26 898
Energierapport 1999

27 400-XIII
Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) voor het jaar 2001

nr. 28
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 24 juli 2001

De vaste commissie voor Economische Zaken1 heeft op 4 juli 2001 overleg gevoerd met minister Jorritsma-Lebbink van Economische Zaken over:

– de positie van Warmtekrachtkoppeling (WKK) (26 898, 27 400-XIII, nr. 27);

– de Europese richtlijn op het gebied van duurzame energie (EZ-01-344).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw De Boer (PvdA) merkt op dat de in de brief aangekondigde verhoging van de afdrachtskorting wel voldoende is om de variabele kosten te dekken, maar niet om de overige kosten te dekken, die onvermijdelijk gemaakt moeten worden om de centrales draaiende te houden. Als hierdoor centrales moeten sluiten, gaat dat ten koste van het milieu.

In de brief stelt de minister dat als een centrale sluit en er energie wordt geïmporteerd, de CO2-uitstoot omlaag gaat, die toegerekend wordt aan de producent. Deze redenering zou ertoe leiden dat alle centrales wel kunnen sluiten en er alleen energie geïmporteerd hoeft te worden om aan de CO2-reductiedoelstelling te voldoen. Bovendien is milieu niet alleen een nationaal probleem, maar ook een internationaal probleem. Het is niet de bedoeling dat de WKK in ernstige problemen geraakt, maar de argumenten van COGEM hierover zijn moeilijk op waarde te schatten. Mevrouw De Boer vraagt om voor Prinsjesdag in overleg met de sector met een plan te komen om de WKK overeind te houden.

Het gebruik van methaan dat bij stortplaatsen wordt opgewekt, wordt zonder discussie als duurzaam beschouwd, maar bij de Europese richtlijn over duurzame energie is er enige discussie ontstaan over het percentage groene stroom bij het gebruiken van energie uit afvalcentrales. Deze dient als kwalitatief hoogwaardig beschouwd te worden, omdat zij kan en moet worden benut. Het is wel van belang om bij de realisering van de doelstellingen zichtbaar te maken welk percentage uit de centrales komt en welk percentage uit andere bronnen.

De heer Van den Akker (CDA) herinnert eraan dat zijn fractie in 1999 tegen de wijziging van de Elektriciteitswet heeft gestemd, omdat zij verwachtte dat de ontwikkeling van warmtekrachtkoppeling hierdoor zou worden belemmerd. In de brief van de minister van 23 mei staat dat er nauwelijks wordt geïnvesteerd in nieuwe WKK-installaties, maar dat de overcapaciteit op de Europese elektriciteitsmarkt op termijn zal verdwijnen, waardoor de mogelijkheden voor WKK verbeteren, terwijl een toename van het geïnstalleerd WKK-vermogen volgens een onderzoek van ECN waarschijnlijk is. In werkelijkheid worden er echter bedrijven stilgelegd of afgeschakeld of gaan zij failliet. In de brief wordt de nadruk gelegd op de variabele kosten, maar bij de WKK moeten de kosten van afschrijving en rente ook gedekt kunnen worden.

De WKK-installaties leveren een belangrijke bijdrage aan het terugdringen van de CO2-uitstoot. De stelling dat toenemende import leidt tot minder productie van elektriciteit en minder CO2-uitstoot en daardoor ten goede komt aan de CO2-reductiedoelstelling is formeel juist volgens de regels van Kyoto, maar zij houdt in dat er milieuvriendelijke centrales worden gesloten, terwijl er bruinkoolstroom wordt geïmporteerd, waarvan het klimaat de dupe is. Over het inkopen van vuilere stroom over de grens, waardoor de productie van milieuvriendelijke stroom onmogelijk wordt gemaakt, moeten Europese afspraken worden gemaakt.

Een andere redenering van de minister is dat de stroom in het buitenland ook duurder wordt, als daar meer elektriciteit wordt geproduceerd en er meer CO2-uitstoot is, omdat zij op termijn ook aan de Kyoto-doelstelling moeten voldoen. De heer Van den Akker vreest dat tegen die tijd niet alleen de WKK-installaties, maar ook de Nederlandse elektriciteitscentrales die op gas worden gestookt, zijn stilgelegd of zelfs ontmanteld.

De in de brief voorgestelde maatregelen moeten direct worden uitgevoerd om te voorkomen dat de situatie voor de WKK-installaties nog slechter wordt. Daarnaast zijn er noodmaatregelen nodig ter overbrugging van de periode totdat er structurele maatregelen kunnen worden genomen. Deze structurele maatregelen houden in een toetsing van de exploitatiekosten van de WKK, waarbij wordt uitgegaan van de marktprijs van gas en elektriciteit, terwijl het vereiste Senter-rendement moet worden verlaagd van 60 naar 55%. De heer Van den Akker is van mening dat een structurele oplossing alleen kan worden gevonden door een integraal waarderingssysteem voor de milieukwaliteit van WKK-installaties in te voeren.

