26 903
Gemeentelijke herindeling in de Over-Betuwe

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 24 februari 2000

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer van haar bevindingen als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgaveblz.
1.Inleiding1
2.Inhoud van het wetsvoorstel3
3.Financiële aspecten11
4.Inwerkingtreding en verkiezingen12

1. Inleiding

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel. Zij zijn met de regering van mening dat het wetsvoorstel past binnen de afspraken van het regeerakkoord, namelijk dat herindelingen waarmee een aanvang is gemaakt in principe conform de provinciale voorstellen worden uitgevoerd. Deze leden merken op dat de wetgever in haar eigen verantwoordelijkheid en mede gezien het regeerakkoord en de geschiedenis van het wetsvoorstel een zeer zorgvuldig beargumenteerde besluitvorming dient na te streven, waarbij de afwegingen die tijdens de lange voorbereidingsperiode door de provincie zijn gemaakt, in samenspraak met de betrokken gemeenten en andere belanghebbenden, in belangrijke mate meespelen.

De leden van de PvdA-fractie constateren dat het draagvalk voor de voorgestelde herindeling in de zes bij dit wetsvoorstel betrokken gemeenten inmiddels groot genoemd mag worden en dat de betrokken gemeenten ook al een aardig eind op weg zijn met het voorbereiden van de voorgestelde vorming van twee gemeenten in het gebied.

In dat licht vragen deze leden waarom het, ten opzichte van het provinciale herindelingvoorstel niet gewijzigde, voorstel pas in het najaar van 1999 naar de Tweede Kamer gezonden is voor behandeling. Is de minister met de leden van de PvdA-fractie van mening dat aan de in overwegende mate vrijwillige medewerking van de betrokken gemeenten, onvoldoende recht wordt gedaan door het voorstel toch pas eind vorig jaar naar de Kamer te sturen? De leden van de PvdA-fractie vragen of de minister van mening is dat in verband met het draagvlak voor het voorliggende voorstel en het risico van groeiende leegloop van het ambtelijk apparaat in betrokken gemeenten de herindeling van dit gebied hoe dan ook per 1 januari 2001 van kracht moet worden?

De leden van de VVD-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het voorstel tot herindeling van de gemeenten in de Over-Betuwe. Zij gaan er vanuit dat er door de herindeling twee nieuwe krachtige gemeenten Elst en Bemmel gaan ontstaan, die de bestuurlijke en maatschappelijke uitdagingen waar de Over-Betuwe de komende decennia voorstaat, krachtig tegemoet kunnen treden. Zij kan instemmen met de keuze die is gemaakt voor twee afzonderlijke gemeenten. Immers het draagvlak voor dergelijke ingrijpende beslissingen is van groot belang. Daarnaast is er gezien de omvang en schaal van de nieuw te vormen gemeenten geen enkele reden om tot een grootschalige herindeling over te gaan. De juiste maatvoering is in dit verband van groot belang.

De leden van de VVD-fractie betreuren het overigens dat het zo lang heeft geduurd voordat het wetsvoorstel aan de Tweede Kamer is aangeboden. Het heeft bijna vier jaar geduurd voordat uiteindelijk het wetgevingstraject kon beginnen. Dat is voor de betreffende gemeenten een te lange periode. Zij zijn van mening dat een dergelijke lange procedure in de toekomst dient te worden vermeden. Het betreft hier immers een situatie waarin de gemeenten gemotiveerd met het herindelingproces zijn begonnen, maar waarbij het tempo op andere niveaus werd afgeremd. Hierdoor neemt het draagvlak, voor dit doorgaans niet eenvoudige proces, onder bestuurders en bevolking af. De leden van de VVD-fractie vernemen gaarne van de minister of hij deze zienswijze deelt.

De minister hoopt dat door snelle behandeling in de Tweede Kamer het mogelijk blijft om de herindeling in het jaar 2001 te laten ingaan. Uiteraard geldt in deze procedure naar de mening van de leden van de VVD-fractie vooral zorgvuldigheid, maar zij zullen ten volle hun medewerking verlenen aan de procedure die aan de parlementaire behandeling van dit wetsvoorstel ten grondslag ligt. De vraag die zich hier dan aan dient is of de minister bereid is per ommegaande het verslag van de Kamer te beantwoorden. Dit kan immers ten zeerste bijdragen aan de snelle behandeling die de minister voorstaat.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel gemeentelijke herindeling in de Over-Betuwe. Het wetsvoorstel beoogt twee nieuwe gemeenten te vormen in de Over-Betuwe. De Over-Betuwe is het gebied tussen Arnhem en Nijmegen. In de ontwerpregeling is voorgesteld de gemeenten Elst, Heeteren en Valburg samen te voegen tot een gemeente. Daarnaast wordt voorgesteld de gemeenten Bemmel, Gendt en Huissen samen te voegen.

De leden van de CDA-fractie vindt dat het wetsvoorstel veel te lang bij het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in behandeling is geweest. Kan de minister de reden hiervan aangeven?

Kan de minister zorgdragen voor een spoedige beantwoording van de vragen, zodat beide Kamers het wetsvoorstel spoedig kunnen behandelen? Deze leden voorzien bij opnieuw uitstel extra kosten, ambtelijk verloop en afzijdigheid door de gemeenten van het proces. Is de minister dit met hen eens?

