen 2 jaar zijn verstreken.

Indien de reguliere raadsverkiezingen, door de plannen om de raads- en statenverkiezingen te laten samenvallen, worden gehouden na 1 januari 2003, is de uitzondering dat de reguliere verkiezingen worden overgeslagen niet meer van toepassing en gaan deze gewoon door in maart 2003. In dit laatste geval zal de zittingsduur van de nieuwgekozen raden na de herindelingsverkiezingen twee jaar en vier maanden bedragen. Vervolgens lopen de nieuw te vormen gemeenten weer mee in het reguliere patroon. De eerstvolgende reguliere raadsverkiezingen vinden in dat geval plaats in het voorjaar van 2007.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

K. G. de Vries


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij de afdeling Parlementaire Documentatie.

Naar boven