In de breed gesteunde motie van 22 maart 2000 heeft de heer Van den Akker gevraagd om te bevorderen dat het voordeel van de uitgespaarde netkosten terechtkomt bij de decentrale opwerkers. Op vragen van de heer Van den Akker heeft de minister bij brief van 11 juni geantwoord dat in de tariefcode van de DTe wordt aanbevolen dat netbeheerders een financiële compensatie geven voor de uitgespaarde netkosten, met name lagere transportverliezen, maar er is nog maar één netbeheerder die dit doet. De DTe heeft de bevoegdheid om een regeling op te stellen voor een ambtshalve wijziging van de tariefcode. De heer Van den Akker vraagt of de minister deze mogelijkheid wil benutten.

De korting op de REB-afdracht bij WKK-stroom van 0,75c/kWh voor alle WKK-stroom die aan het net wordt geleverd, is onvoldoende. In Duitsland wordt een korting van 3,5 Pfennig gegeven, zonder dat er problemen ontstaan met Brussel. De WKK-installaties zouden ook achter de meter korting moeten krijgen, omdat zij een belangrijke bijdrage leveren aan terugdringing van de CO2-uitstoot.

In de Gaswet is een artikel opgenomen over toetsing van de tarievencode voor gas en elektriciteit ter vermijding van milieuonvriendelijk handelen. Is de minister van plan om invulling te geven aan dit artikel?

Over de Europese richtlijn merkt de heer Van den Akker op dat verbrandingsafval ook als duurzame energie kan worden beschouwd, mits daarbij de ladder van Lansink wordt gehanteerd.

De heer Blaauw (VVD) merkt op dat er veel subsidie is toegekend aan de ontwikkeling van warmtekrachtkoppelingsinstallaties, die een bijdrage kunnen leveren aan energievoorziening met minder CO2-uitstoot en een hoger rendement. Zowel de kleine WKK-installaties in de landbouw als de grote WKK-installaties staan onder druk door de liberalisering. Er worden wel maatregelen genomen, maar uit informatie van de sector blijkt dat deze onvoldoende zijn.

De heer Blaauw is van mening dat de maatregelen wel wat mogen kosten, maar dat zij voorzien moeten zijn van een horizon en de sector de mogelijkheid moeten geven om in te spelen op de nieuwe situatie. De oudere WKK-installaties met een lager rendement moeten wellicht worden gesaneerd, terwijl andere WKK-installaties gehandhaafd kunnen worden. Het probleem kan volgens de COGEM op korte termijn worden opgelost door de ondersteuning te verhogen tot circa 3,5 Pfennig, zoals in Duitsland.

De heer Blaauw is het niet eens met het voorstel van de heer Van den Akker om de rendementseis te verlagen naar 55%. De beste WKK-installaties moeten worden beloond en de minder goede kunnen dan niet meer aan het spel deelnemen.

Er is 100 mln gulden besteed aan WKK in de tuinbouw, waarvoor speciale voorzieningen zijn gecreëerd bij de Gaswet. Dit bedrag kan als verloren worden beschouwd. Het verdient de voorkeur om in plaats van subsidie een certificaat voor verhandelbare vermeden CO2-uitstoot in te voeren, waardoor installaties met een hoger rendement meer bijdragen, terwijl andere bedrijven dat kunnen afkopen. Alle WKK-installaties kunnen hiervan profiteren, terwijl de overheid de energiesector niet langdurig hoeft te ondersteunen.

Bij de Europese richtlijn moet ook aandacht worden besteed aan het groenboek, waarin de functie van kernenergie in Europa wordt onderstreept. De Europese Commissaris De Palacio heeft laten weten dat kernenergie tot 2040 een wezenlijke bijdrage zal vormen aan de energievoorziening in Europa. De kerncentrales in andere landen blijven langer in gebruik. De heer Blaauw is van mening dat het tijd is om de discussie hierover te hervatten.

De heer Van Walsem (D66) merkt op dat zijn fractie kernenergie afwijst, zolang er geen oplossing is voor het probleem van kernafval. Hij is wel een voorstander van WKK-installaties en wil al het mogelijke doen om te zorgen dat zij kunnen blijven draaien. Er is verschil van mening over de toerekening van variabele kosten en andere kosten tussen de eigenaren van WKK-installaties en het departement, maar dat moet opgelost kunnen worden.

De verbeteringsvoorstellen van de minister zijn nog niet toereikend. Als WKK wordt betrokken bij de Kyoto-doelstelling is er waarschijnlijk in Brussel geen bezwaar tegen het stimuleren hiervan. Op korte termijn is de grootste kosteneffectiviteit te behalen met verhandelbare emissies, waarbij installaties met veel CO2-reductie worden beloond. Op die manier krijgen alle WKK-installaties die een bijdrage leveren, een evenredige stimulering. Het probleem dat WKK-installaties in de tuinbouw voornamelijk worden gebruikt voor elektriciteit, zodat het milieurendement lager is dan bij andere installaties, wordt bij deze structurele oplossing ook weggewerkt. Het leidt wellicht tot investeringen, als duidelijk is dat er in 2003 een systeem wordt ingevoerd met een beloning voor vermeden CO2-uitstoot. In de tussentijd moet worden geprobeerd de rentabiliteit van de WKK-installaties te verbeteren. Bij de start van de WKK-installaties werd een Senter-rendement van 55% gehanteerd. Veel WKK-installaties zitten net tussen 55% en 60%. Als deze eis voor twee jaar naar 55% wordt gebracht, zijn er veel installaties mee geholpen. Een andere mogelijkheid is het doorberekenen van de besparing op de netkosten. De heer Van Walsem ondersteunt het voorstel om de REB-afdrachtskorting te verhogen van 1,25 naar 3,5 c/kWh. De financiering kan soepel worden geregeld, omdat er door de hoge gasprijs 800 mln gulden meer inkomsten zijn gegenereerd door de WKK-installaties.