De fractie van D66 heeft met positieve belangstelling kennis genomen van het onderhavige wetsvoorstel. De leden dringen aan op spoedige behandeling met het oog op invoering per 1 januari 2001, mede gezien de lange duur die de procedure reeds in beslag heeft genomen.

Gemeentelijke herindelingen zijn operaties waarmee de centrale overheid diep ingrijpt in de wereld van de burger, aldus de leden van de GroenLinks-fractie. Grenscorrecties, hoe groot of klein ook, grijpen altijd direct in op de dagelijkse leefomgeving van mensen. Zelden dringt Den Haag zo sterk door bij grote groepen mensen als wanneer het gaat om herindelingen, zelden ook stellen burgers zich zozeer en aaneengesloten teweer tegen een rijksoverheidsbesluit. Deze leden menen dat de bewijslast voor de noodzaak tot dergelijke operaties ligt bij de wetgever. Argumenten van regiovorming en efficiency van het ambtelijke apparaat moeten daarbij gewogen worden tegen de belangen van de immer verontruste burgers. Of kritiek nu gerechtvaardigd is of niet, burgers moeten van het begin af betrokken worden bij de plannen. Algemeenheden als bedrijfsmatigheid en krachtdadigheid van het lokale bestuur zijn in de ogen van deze leden nooit voldoende om over te gaan tot herindeling: iedere operatie moet op zijn eigen merites worden beoordeeld. De voorwaarden waaraan de leden van de GroenLinksfractie herindelingen over het algemeen toetst zijn:

a. Is er een inventarisatie van de problemen waar gemeenten mee kampen;

b. Biedt nauwere intergemeentelijke samenwerking mogelijke alternatieven;

c. Draagt herindeling aantoonbaar bij aan het verhelpen van de gesignaleerde problemen;

d. Zijn de burgers in een vroeg stadium betrokken en weegt hun mening mee in de uiteindelijke afweging?

De leden van de fracties van GPV en RPF kunnen begrip opbrengen voor het voorstel in de Over-Betuwe te komen tot vorming van twee gemeenten. Jarenlange discussies en afweging van allerlei varianten hebben uiteindelijk geleid tot een behoorlijk draagvlak voor deze oplossing. De nieuw te vormen gemeenten kunnen voldoende bestuurskracht hebben om de taken in dit gebied, waarop zoveel verschillende claims worden gelegd, goed te vervullen.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het voorliggende wetsvoorstel. Het voorstel geeft deze leden aanleiding tot het stellen van een aantal vragen. Meer in het algemeen vragen zij of in het open overleg met de betrokken gemeenten ook kleinschaliger varianten dan de in het wetsvoorstel voorgestelde serieus overwogen zijn. Zo ja, welke zijn dat en hoe worden ze door de regering beoordeeld?

2. De inhoud van het wetsvoorstel

De leden van de PvdA-fractie roepen in herinnering dat de provincie aanvankelijk met een voorstel is gekomen om de zes gemeenten te bundelen tot een sterke middengemeente tussen de stedelijke gemeenten Arnhem en Nijmegen. Welke argumenten heeft de minister gehanteerd, zo vragen deze leden, om dat voorstel niet opnieuw in overweging te nemen? Is het de minister bekend dat de betrokken gemeenten onderkennen dat samenvoeging van de beide onderhavige nieuwe gemeenten op termijn niet uit te sluiten is?

Bij het bekijken van de kaart valt het de leden van de PvdA-fractie op dat de grens tussen de nieuwe gemeenten gevormd wordt door de grenzen van de huidige gemeenten en geen bijstelling plaatsvindt door de grens samen te laten vallen met de autoweg die beide gemeenten onderscheid in een oostelijk en een westelijk georiënteerd gedeelte van de Over-betuwe. Deze leden vragen de minister of hij heeft overwogen de grens op dit punt te wijzigen, zodanig dat deze samenvalt met de barrière die genoemde autoweg vormt? Wat waren zijn overwegingen om die wijziging niet door te voeren?

Hoe beoordeelt de minister de invloed van de toekomstige grote infrastructurele projecten op de samenhang van de twee nieuw te vormen gemeenten? De leden van de PvdA-fractie denken hierbij aan een verlenging van de A15, de westtangent, de HOV (hoogwaardig openbaar vervoervoorziening) en het realiseren van de westelijke wijk van het zuidelijk gedeelte van Arnhem in het algemeen?

De leden van de PvdA-fractie beoordelen de voorgestelde herindeling vanuit het perspectief van de knelpunten van de centrumgemeente Arnhem. Zij vragen dan ook welk gewicht de belangen van deze centrumgemeente bij de uiteindelijke beoordeling door de minister van het provinciale voorstel in de schaal hebben gelegd? De gemeente Arnhem heeft in goed overleg met de provincie een onderzoek laten doen naar de knelpunten en oplossingsrichtingen voor de gemeente Arnhem en haar randgemeenten. Is het de minister bekend waarom dit rapport niet tot nadere behandeling in- en vaststelling door provinciale staten is gekomen?