De fractie van D66 is voorstander van de Europese richtlijn, waarbij energie opgewekt uit afvalverbranding als duurzame energie wordt gekenmerkt en spreekt de hoop uit dat Demkolec daarvan kan profiteren.

De heer Poppe (SP) constateert dat er 20% meer WKK nodig is om de CO2-afspraken te kunnen halen. De voorstanders van liberalisering huilen krokodillentranen over de toestand van de warmtekrachtkoppeling en zoeken een oplossing bij kernenergie, maar er is nog maar voor veertig jaar uranium en het afvalprobleem is nog steeds niet opgelost.

De WKK-centrale in Borculo is failliet en vele andere draaien alleen in de piekuren en worden in de daluren afgekoppeld. Hierdoor neemt het aandeel van de import van vuile stroom relatief toe en wordt er 3 miljoen ton extra CO2 geproduceerd. De WKK vormt 40% van de stroomvoorziening. Dat is een substantieel deel, dat niet in gevaar moet worden gebracht. De vraag is of de stroomprijs zich zal herstellen, nu de gasprijs die is gekoppeld aan de aardolieprijs, heel hoog is.

De heer Poppe meldt dat hij, als hoofd inkoop energie van zijn thuisadres, op 22 juni een brief kreeg van EON Benelux Energy BV. Dit bedrijf, dat vroeger Preussen Elektra heette, heeft de EZH overgenomen. In die brief staat niets over groene stroom. Er staat in dat elektriciteit overal gelijk is en dat het verschil zit in de voordelen. Hij merkt op dat er alleen op prijs wordt geconcurreerd en dat dit ten koste gaat van de milieudoelstellingen bij Nederlandse centrales, die zeer efficiënt zijn, ook als het geen WKK-installaties zijn.

Er was een glastuinbouwproject met een WKK- en een ureuminstallatie, waardoor CO2 als groeigas gebruikt kon worden. De heer Poppe had hierover bij de begrotingsbehandeling vragen gesteld aan minister Pronk, die hierover contact zou opnemen met minister Jorritsma. Wordt dit project gesteund?

De COGEM heeft voorgesteld om 20% van de WKK-stroom als groene energie aan te merken, omdat de WKK-installaties 20% meer rendement opleveren dan andere installaties. Er wordt een subsidie voorgesteld, zodat de WKK enige tijd kan overleven. Een subsidie van een halve cent en driekwart cent is te weinig om WKK rendabel te maken, omdat er zeker 3,5 c/kWh voor nodig is. Er is toegezegd dat kleine en middelgrote WKK-installaties 1 c/kWh extra krijgen. Komt het experiment waarbij CO2 wordt gezuiverd met een ureuminstallatie hier ook voor in aanmerking?

De kern van het probleem is de import als gevolg van liberalisering, waardoor bedrijven zoals EON Benelux proberen de goedkoopste energie te leveren. Er kunnen ook nog allerlei vrije jongens proberen goedkope stroom te leveren. Door het marktfundamentalisme dreigt de 40% WKK-energievoorziening afgebroken te worden. De WKK is nu afhankelijk geworden van de subsidies van een welwillende minister, maar straks zit er misschien een die er helemaal niets voor voelt. De import van vuile stroom moet worden belast en de opbrengst daarvan moet terechtkomen bij de WKK om de import van vuile stroom te beperken. Het is hypocriet om hier kerncentrales te sluiten en wel kernenergie uit andere landen te importeren. De redenering in de brief dat de toegenomen import ertoe leidt dat er in Nederland minder elektriciteit wordt opgewekt en minder CO2 wordt uitgestoten, is niet zinvol. De heer Poppe vraagt de minister of zij bereid is de WKK-installaties te steunen totdat zij weer rendabel kunnen draaien.

Mevrouw Vos (GroenLinks) sluit zich aan bij de kritiek op deze passage in de brief van de minister: «Door de toegenomen import wordt er in Nederland minder elektriciteit opgewekt en wordt er minder CO2 uitgestoten. Dit komt ten goede aan de Nederlandse CO2-doelstelling.» Hiermee wordt gesuggereerd dat de minister tevreden is als de doelstelling op papier wordt gehaald en dat het er niet toe doet hoe de situatie in werkelijkheid is.