Ten aanzien van de woningbouwprognoses van de gemeente Arnhem, zoals die verwoord zijn het bovenvermelde rapport als ook in de conceptstructuurschets van dezelfde gemeente van december 1999, is sprake van een omslag in de behoefte aan woningen en de beschikbare woningen. Daarmee is een groeiend tekort te voorzien in de periode na 2010. In het wetsvoorstel meldt de minister dat «indien de gemeente Arnhem kan aantonen dat er sprake is van een tekort aan gebied voor de bouw van woningen de provincie kan overgaan tot een grenscorrectie van de gemeente «Elst» ten gunste van de gemeente Arnhem»; het gebied waar sprake van is betreft het gebied vanaf Schuitevaer (gemeente Arnhem) tot aan de A50, dat nu op Heterens grondgebied ligt. Hoe kijkt de minister aan tegen de hardheid van de gegevens uit het onderzoeksrapport enerzijds en de structuurschets van de gemeente Arnhem anderzijds voor wat betreft de woningbouwprognoses, zo vragen de leden van de PvdA-fractie zich af. Indien de minister de bevindingen uit het onderzoeksrapport en de conceptstructuurschets deelt, is de minister dan ook van mening dat het niet gewenst zou zijn om de betrokken gemeenten in onzekerheid te laten over het al of niet laten plaatsvinden van een grenscorrectie? Acht de minister het reëel dat de betrokken gemeente «Elst» onvoldoende beheer en onderhoud pleegt aan het beoogde gebied in afwachting van nadere besluitvorming?

De leden van de PvdA-fractie constateren dat er van de zijde van de VVD reeds een amendement ligt met het doel bij de behandeling van dit wetsvoorstel de naam voor de nieuwe gemeente «Overbetuwe» voor de gemeente met de werknaam Elst reeds in te voeren. De minister heeft de betrokken gemeenten reeds schriftelijk laten weten dat dit voorstel zijn instemming heeft. Deze leden vragen of de minister het niet democratischer is en hij het dus wenselijk vindt dat de gemeenteraad van de nieuwe gemeente over de naam van de gemeente beslist? Ook als eerder genoemd voorstel tot wijziging van het wetsvoorstel zal leiden staat het de gemeenteraad van de nieuwe gemeente immers vrij om in haar eerste vergadering een andere naam te kiezen.

In verband met de naamgeving wijzen de leden van de PvdA-fractie op het steeds vaker opduikende probleem dat de namen van gemeenten als internet-domeinnaam geclaimd worden door bedrijven, voordat de gemeenten zelf daar vooruitlopend op het ontwikkelen van elektronische dienstverlening aan de burgers toe zijn overgegaan. Deze leden vragen of het vanwege het gemakkelijk vindbaar zijn van de lokale overheid op internet niet wenselijk zou zijn dat de minister er, in ieder geval bij gemeenten die na herindeling een nieuwe nog niet geclaimde naam zullen kiezen, op aandringt een aantal mogelijke namen tijdig als domeinnaam te laten registreren bij de Stichting Domein-registratie.

Kan de minister zich vinden in de gedachtegang van de leden van de PvdA-fractie dat de voorgestelde herindeling geen deeloplossing kan en mag zijn? Dat het resultaat van zowel de discussie over twee maal drie of één maal zes als de discussie over de buitengrenzen van de nieuwe gemeente voor de langere termijn de gewenste duidelijkheid en perspectief moet bieden?

De leden van de VVD-fractie hebben met instemming kennis genomen van het feit dat ook de gemeente Arnhem betrokken is bij het herindelingsvraagstuk. Zij zijn verheugd dat tussen de provincie Gelderland enerzijds en de gemeente Arnhem anderzijds afspraken zijn gemaakt met betrekking tot eventuele toekomstige woningbouwuitbreiding op het grondgebied van de huidige gemeente Heteren ten behoeve van de gemeente Arnhem. Het betreft hier, zo hebben de leden van de VVD-fractie begrepen, een behoefte die zich binnen 10 jaar zou kunnen voordoen. Ook de gemeenten van de nieuw te vormen gemeente Elst tonen hier begrip voor als het belang van de gemeente Arnhem uitdrukkelijk om een dergelijke maatregel vraagt. In dit verband dienen zich twee vragen aan. In de eerste plaats, welke woningbouwbehoefte doet zich de komende 20–25 jaar in de nieuw te vormen gemeente Elst voor en waar zal deze gerealiseerd gaan worden? In de tweede plaats, in hoeverre deelt de minister de opvatting dat de behoefte voor woningbouw tot 2020 ten behoeve van de gemeenten Nijmegen en Arnhem feitelijk al afdoende is opgelost door de zogenaamde Waalsprong en Spoorsprong? (Notitie herindelingplan Over-Betuwe, februari 1997, provincie Gelderland). Waarvoor wordt nu gekozen voor een periode van tien jaar, terwijl andere documenten (brief provincie Gelderland d.d. 12 januari 2000) refereren aan de periode tot minimaal 2015 resp. 2020. Deelt de minister de opvatting van de leden van de VVD-fractie dat voor alle betrokken gemeenten in het gebied op dit punt volstrekte helderheid moet worden geboden, zodat ontwikkelingen niet worden afgeremd door onzekerheid m.b.t. toekomstige gemeentegrenzen? Is de minister bereid de periode van tien jaren te heroverwegen? Anderzijds kan worden opgemerkt dat, gezien de gemeentelijke planningshorizon, feitelijk nu al door de gemeente Arnhem onomstotelijk zou moeten kunnen worden vastgesteld, indien zij de grond van de gemeente Heteren voor woningbouw nodig zou hebben. Immers men mag toch verwachten dat de gemeentelijke planningshorizon ook t.a.v. de toekomstige woningbouwbehoefte toch minimaal 10 jaar is? Deelt de minister deze visie en zo ja kan nader, feitelijk onderbouwd, inzicht worden geboden in de woningbouwbehoefte van Arnhem tot 2015 rekening houdend met de vinex locaties die reeds worden ontwikkeld in de Over-Betuwe?

Met verbazing hebben leden van de VVD-fractie kennisgenomen van de passage in de memorie van toelichting over de ontwikkeling van het MTC en de nieuw te vormen gemeente Elst. Wat beoogt de minister hiermee te zeggen? Wat is de betekenis van een medespeler van importantie, versus de passage dat de gemeente Elst te klein zou zijn? Acht de minister de nieuw te vormen gemeente Elst in bestuurlijke zin niet voldoende krachtig om de aan haar toebedeelde rol bij de ontwikkeling van een MTC te vervullen? Als dat de conclusie van de minister, is een onderbouwing van een dergelijke verstrekkende conclusie gewenst. Zij willen opheldering over deze opmerkelijke passage in de memorie van toelichting.

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van gelijktijdige ontwikkelingen die zijn ontplooid in het gebied de Liemers. Immers niet alleen woningbouw, maar ook de behoefte aan bedrijventerreinen kan een argument zijn om tot nadere afspraken met omliggende gemeenten te komen. In dit verband wachten zij eventuele nadere voorstellen af, temeer daar zij dit als een eerste verantwoordelijkheid ziet van provincie en betrokken gemeenten. Voor de beoordeling van de voorstellen geldt het uitgangspunt dat de gemeenten in het betrokken gebied voor wat betreft woningbouw en bedrijventerreinen de komende 20–25 jaar zich moeten kunnen ontwikkelen. Dat betekent dat na deze herindeling de nieuwe gemeenten volop de kansen moeten worden geboden om zich als nieuwe gemeenten zich te verder ontwikkelen, waarbij dit proces de komende jaren niet mag worden belast door heropening van de discussie over bestuurlijke indeling van dit gebied.

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van het feit dat de gemeenten Dodewaard, Kesteren en Echteld als één gemeente gezamenlijk verder willen. Gezien de lange procedure die ten grondslag ligt aan dit wetsvoorstel dient de vraag zich aan, wanneer de Kamer een herindelingsvoorstel zoals hiervoor bedoeld mag ontvangen.

De gemeenteraden van Elst, Heeteren en Valburg stellen voor de nieuwe gemeente de naam Overbetuwe te geven. De leden van de CDA-fractie vragen de minister deze suggestie over te nemen.

De gemeenteraden van Elst, Heeteren en Valburg staan achter de voorgestelde herindeling, mits de nieuwe gemeente uit kan gaan van de huidige gemeentegrenzen: een ongedeelde gemeente, van een duurzame gemeente en een financieel daadkrachtige gemeente.

Zij vragen de minister aan te geven of de nieuwe gemeente uit kan gaan van de huidige gemeentegrenzen voor een langere periode? Geeft dit zicht op een duurzame gemeente?

De leden van de CDA-fractie ondersteunen de inspanningen van de gemeenten om de burgers na de herindeling actief te betrekken bij de politiek. De invulling via wijk- en dorpsraden is verder uitgewerkt. Op welke wijze wil de minister deze uitwerking ondersteunen?

Zij merken op dat in het wetsvoorstel is weergegeven dat de positie van de gemeente Arnhem serieus in de voornemens van de provincie is verankerd. De provincie zal via een grenscorrectie het grondgebied van de gemeente Arnhem ten behoeve van woningbouw uitbreiden richting Heeteren als Arnhem de behoefte aan woningen aantoont. Hoe staat het met de woningbehoefte van Arnhem en in hoeverre kan via onder andere stedelijke vernieuwing aan deze behoefte van Arnhem invulling worden gegeven? Is het juist, dat het KAN aangeeft dat de gemeente Arnhem nog tot 2015 in haar woningbehoefte kan voorzien?

De leden van de CDA-fractie merken op dat met name waar het gaat om (toekomstige) bedrijfsterreinen gekeken wordt naar de Liemers. Wanneer speelt deze behoefte en wanneer kan een mogelijke grenscorrectie aan de orde zijn?

De leden van de CDA-fractie vragen de minister nader in te gaan op de knelpunten in de nieuwe gemeente Bemmel, die worden opgelost via de voorgestelde herindeling.

Gelet op de geschetste ontwikkeling in de Over-Betuwe vragen zij de minister antwoord te geven op de vraag of de nieuwe gemeente uit kan gaan van een duurzame bestuurlijke samenstelling.

De leden van de CDA-fractie vragen verder een zorgvuldige beschrijving van het gebied. De genoemde hogesnelheidslijn en de passage over de glastuinbouw behoeven correctie. Kan de minister deze toepassen?

Is het waar dat de gemeente Gendt noch de raadsfracties echte inspraak hebben gehad in de voorgenomen herindeling?

Is er sprake van een vrijwillige herindeling? De leden van de CDA-fractie erkennen de groene plattelandsstructuur in de gemeente Gendt. Kan de minister aangeven of deze structuur in de toekomstige gemeente aanwezig blijft? Voor de leefbaarheid van kernen is de sociale structuur van groot belang. Op welke wijze blijft de sociale structuur aandacht houden in de nieuwe gemeente?