Het gaat slecht met de WKK. In de brief van de minister staat dat dit wordt veroorzaakt door de dynamiek van de liberalisering en dat de lage prijs de consument ten goede komt. Mevrouw Vos is van mening dat de minister actief beleid moet voeren om de energie- en klimaatdoelstellingen te realiseren en niet steeds achter de feiten aan moet hollen. Er wordt een afdrachtskorting voorgesteld van 1,25 c/kWh, maar dit is te weinig volgens de sector. Volgens COGEM is er 3,5 c/kWh nodig. Er zijn grote bedrijven met WKK-installaties die worden stilgezet, omdat zij goedkope, vuile stroom uit het buitenland kunnen halen, maar zij hebben ook een benchmarkconvenant afgesloten waarbij zij prestaties moeten leveren. Er zijn energiebedrijven die een eigen verantwoordelijkheid hebben om een bijdrage aan de milieudoelstellingen te leveren. Er zijn veel WKK-installaties die failliet gaan of worden teruggeregeld, waardoor een zorgvuldig opgebouwde infrastructuur om schone energie te leveren ten onder dreigt te gaan. Als er wordt gewacht tot er geen overcapaciteit meer is op de energiemarkt, is de kans groot dat deze installaties nooit meer draaien.

Op korte termijn moet worden bekeken wat de CO2-winst is van een WKK-installatie, omdat er grote onderlinge verschillen zijn. Op basis daarvan kan er een REB-korting worden gegeven. Het is belangrijk om WKK-installaties te belonen voor de CO2-winst die zij opleveren, waarbij een installatie die meer CO2-uitstoot heeft, een heffing moet betalen. Dit systeem zou ook voor grootverbruikers moeten gelden. Op welke termijn kan zo'n systeem over de hele linie worden ingevoerd?

Als de import tot milieuproblemen leidt, kun je concluderen dat er geen extra importcapaciteit moet zijn. Bij de import moet voorrang worden gegeven aan groene energie en schone fossiele energie. Er is een motie aangenomen om in Europees verband afspraken te maken over milieukwaliteitseisen van stroom, zodat bruinkool en kernenergie alleen worden geïmporteerd als het echt niet anders kan. Er is ook een motie aangenomen om de bespaarde netverliezen bij centrale en decentrale opwekking te verrekenen in het transporttarief. Dat systeem moet snel van de grond komen, omdat het voordelig kan zijn voor WKK en andere vormen van decentrale opwekking.

Zolang er nog geen systeem is om de CO2-winst te beoordelen, kan er tijdelijk meer dan 1,25 c/kWh afdrachtskorting worden toegekend. Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen grote en kleine WKK, die met grotere problemen te kampen heeft. In Duitsland wordt 3 Pfennig per kWh gegeven, en dat wordt via een heffing door iedereen betaald. Dit wordt mogelijk gemaakt door artikel 24 van de richtlijn voor staatssteun van de Europese Commissie. Het is redelijk dat alle verbruikers bijdragen aan het in de markt houden van schone WKK-stroom.

Bij de Europese richtlijn voor duurzame energie is besloten dat het organische afval dat in de afvalverbranding wordt meegenomen, als groene stroom mag worden gedefinieerd. Hierdoor komt de duurzame verwerking van organisch afval door composteren onder druk te staan en wordt het verbranden van huishoudelijk afval bevorderd. Het is beter om het organisch afval te verbranden met energieterugwinning, waarbij een gedifferentieerde REB-vrijstelling kan worden gegeven.

Het antwoord van de regering

De minister is een groot voorstander van de Europese richtlijn voor duurzame energie. Nederland heeft een compromis gezocht tussen het voorstel om de verbranding van al het afval tot duurzame energie te bestempelen en het voorstel van het Europees Parlement om afvalverbranding daarvan uit te sluiten. Het organisch deel van het afval mag worden gebruikt als biomassa, maar dit mag alleen worden gesteund als de hiërarchie van de ladder van Lansink daarbij wordt gehandhaafd.

Er is 24 peta-Joule afkomstig van de AVI's, omdat de helft van alle afval organisch afval is dat kan worden gebruikt als duurzame energie. Deze 12 peta-Joule maakt 30% uit van de duurzame-energieproductie. Met de vrijmaking van de energiemarkt per 1 juli zijn er duizenden klanten bijgekomen. Als er dan niet geleverd kan worden, ontstaan er grote problemen, maar tegelijkertijd moet worden voorkomen dat er onnodig veel afval wordt verbrand, omdat daaruit energie gehaald kan worden. Er moet een balans worden gezocht tussen het gebruik van afval voor compost en het verbranden van het overige afval, waarvan ongeveer de helft organisch is.

Volgens de rekenregels van het Klimaatverdrag wordt de Nederlandse CO2-emissie verlaagd door import, zodat het mogelijk is om door import te voldoen aan de doelstelling van een reductie met 6%. Hierbij moet een onderscheid worden gemaakt tussen de korte en de lange termijn en tussen wenselijkheid en feitelijkheid. Import is geen structurele oplossing, omdat het probleem op die manier op het buitenland wordt afgewenteld. De buurlanden zullen ook eisen stellen aan CO2-emissie en de milieukosten vroeg of laat in rekening moeten brengen. De minister verwacht dat er op langere termijn een CO2-waardering voor elektriciteit wordt opgesteld door de Europese Unie, waarbij de in de richtlijn voorgestelde etikettering een eerste stap is. De prijs van energie van kolen en bruinkool moet dan ook worden aangepast. Als landen de mogelijkheid krijgen om 15% bij te dragen, zoals Duitsland heeft voorgesteld, wordt er subsidie gegeven om kolenmijnen in stand te houden. De doelstellingen van een level playing field en schonere stroom worden hiermee niet gediend.