De gemeentelijke herindeling in de Over-Betuwe beoogt twee nieuwe gemeenten te vormen, aldus de leden van de D66-fractie. Eén oostelijk gemeente gevormd door de huidige gemeenten Huissen, Bemmel en Gendt en één westelijke gemeente gevormd door de huidige gemeenten Elst, Valburg en Heteren. De initiatieven van de betrokken gemeenten zijn hiertoe door provincie Gelderland gehonoreerd en als zodanig terug te vinden in het onderhavige wetsvoorstel. De leden van de fractie van D66 steunen dit onderhavige wetsvoorstel op hoofdlijnen, maar plaatsen kanttekeningen bij de tegemoetkoming aan de opstelling van de gemeente Arnhem. Niet duidelijk is waarom de gemeente Arnhem is betrokken bij de procedure en in de afwegingen die ten grondslag liggen aan dit voorstel. Het argument van de gemeente Arnhem dat de voorstellen voor de Over-Betuwe als een herindeling – met de rug naar de centrumgemeente toe – beschouwt, snijdt volgen de leden van de fractie van D66 geen hout. Immers op 1 november 1993 hebben de colleges van Arnhem, Elst en Heteren een convenant gesloten over de wijziging van de gemeentegrenzen tussen de drie gemeenten ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied Driel-Oost, lokaal bekend als De Schuytgraaf. Deze grenscorrectie ten behoeve van woningbouw voor Arnhem heeft in 1995 plaatsgevonden. De gemeente Arnhem heeft hierdoor de mogelijkheid uit te breiden met een vinex-lokatie van 6500 woningen. In het convenant is tevens overeengekomen dat de gemeente Heteren bereid is na het jaar 2004, als de woningbehoefte in de regio dit vereist, open en serieus met de gemeente Arnhem te overleggen over alternatieve oplossingen, waaronder verdere grenscorrecties richting het dorp Driel ten gunste van de gemeente Arnhem; afgesproken is daarbij een vrije zone van circa 800 meter vanuit het dorp Driel te respecteren. Bovengenoemde grenscorrectie uit 1995 is volgens de leden van de fractie van D66 geheel in lijn met het Regeerakkoord waarin is aangegeven dat centrumgemeenten zonodig versterkt dienen te worden. De leden van de D66-fractie onderschrijven dit overigens uitdrukkelijk. Voor de gemeente Nijmegen biedt in dit kader De Waalsprong een soortgelijke uitkomst. De claim die gemeente Arnhem op de hoorzitting in Elst d.d. 18 februari jl. legde, om het gehele dorp Driel tot de A50 nu reeds in te lijven, is niet op cijfers gebaseerd. Kan de minister op deze kwestie uitvoerig ingaan, inclusief de «hardheid» van de cijfers over Arnhems ruimtebehoefte? Kan hij daarbij de notitie Herindeling en Arnhem van 18 februari 2000 betrekken. Zowel het Knooppunt Arnhem–Nijmegen als de provincie Gelderland spreken beiden van een ruim voldoende uitbreidingscapaciteit voor woningen in de gemeente Arnhem tot 2015. De gemeente Arnhem lijkt zichzelf dus tegen te spreken, omdat zij tevens vertegenwoordigd is in het KAN. Naar wat mag worden aangenomen heeft Arnhem in de reactie van het KAN inspraak gehad. Ook is de claim volgens de leden van de fractie van D66 strijdig met het convenant uit 1993. Mede gelet op het uitgangspunt dat een gemeentelijke herindeling op basis van duurzaamheid dient te geschieden en dus minimaal voor 25 jaar gaat gelden, stellen de leden van de fractie van D66 vraagtekens bij de toezegging die onze minister van Binnenlandse Zaken 10 mei 1999 tijdens een overleg met het College van Gedeputeerde Staten heeft gedaan om de volgende passage op te nemen in dit wetsvoorstel: «Indien door de gemeente Arnhem de behoefte wordt aangetoond, zal de provincie middels een grenscorrectie het grondgebied van de gemeente Arnhem ten behoeve van woningbouw uitbreiden richting Heteren; ook indien blijkt dat die grenscorrectie al binnen 10 jaar noodzakelijk is.» De leden van de fractie van D66 vragen waarom de minister deze toezegging heeft gedaan terwijl de woningbehoefte niet met voldoende cijfers is onderbouwd door de gemeente Arnhem? Ook willen zij weten of deze passage niet mogelijk strijdig is met de uitgangspunten die de overheid hanteert bij een zorgvuldige uitvoering van een gemeentelijke herindeling, die gebaseerd is op duurzaamheid voor een periode van 25 jaar. Volgens de D66-fractie hadden de inwoners van het dorp Driel er op mogen vertrouwen dat na de grenscorrectie in 1995 ten gunste van de gemeente Arnhem, het dorp in de toekomst verzekerd zou zijn om niet ingelijfd te worden bij Arnhem. Dit was ook het uitgangspunt bij de onderhandelingen over het convenant. Ook heeft de nieuw te vormen gemeente de tijd nodig om zijn draai te vinden en zouden nieuwe ontwikkelingen per 2010 opnieuw onduidelijkheid voor de inwoners van Driel betekenen. Niet in de laatste plaats wordt door de fractie veel waarde gehecht aan het landschappelijk gebied. De leden van de fractie van D66 bestempelen het concept structuurplan Arnhem 2010 dat reeds uitgaat van inlijving van het dorp Driel tot de A50 als erg voorbarig. Zij willen een nadere toelichting op het bovenstaande.