In Nederland wordt gestreefd naar een kwalitatief hoogstaande elektriciteitsvoorziening, met een efficiënt gebruik van energie en zo min mogelijk CO2-uitstoot. Er kan wel een tijdelijk noodverband worden aangelegd om de WKK-sector enige tijd overeind te houden. Uitvoering van de motie over vermeden netverliezen zou leiden tot een verschuiving van kosten. Als de WKK-exploitanten korting krijgen, wordt dat in rekening gebracht bij de eindgebruikers. Hoewel EnergieNed in eerste instantie van mening was dat de motie niet uitvoerbaar is, heeft hierover toch overleg plaatsgevonden met de DTe. Een kansrijk voorstel is om de WKK-exploitant de uitgespaarde netkosten, investeringen en netverliezen te laten aantonen, zodat de netbeheerder op basis daarvan korting kan geven. Hiervoor wordt een model ontwikkeld door de WKK-exploitanten in overleg met de netbeheerders. Het voordeel is dat er geen aanpassing van de tarievencode voor nodig is. Volgend jaar vindt de evaluatie plaats van de tarievencode door DTe, waarna eventueel ingrijpende wijzigingen kunnen worden aangebracht. De minister is van mening dat er zo snel mogelijk een oplossing moet worden gevonden.

Een verhoging van de extra afdrachtskorting naar 3,5 c/kWh zou leiden tot een ondersteuning met f 300 per vermeden ton CO2 per jaar, terwijl er normaal gesproken gemiddeld eenmalig f 50 per vermeden ton CO2 wordt geïnvesteerd. Als het gaat om zulke grote bedragen, moeten zij worden afgewogen tegen andere mogelijkheden voor de vermijding van CO2, die in de Klimaatnota zijn genoemd.

Bij de kosteneffectiviteit moet worden betrokken dat de vaste kosten door geen enkele producent kunnen worden doorberekend, zelfs niet door kolen- of kerncentrales, omdat de prijs van elektriciteit is gedaald tot 3 of 4 c/kWh, zodat er een vechtmarkt is ontstaan. Ondersteuning van WKK werkt ook binnen de WKK-sector marktverstorend, omdat de oudste WKK-installaties ervan profiteren, terwijl de nieuwe installaties die nog niet afgeschreven zijn, er extra nadeel van ondervinden.

Een andere mogelijkheid die door COGEM is genoemd, is om de rendementseis vooruitlopend op de CO2-waardering te verlagen naar 55%. De rendementseis is de maatstaf om goede van slechte WKK te onderscheiden en weerspiegelt de stand van de techniek. Tot 1991 was het 55%; van 1992 tot 1996 60%; in 1997 65%; in 1998 en 1999 70% en in 2000 65%. Omdat oude installaties worden gemoderniseerd, neemt het rendement toe. Een rendement van 55% wordt ook door gascentrales gehaald, terwijl zij niet voor deze vorm van ondersteuning in aanmerking komen. De minister van VROM is ook van mening dat de grens moet worden gehandhaafd op 60%.

De CO2-waardering is bedoeld om differentiatie binnen het fiscale regime mogelijk te maken, waarbij installaties met een hoog rendement meer ontvangen van de 300 mln gulden die beschikbaar is voor de ondersteuning met 1,25 c/kWh. Het is van belang om aan het begin van de liberalisering van de elektriciteitsmarkt een goed systeem van certificaten voor groene stroom op te zetten. Het is buitengewoon complex om de verschillende WKK-installaties daarbij te betrekken, omdat de CO2-reductie die samenhangt met de draaiuren en de warmtekrachtverhouding, nog niet eenduidig vastgesteld kan worden. Er is een onderzoek gestart naar de CO2-index. Daarbij moet ook worden bepaald hoe de CO2-voorsprong van gascentrales op kolencentrales en van kerncentrales boven gascentrales wordt gewaardeerd.

De minister is wel bereid tot overleg met de WKK-sector over een correctie voor milieufactoren, maar er moet een level playing field blijven. De vergelijking met Duitsland gaat niet op, omdat er verschillen zijn in wetgeving, fiscale structuur en marktstructuur. In Nederland wordt veel energie uit gas gehaald. In Duitsland is er sprake van WKK bij oude bruinkoolinstallaties voor blok- en stadsverwarming, die weinig rendement opleveren en mede daarom gesteund moeten worden. Er was een inputheffing voor WKK die nu wordt opgeheven. In Duitsland worden ook afspraken gemaakt over prijzen voor WKK-stroom, maar de minister is daar geen voorstander van. De lage prijzen zijn niet de enige oorzaak van faillissementen, maar vaak de druppel die de emmer doet overlopen. Het is niet de bedoeling om met overheidssteun failliete bedrijven, zoals de Berkelcentrale, overeind te houden. Deze centrale wordt na het faillissement, wanneer een deel van de lasten zijn verdwenen, waarschijnlijk weer opgestart.

Het streven is om elke WKK-exploitant in staat te stellen op z'n minst in de piekuren te concurreren op basis van de variabele kosten, waarbij de kosten over het geheel van pieken en dalen worden gedekt. Er zijn WKK-bedrijven die een ongezonde financiële basis hebben. Een voorbeeld hiervan zijn de joint ventures van energiebedrijven en warmteafnemers, waarbij de marktrisico's van de WKK bij de papieren joint venture zijn neergelegd. Als deelnemers uit de joint venture stappen, omdat zij er geen belang meer bij hebben, wordt de WKK-centrale het kind van de rekening en mag de schulden bij de bank inlossen. Hierdoor kunnen grote problemen ontstaan, maar een moderne centrale moet goed geëxploiteerd kunnen worden.

Het eigen gebruik van energie achter de meter heeft allerlei voordelen voor een onderneming, zoals vermeden net- of transportkosten, de capaciteitsvergoeding en andere operationele voordelen. Door ECN en de WKK-sector is berekend dat de omvang van deze voordelen groter is dan de REB-korting van 1,25 c/kWh. Omdat er geen REB wordt betaald over het eigen verbruik, kan daar ook geen korting op worden gegeven. Het eigen gebruik achter de meter is bovendien oncontroleerbaar, omdat het niet wordt gemeten. Om deze redenen is het niet mogelijk en niet wenselijk om het gebruik van schone energie achter de meter te subsidiëren.

Met de tuinbouwsector is een regeling afgesproken om brandstofcompensatie door kleinschalige WKK te stimuleren. Er was 100 mln gulden beschikbaar voor de afdrachtskorting bij de REB gedurende twee jaar. Deze wordt omgezet in een meer structurele regeling, die is genotificeerd in Brussel. Zij zal met terugwerkende kracht tot 1 januari 2001 in werking treden, zodra zij is goedgekeurd.

Het CO2-project voor tuinders van Eneco en Shell, waar Eneco uit is gestapt, is wel kansrijk bij de volgende tender voor het CO2-reductiefonds, als deze of andere partijen daartoe een voorstel doen.

In de raadswerkgroep energie van de Europese Commissie is besloten om begin volgend jaar te komen met een voorstel voor een WKK-richtlijn, maar dan kan het nog wel twee jaar duren, voordat deze van kracht wordt.

De liberalisering heeft mede tot gevolg dat marktconforme of fiscale instrumenten, zoals de REB, moeten worden ingezet om overheidsdoelen te bereiken. Vroeger werden er subsidies verstrekt op investeringen, maar dat was niet altijd even efficiënt, zoals blijkt uit de MAP-evaluatie of de bakstenenproblematiek. Bij een energiegebruik van 100 miljoen kWh per jaar leidt elke cent prijsdaling tot een miljard lagere kosten voor afnemers in Nederland ten opzichte van de beschermde markt, terwijl er nog imperfecties zijn op de Europese markt, omdat er grote overcapaciteit is gerealiseerd. De overheid is niet degene die hierbij aan de knoppen moet draaien, maar er moet wel gezocht worden naar instrumenten om de WKK binnen zekere grenzen te helpen overleven.

Er zijn wel plannen voor duurzame, milieuvriendelijke energieproductie, zoals de PKB windpark nearshore. De minister merkt op dat er in de gemengde stroomvoorziening steeds meer duurzame energie zal zitten. Er moet ook worden afgesproken dat de groencertificaten van andere landen vergelijkbaar zijn met die van Nederland. In principe moet de economische allocatie via prijzen plaatsvinden, maar daarnaast kan er via het FES gebruik worden gemaakt van de aardgasbaten. Hiervoor is 300 mln gulden beschikbaar en dat moet optimaal worden ingezet. Er wordt naar gestreefd om de meting van het CO2-rendement hierbij een rol te laten spelen. De minister acht het niet realistisch om hiervoor een bijdrage van bijna een miljard gulden per jaar te vragen.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw De Boer (PvdA) merkt nogmaals op dat het wishful thinking is om te zeggen dat er CO2-reductie plaatsvindt als er meer wordt geïmporteerd. Als de minister dat niet wilde zeggen, moet de tekst van de brief op dat punt worden aangepast. Het is belangrijk om snel te komen tot een regeling voor uitgespaarde netkosten, zoals de minister heeft toegezegd in haar brief aan COGEM. In de Elektriciteitswet was de mogelijkheid opgenomen van een heffing op transport van energie die ten goede zou komen aan duurzame energie en WKK. Deze mogelijkheid is afgeschaft, omdat de REB daarvoor in de plaats kwam, maar deze biedt onvoldoende stimulans voor WKK. Mevrouw De Boer vraagt de minister om dit probleem nader te bekijken. De rendementseis voor WKK-centrales moet niet verder worden verlaagd. De discussie moet ook niet te sterk worden toegespitst op CO2-emissies, maar op milieuwinst in het algemeen, omdat kernenergie er anders heel gunstig bij afsteekt.