In tegenstelling tot de gemeente Arnhem, heeft de gemeente Nijmegen zich niet laten horen. Kunnen de leden van de fractie hieruit afleiden dat Nijmegen voor de komende 25 jaar voldoende aan haar woningbehoefte kan voldoen met De Waalsprong?

De gemeenteraden van de gemeenten Elst, Heteren en Valburg hebben zich uitgesproken om na de gemeentelijke herindeling de naam gemeente Overbetuwe te voeren. Kunnen zij hier reeds op anticiperen of is het noodzakelijk dat de nieuw gekozen gemeenteraad zich hierover uitspreekt? Kan de minister ook ingaan op de frequent gehoorde klacht van de gemeente Arnhem dat de provincie te weinig met deze stad heeft overlegd («veel rapporten, weinig overleg», «bestuurlijke onzorgvuldigheid»)?

In de onderhavige plannen voor het gebied in de Over-Betuwe zijn goede argumenten voor de herindeling te vinden, aldus de leden van de GroenLinks-fractie. De plannen van de provincie voor intergemeentelijke samenwerking zijn van onderop tot stand gekomen. Deze leden hebben begrepen dat de kleinere gemeenten in het Knooppuntgebied Arnhem Nijmegen (KAN-gebied) tezamen besloten hebben zich aaneen te sluiten en in een nieuwe gemeente – Overbetuwe – op te gaan. De provincie Gelderland heeft die plannen gesteund, en derhalve de huidige herindelingplannen ontwikkeld. Tot zover lijkt er in de aanloop naar het huidige wetsvoorstel weinig aan de hand te zijn.

Wel heeft de gemeente Arnhem van begin af kenbaar gemaakt betrokken te willen worden bij de planvorming van deze herindeling. Deze gemeente volgde daarbij de redenering dat de herindeling plaatsvindt met de rug naar de centrumgemeente toe. Bovendien denkt men in Arnhem vanaf 2015 en mogelijk eerder een ruimtetekort tegemoet te zien voor bedrijven en wellicht ook woningen. Op de recente openbare hoorzitting heeft de burgemeester van Arnhem een groeiontwikkeling naar 350 000 inwoners in 2015 geschetst. Arnhem bepleit daarom de annexatie van een deel van de huidige gemeente Heteren om in het toekomstig ruimtetekort te kunnen voorzien. Deze leden willen gaarne een reactie van de minister op dit geschetste toekomstbeeld van Arnhem.

De leden van de GroenLinks-fractie begrijpen uit de memorie van toelichting dat de minister oor heeft voor de bezwaren van Arnhem. In het kader van zijn streven naar een verzwaring van de positie van de centrumgemeenten heeft de minister met Arnhem en de provincie Gelderland overleg gevoerd. Daarbij zou afgesproken zijn, om in geval een toekomstig ruimtegebrek alsnog in te grijpen in de huidige herindeling. Daartoe zou nader onderzoek nodig zijn, waarbij De Liemers nadrukkelijk betrokken wordt. Zij willen gaarne een toelichting van de minister op het punt van het overleg en de afspraken die daarbij met Arnhem, de provincie en de omliggende gemeenten gemaakt zijn.

De leden van de GroenLinks-fractie zijn benieuwd naar het oordeel van de minister over deze herindelingoperatie mede in het licht van de mogelijkheid van een nieuwe aanpassing van de Arnhemse gemeentegrens voor het jaar 2010. Naar onze mening heeft een herindeling alleen zin als zij een structurele oplossing kan bieden voor een bepaald gebied. In het verleden is daarbij, zo blijkt uit de memorie van toelichting, door de provincie ook nagedacht over de stadsprovincie. Zij zouden dan ook willen weten hoe de minister denkt over de voormalige conclusie van de provincie Gelderland dat herindeling slechts ten dele een oplossing voor de problemen van het gebied kan zijn, met name in het licht van die visie dat een stadsprovincie eigenlijk een betere optie zou inhouden.

Ook willen de leden van de GroenLinks-fractie graag van de minister vernemen wat zijn voorlopige standpunt is over het versterken van het lokale bestuur door een nieuwe herindeling in dit gebied. Naar zij begrijpen is de straks heringedeelde gemeente Elst niet bijzonder blij met de mogelijkheid van een nieuwe grenscorrectie. Zij achten het van groot belang dat de herindeling zo veel als mogelijk helderheid verschaft over de langere termijn van de onderhavige gemeenten. Daarom willen zij de minister vragen wanneer de stuurgroep Krachtige gemeenten haar aanbevelingen zal doen, en op welke termijn hij nu denkt een definitief standpunt in te kunnen nemen. Welke afspraken zijn er door de minister met de provincie en met de onderhavige gemeenten gemaakt?

De leden van de GroenLinks-fractie ontvingen een brief waarin bezwaren worden geuit tegen het gebruik van de gemeentenaam Overbetuwe, aangezien dit reeds de naam van de betreffende regio is. In de brief wordt gepleit voor de naam Herelsburg, een samenvoeging van de namen Heteren, Elst en Valburg. Wat is het standpunt van de minister over de naamvoering van de nieuwe gemeente?