De heer Van den Akker (CDA) is van mening dat de minister alleen argumenten aanvoert om niets te doen voor de WKK, die een wezenlijke bijdrage levert aan een schone energievoorziening en CO2-reductie. Een geliberaliseerde markt lijkt er alleen maar toe te leiden dat de regering geen maatregelen kan nemen, afgezien van een overeenkomst tussen DTe en EnergieNed over netverliezen. Het probleem is dat het importeren van vuile stroom uit het buitenland ten koste gaat van milieuvriendelijke installaties. Als er moet worden gewacht op maatregelen uit Brussel, zijn die installaties allang ontmanteld. De heer Van den Akker vraagt de minister om in overleg met de sector voor eind september met een plan te komen voor effectieve ondersteuning van WKK, zonder dat hierbij gedacht moet worden aan grootscheepse subsidie voor failliete bedrijven.

De heer Blaauw (VVD) juicht de doelstelling toe om te komen tot certificaten voor vermijdbare CO2-uitstoot. Deze is volgens de minister moeilijk te kwantificeren, terwijl zij bij een verhoging van de afdrachtskorting tot 3,5 c/kWh meteen kan uitrekenen dat deze tussen f 300 en f 350 per vermeden ton CO2 per jaar kost. Voor de land- en tuinbouw was er een subsidie voor twee jaar van 1,5 c/kWh; 0,5 REB-afdrachtskorting en1 c/kWh voor kleine WKK van het ministerie van LNV. Als er nu 0,75 c/kWh REB-afdrachtskorting wordt gegeven, vormt deze feitelijk een achteruitgang. Naar aanleiding van de toevoeging van de minister dat de eerdere subsidie tijdelijk was, voor twee jaar, terwijl deze structureel is, vraagt de heer Blaauw of hiertegen geen bezwaren zijn bij de Europese Commissie.

De heer Van Walsem (D66) sluit zich aan bij de instemming met certificaten voor vermeden CO2-uitstoot, waarbij kosteneffectiviteit en andere milieuaspecten moeten worden betrokken. De alternatieven voor fossiele brandstof zijn op langere termijn zeer beperkt, zodat er ook moet worden gewerkt aan reductie van het energiegebruik, bijvoorbeeld van verwarmingsinstallaties. De heer Van Walsem is van mening dat de Kyoto-doelstelling daarmee makkelijk kan worden gehaald.

De heer Poppe (SP) merkt op dat het soortelijk gewicht van de bakstenen, die zijn aangevoerd als voorbeeld van falen van de overheid, is toegenomen na de liberalisering. Hij vindt het niet terecht dat Nederland hierbij voorop wil lopen binnen Europa. Een hoogtechnologische ontwikkeling zoals WKK dreigt ten onder te gaan, omdat er op de energiemarkt alleen op prijs wordt geconcurreerd, en moet met 300 mln gulden overeind worden gehouden, zodat er voor dat bedrag geen investeringen in verbeteringen kunnen worden gedaan. De overheid kan met veel geld een beetje bijsturen, maar dat heeft niet veel effect, terwijl de markt niet aanspreekbaar is als er iets niet goed gaat. Door tegen te gaan dat de grootverbruikers goedkope vuile stroom uit het buitenland halen kan de WKK rendabel worden en neemt het soortelijk gewicht van de bakstenen af. De techniek van vroeger goed functionerende nutsbedrijven wordt daardoor beter gewaardeerd.

Mevrouw Vos (GroenLinks) merkt op dat liberalisering en privatisering ertoe leiden dat er alleen wordt geconcurreerd op een marge van 3 c/kWh of nog minder en dat er veel meer aandacht moet worden besteed aan het tegengaan van de schadelijke effecten hiervan voor het milieu. Zij vraagt de minister om zich binnen Europa sterk te maken voor milieukwaliteitseisen voor stroom en daaraan verbonden heffingen of importbeperkingen. Het instrument van de heffing op het net is uit de Elektriciteitswet gehaald, terwijl daarmee een impuls kan worden gegeven aan schone stroom.

Mevrouw Vos vraagt meer informatie over het plan om te komen tot een CO2-waarderingssysteem binnen het bestaande fiscale regime. Het is belangrijk om de rendementseisen te handhaven, want daar gaat het uiteindelijk om. Het is wel ingewikkeld om de CO2-winst van de elektriciteitsvoorziening te koppelen aan de REB of groencertificaten, maar het is noodzakelijk omeen systeem te ontwikkelen waardoor milieudoelstellingen worden doorberekend in de prijs en op een liberale markt overeind kunnen worden gehouden. Mevrouw Vos merkt op dat de uitgespaarde REB-afdrachtskorting nog niet aan de WKK-producenten is toegekend.

De minister antwoordt dat de REB-afdrachtskorting met terugwerkende kracht tot 1 januari wordt uitgekeerd, als de Europese Commissie hiermee heeft ingestemd. Er is enige vertraging ontstaan, omdat de oorspronkelijke bedoeling was om te komen tot een differentiatie voor kleinschalige en grootschalige systemen.