Terecht zijn de plannen voor de bestuurlijke indeling van de Over-Betuwe mede bezien in samenhang met de ontwikkelingen met betrekking tot het knooppunt Arnhem-Nijmegen. Dat in dit gebied geen stadsprovincie zal komen is voor de leden van de fracties van GPV en RPF duidelijk. Maar dat laat onverlet dat behoefte bestaat aan een duurzame vorm van samenwerking onder meer op het gebied van wonen, werken en verkeer.

De toekomstige ruimtebehoefte van met name de gemeente Arnhem zal ook in dit kader moeten worden beoordeeld. Daarbij staat het voor de leden van de fracties van GPV en RPF geenszins vast, dat deze behoefte voor wat betreft wonen mettertijd gevonden kan worden op het grondgebied van de huidige gemeente Heteren. Het gaat hierbij om een opgave voor het gehele KAN-gebied. Gelet op de in veel opzichten gunstige ligging van Arnhem kan er echter ook een moment komen waarop aan verdere uitbreiding van wonen en/of werken grenzen moeten worden gesteld.

Tegen die achtergrond willen de leden van de fracties van GPV en RPF niet nu al zinspelen op een mogelijke grenscorrectie ten gunste van Arnhem. In beginsel behoort ook de nu aan de orde zijnde herindeling een duurzame te zijn.

De leden van de fracties van GPV en RPF steunen de samenvoeging van de drie westelijke gemeenten in een nieuwe gemeente Elst. Daardoor ontstaat een krachtige gemeente tussen de beide steden Arnhem en Nijmegen. Naar de mening van deze leden kan de nieuwe gemeente ook een belangrijke rol spelen ten opzichte van het Multimodaal transportcentrum. Hoe is de stand van zaken met betrekking tot dit centrum momenteel? Hoe zullen de bestuurlijke verantwoordelijkheden in de toekomst zijn verdeeld? De genoemde leden hebben kennis genomen van de wens van de drie gemeenteraden de nieuwe gemeente Overbetuwe te noemen. De nieuwe gemeenteraad zal daarover te zijner tijd kunnen beslissen. Is het verstandig daarop nu vooruit te lopen?

Is een nadeel van deze naam niet, dat daarmee wordt gesuggereerd dat de nieuwe gemeente de hele Over-Betuwe bestrijkt?

De leden van de fracties van GPV en RPF vinden de keuze voor samenvoeging van de drie oostelijke gemeenten uiteindelijk de beste. De verschillende oriëntatie van met name Huissen en Gendt zien zij niet als een argument tegen deze keuze, maar meer als een rechtstreeks uitvloeisel van de ligging van de Over-Betuwe tussen de beide steden Arnhem en Nijmegen.

Betreffende de gemeenten Heteren en Valburg hebben de leden van de SGP-fractie uit de provinciale stukken kennis genomen van de HEDOVA-variant, die ook door de gemeenten zelf aan de orde gesteld is. Zij vragen aan de regering hoe zij deze variant beoordeelt, aangezien deze in de memorie van toelichting niet aan de orde gekomen is. Ook vernemen zij graag in welk stadium de provinciale voornemens voor samenvoeging van Dodewaard, Echteld en Kesteren zich bevinden.

Moeite met het wetsvoorstel hebben deze leden daar waar de regering reeds nu met zoveel woorden zegt niet met het voorliggende voorstel tevreden te zijn en preludeert op een grenscorrectie ten gunste van Arnhem, eventueel zelfs binnen tien jaar. Deze leden zijn van mening dat de voorgestelde herindeling voor Elst, Heteren en Valburg ruim genoeg opgezet is, maar oordelen tevens dat het voor de betrokken gemeenten niet zo mag zijn dat de grenscorrectie voor Arnhem de komende jaren als een zwaard van Damocles hen boven het hoofd hangt. Dat de betrokken gemeenten voor in ieder geval vijftien jaar zekerheid hebben gevraagd, is niet minder dan redelijk. En voor de regering is vijfentwintig jaar toch zelfs het uitgangspunt?

Deze leden vragen meer duidelijkheid over de mogelijkheden die Arnhem nu nog heeft om op eigen grondgebied woningbouw of bedrijfsterreinen te realiseren. Kan de regering daarnaast aangeven waar zij precies uitbreiding van Arnhem voorziet wat betreft woningbouw en bedrijfsterreinen, en op welke termijn? Zijn er volgens de regering mogelijkheden om de ruimteproblemen van Arnhem op te lossen binnen de huidige samenwerkingsstructuren tussen de KAN-gemeenten?

Betreffende de nieuw te vormen gemeente Bemmel vragen de leden van de SGP-fractie hoe de minister oordeelt over de brief van de huidige gemeente Bemmel van 7 januari jongstleden. Deze gemeente merkt op dat de vier in de memorie van toelichting geformuleerde uitdagingen (woningbouw, vervangende locatie voor glastuinbouw, bedrijvigheid en beheer van kwetsbare natuurgebieden aan rivieroevers) voor de nieuwe gemeente Bemmel reeds nu goeddeels gerealiseerd zijn. Vervalt hiermee niet de ratio voor de herindeling? De uitdagingen op zichzelf kunnen dan toch geen argument meer zijn?

Deze leden vragen tevens of er bij de drie desbetreffende gemeenten – nu of in de nabije toekomst – sprake is van bestuurlijke knelpunten die door de herindeling opgelost kunnen worden.