Er komt geen nieuw plan van aanpak, omdat er al een pakket maatregelen is. Er zijn wel aanvullingen mogelijk wat betreft de CO2-differentiatie en de uitgespaarde netkosten, waarop wordt ingegaan in de brief over het overleg met COGEM die de Kamer in september wordt toegestuurd. Het budget van 300 mln gulden per jaar wordt zo effectief mogelijk ingezet binnen de randvoorwaarden van de Europese Unie. Nederland loopt niet voorop bij het liberaliseren van de elektriciteitsmarkt, omdat andere landen hiermee veel verder zijn, maar wel bij de liberalisering van de groene stroom. De druk op nieuwe productiecapaciteit wordt hierdoor naar de mening van de minister vergroot.

Bij de uitwerking van de CO2-index wordt een centrale zonder WKK als referentie gebruikt. Vervolgens wordt het CO2-voordeel van een WKK-centrale ten opzichte van de referentie bepaald en het CO2-verschil in financiële termen gewaardeerd.

Er was een projectvoorstel ingediend bij de LNV-tender voor de stimulering van duurzame energie in de glastuinbouw, maar andere projecten hadden een betere prijs-kwaliteitsverhouding wat betreft de CO2-opbrengst. Hierover is uitgebreid gesproken in het algemeen overleg over de glastuinbouw.

De reden waarom de transportheffing voor duurzame energie is afgeschaft en vervangen door de REB is dat hiermee een scheiding van taken tot stand wordt gebracht. De milieuheffing op transportkosten is met grote instemming van de Kamer afgeschaft, omdat zij niet past in het systeem van de geliberaliseerde markt. Transportkosten zijn in rekening te brengen bij marktpartijen, terwijl het milieu bij de overheid in rekening gebracht kan worden. Hieraan kan alleen iets worden gedaan uit de algemene middelen of door een specifieke heffing, zoals de REB.

De REB-vrijstelling is een goed middel, dat op grote schaal wordt gebruikt om duurzame energie te bevorderen. De bestaande en nog te bouwen windenergie kan hiermee rendabel worden geëxploiteerd, zodat duurzame energie op een marktconforme manier wordt bevorderd. De REB bevordert zuinig energiegebruik, omdat de prijs van energie hoger is dan de marktprijs en de externe kosten van de energievoorziening erbij worden betrokken, zodat mensen worden gestimuleerd om bijvoorbeeld hun huis beter te isoleren.

Grote bedrijven zijn niet onderhevig aan de REB, maar zij worden via benchmarking gedwongen om te investeren. In de industrie wordt veel meer energie bespaard dan bij de huishoudens, omdat de ondernemingen daar ook voordeel uit halen.

Er is wel wat te zeggen voor differentiatie op grond van milieubesparing bij de belastingheffing. Deze kan niet alleen worden gekoppeld aan CO2-reductie, omdat er ook rekening moet worden gehouden met andere aspecten, zoals de voor- en nadelen van kernenergie. Er is een voorstel voor een richtlijn van de Europese Commissie voor het etiketteren en ontbundelen van stroom. Dat kan alleen op Europees niveau, omdat er geen eisen gesteld kunnen worden als de stroom niet geïdentificeerd kan worden. Nederland heeft hierover inmiddels afspraken gemaakt, waarmee is voldaan aan deze richtlijn. Bij die discussie kunnen verschillende mogelijkheden voor steun voor het milieu aan de orde komen.

Met de passage over de import en de CO2-doelstelling is geen oordeel uitgesproken over of dit goed of slecht is, maar wordt alleen geconstateerd dat dit gebeurt. Iedereen is het erover eens dat het niet wenselijk is om veel stroom te importeren om op die manier aan de CO2-doelstelling te voldoen. Als de minister dat van plan was, zou zij geen fiscale stimulans voorgesteld hebben. De afspraken voor CO2-reductie houden echter wel in dat het voordeel oplevert als de stroom elders wordt geproduceerd. De minister is van mening dat hierover in Europees verband moet worden nagedacht.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Biesheuvel

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken,

Tielens-Tripels


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Blaauw (VVD), Biesheuvel (CDA), voorzitter, Witteveen-Hevinga (PvdA), Leers (CDA), Voûte-Droste (VVD), ondervoorzitter, Rabbae (GroenLinks), Hessing (VVD), Giskes (D66), Marijnissen (SP), Crone (PvdA), Van Dijke (ChristenUnie), M.B. Vos (GroenLinks), Van Walsem (D66), Hofstra (VVD), Wagenaar (PvdA), Stroeken (CDA), De Boer (PvdA), Van den Akker (CDA), Geluk (VVD), Ravestein (D66), Verburg (CDA), Blok (VVD), Hindriks (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Bolhuis (PvdA).

Plv. leden: Snijder-Hazelhoff (VVD), Atsma (CDA), Wijn (CDA), Klein Molekamp (VVD), Vendrik (GroenLinks), De Swart (VVD), Van den Berg (SGP), Poppe (SP), Kuijper (PvdA), Van Middelkoop (ChristenUnie), Van der Steenhoven (GroenLinks), Schimmel (D66), Van Baalen (VVD), Herrebrugh (PvdA), Van der Hoeven (CDA), Smits (PvdA), De Haan (CDA), Van Beek (VVD), Bakker (D66), Schreijer-Pierik (CDA), Udo (VVD), Hamer (PvdA), Koenders (PvdA), Schoenmakers (PvdA).

Naar boven