3. Financiële aspecten

Tijdens de hoorzitting en ook schriftelijk is door de bij de herindeling betrokken gemeenten aangegeven dat de financiële middelen voor het kwantitatief en kwalitatief afronden van dit proces niet voldoende zijn, aldus de leden van de PvdA-fractie. Kan de minister aangeven hoe de situatie is tijdens de periode van herindeling en reorganisatie en in de eerste periode erna? Is het mogelijk in deze incidentele en structurele kosten te voorzien zonder dat de burgers een onevenwichtige verhoging van de gemeentelijke lasten krijgen?

Het is verheugend als zou blijken dat bij de herindeling Over-Betuwe zich geen financiële knelpunten zouden voordoen, aldus de leden van de VVD-fractie. De vraag die zich uiteraard aandient of de generale conclusie van de Raad voor de Financiële verhoudingen ook van toepassing is op deze specifieke situatie. Onderschrijven de te herindelen gemeenten ook de conclusie van de Raad? Op grond van de brieven van de gemeenten Gendt en Bemmel (11 januari 2000 resp. 6 december 1999) kan hieraan worden getwijfeld. In die brieven wordt namelijk het tegenovergestelde beweerd. Ook tijdens de gehouden hoorzitting over het wetsvoorstel bleek bezorgdheid van de zijde van de in te delen gemeenten over de kosten als gevolg van de herindeling en de in hun ogen tekortschietende financiële compensatie. Kan de minister nader ingaan op de argumenten van deze gemeenten dat de gewenningsbijdrage bij deze herindeling tekortschiet en dat uiteindelijk de burger voor de herindelingkosten moet opdraaien?

De gemeenten die betrokken zijn bij de herindeling maken zich zorgen om de financiële gevolgen, die in de toekomst mogelijk afgewenteld dienen te worden op de burgers, aldus ook de leden van de D66-fractie. Bij de gemeentelijke herindeling in de Bommelerwaard hebben zich soortgelijke problemen voorgedaan. De leden van de D66-fractie gaat ervan uit dat de gemeenten een toereikende vergoeding per inwoner tegemoet kunnen zien, waarbij mag worden herinnerd aan de toezegging ter zake van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bij het debat over de herverdeling van het gemeentefonds op 17 januari jl.

De minister constateert dat er geen bijzondere financiële knelpunten zijn en dat het reguliere regime van de Financiele-verhoudingswet van toepassing is. De leden van de CDA-fractie heeft hier de nodige vragen bij. Kan de minister inzicht geven in de financiële positie van de afzonderlijke gemeenten en van de heringedeelde gemeenten voor de komende jaren?

Kan de minister aangeven of en op welke wijze de gewenningsbijdrage en de frictiekosten worden verrekend? Is het juist dat de inwoners van de nieuwe gemeenten te maken krijgen met lastenverhoging?

Is de minister het met deze leden eens dat voor het rendabel maken van investeringen zoals een gemeentehuis, de nieuwe gemeenten een duurzame status moeten krijgen?

Graag ontvangen de leden van de SGP-fractie een overzicht van de consequenties van de herindeling voor de algemene uitkering, uitgesplitst naar de verdeelmaatstaven van het Gemeentefonds. Voor zover nu de consequenties al bekend zijn, zullen – ondanks de invoering van de nieuwe maatstaf herindeling – de betrokken gemeenten waarschijnlijk toch een fors deel van de frictiekosten moeten verhalen op de eigen burgers (zie brief gemeente Gendt van 11 januari jl.). Deelt de regering deze vrees, en zo ja, is zij bereid om hierin de gemeenten tegemoet te komen?

4. Inwerkingtreding en verkiezingen

Met betrekking tot de periodieke raadsverkiezingen willen de leden van de VVD-fractie opmerken dat ter zake van het samenvallen van raads- en provinciale verkiezingen de Kamer nog geen wetsvoorstel heeft ontvangen en zij voorshands van de huidige regeling uitgaat, die er op neer komt dat de eerste reguliere verkiezingen na de herindeling, dus in 2006, plaatsvinden.

De voorzitter van de commissie,

De Cloe

De griffier van de commissie,

Coenen


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Schutte (GPV), Te Veldhuis (VVD), ondervoorzitter, De Cloe (PvdA), voorzitter, Van den Berg (SGP), Van de Camp (CDA), Scheltema-de Nie (D66), Van der Hoeven (CDA), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), Oedayraj Singh Varma (GL), Dankers (CDA), Hoekema (D66), Rijpstra (VVD), Cornielje (VVD), O. P. G. Vos (VVD), Rehwinkel (PvdA), Luchtenveld (VVD), Wagenaar (PvdA), De Boer (PvdA), Duijkers (PvdA), Verburg (CDA), Rietkerk (CDA), Halsema (GL), Kant (SP), Balemans (VVD).

Plv. leden: Rouvoet (RPF), Van Beek (VVD), Zijlstra (PvdA), Ravestein (D66), Van Wijmen (CDA), Augusteijn-Esser (D66), Balkenende (CDA), Barth (PvdA), Gortzak (PvdA), Rabbae (GL), Wijn (CDA), Dittrich (D66), Cherribi (VVD), Nicolaï (VVD), Van den Doel (VVD), Van Oven (PvdA), Brood (VVD), Apostolou (PvdA), Kuijper (PvdA), Belinfante (PvdA), Mosterd (CDA), Eurlings (CDA), Van Gent (GL), Poppe (SP), Essers (VVD.

Naar boven